Al het geestelijke moet zich voltooien. Het moet, om zo te zeggen, tot de hoogste ontplooiing gebracht worden en zich tot een graad van rijpheid ontwikkelen, waarin het waardig is om zich met de eeuwige Godheid te verenigen. Om dat te begrijpen, moet de mens al een bepaalde geestelijke graad bereikt hebben. Hij moet in geestelijke waarheden binnengedrongen zijn en moet de ontwikkeling van de mens, zijn opdracht en zijn doel al zo ver geleerd hebben te begrijpen, dat hij nu begint te vermoeden, waartoe God Zijn schepselen van eeuwigheid af bestemd heeft.
Hij zal nu met volle ijver en uit eigen beweging het geestelijke in zich de rijpheid willen geven. Hij zal onafgebroken aan zichzelf werken om zijn geest in deze toestand van volmaaktheid te brengen. Maar hij zal nu ook met versterkte tegenstand te strijden hebben, omdat juist het bestaan van zo’n strijd buitengewoon bevorderlijk is voor de ziel. Het overwinnen van verzoekingen van allerlei soort, het zich staande houden in alle verzoekingen en niet in de laatste plaats het berusten in alle beproevingen, is een klimmen van trede naar trede om tot volmaaktheid te komen.
En de ziel moet deze strijd helemaal alleen uitvechten. Nooit kan een ander geestelijk wezen haar die opdracht uit handen nemen of voor haar vervullen, maar steeds alleen met bijstand behulpzaam zijn als deze hulp bewust gevraagd wordt. Dus geen ziel kan door bescherming een graad van rijpheid, die hem niet toekomt, bereiken. Ze moet integendeel volop werkzaam zijn en de haar gegeven opdracht volledig vervullen, als haar dan ook het loon, de eeuwige zaligheid en de vereniging met de goddelijke Vader, die voor zo’n streven vastgesteld is, gegeven moet worden.
Dus is het geestelijke wezen in de mens, de ziel, wel met de grootste verantwoordelijkheid belast geworden. Maar ze heeft ook het grootste loon te verwachten. Ze moet alle arbeid verrichten om daarvoor iets onuitsprekelijk heerlijks te ontvangen. En ze is zonder twijfel in het leven op aarde aan grote gevaren blootgesteld, maar de genadeschenkingen helpen om deze gevaren te verminderen en te overwinnen, zodat de ziel de haar gestelde opdracht heel goed kan vervullen, als het haar ernstige wil is en ze in staat is zich de onvergelijkbare zaligheid voor te stellen. Haar is immers geen andere mogelijkheid geboden om in het eeuwige rijk van de vrede binnen te gaan. Van eeuwigheid af is het het besluit van de Vader, dat Hij Zijn schepselen tot aan God gelijke wezens wil vormen, die met Hem, binnen Zijn wil, eens het heelal moeten besturen en voortdurend de hoogste zaligheid genieten.
Amen
VertalerTudo espiritual deve se aperfeiçoar.... Ela deve, por assim dizer, ser levada ao mais alto desenvolvimento e crescer até um grau de maturidade no qual seja digna de unir-se à Deidade eterna. Para compreender isto, o ser humano já deve ter atingido um certo nível espiritual.... Ele deve ter penetrado em verdades espirituais e deve ter aprendido a compreender o desenvolvimento do ser humano, sua tarefa e seu objetivo, a tal ponto que agora começa a sentir o que Deus destinou Suas criaturas a fazer desde a eternidade. Ele agora vai querer dar maturidade à substância espiritual dentro dele com zelo total e por sua própria vontade; ele vai trabalhar constantemente sobre si mesmo a fim de colocar seu espírito naquele estado de perfeição.... Mas agora ele também terá de lutar com resistência crescente, porque precisamente a existência de tal luta é extraordinariamente benéfica para a alma. A vitória sobre tentações de todo tipo, afirmando-se em todas as tentações e, por último mas não menos importante, a rendição a todas as provas é uma ascensão de passo em passo para alcançar a perfeição. E a alma tem que travar esta batalha sozinha, nenhum outro ser espiritual pode jamais aliviá-la da tarefa ou cumpri-la para ela, mas só pode ajudar com assistência se essa assistência for conscientemente solicitada. Assim, nenhuma alma pode alcançar um grau de maturidade através de uma proteção que não merece; ao contrário, deve ser plenamente ativa e cumprir completamente a tarefa estabelecida para receber a recompensa que é estabelecida para tal esforço.... beatitude eterna em união com o Pai divino. Assim, a entidade espiritual no ser humano, a alma, foi certamente sobrecarregada com a maior responsabilidade, mas também tem de esperar a maior recompensa.... tem de fazer todo o trabalho para receber em troca coisas indizivelmente gloriosas, e está sem dúvida exposta a grandes perigos na vida terrena, mas as dádivas da graça ajudam a reduzir e superar esses perigos, para que a alma possa cumprir muito bem a tarefa que lhe foi dada, se tiver uma vontade séria e for capaz de imaginar a incomparável bem-aventurança..... mas de outra forma não tem oportunidade de entrar no reino eterno da paz, e é decisão eterna do Pai que Ele quer educar Suas criações vivas em seres semelhantes a Deus que um dia governarão o universo com Ele e em Sua vontade e continuamente desfrutarão da mais alta felicidade.....
Amém
Vertaler