Vergelijk Kundgabe met vertaling

Meer vertalingen:

Geestelijke blindheid – Moeitevolle arbeid van de geestelijke wezens

In de nacht van de geest is elk besef uitgesloten. De onwetenden verzetten zich voortdurend. Ze verlangen niet naar het licht, want ze geloven het niet nodig te hebben, want in hun blindheid hebben ze alleen maar belangstelling voor dat, wat in strikte tegenstelling staat tot het ware besef. Ze zijn er van overtuigd dat ze het zonder geestelijke kennis kunnen redden. Alle geestelijke vraagstukken ervaren ze veel eerder als een last, waaraan ze zich willen onttrekken, doordat ze zich ver weg houden van alles wat hen zou kunnen hinderen in het huidige denken. En dientengevolge ontstaat er een geestelijke leegte bij deze mensen. Hun aardse leven neemt hen volledig in beslag en ze gaan blind door de schepping van God. Nergens horen ze de stem van de Heer of slaan ze er acht op. Hoe meer deze toestand de overhand neemt, des te bedenkelijker zijn de gevolgen die het naar zich toe trekt.

In onbeschrijfelijk moeizame arbeid worstelen de geestelijke krachten nu om zulke in duisternis smachtende zielen. Het werkzaam zijn van deze geestelijke krachten is zowel zichtbaar als onzichtbaar. Ze brengen degenen, die elkaar onderwijzen, samen, ze leiden de gedachten en zijn verheugd, wanneer er acht op hun inwerkingen geslagen wordt en de mens zich gewillig laat leiden. Wanneer hij uitvoert, waar het hart hem toe drijft, wanneer hij zonder tegenstand toegeeft aan de geestelijke opwelling in zich en zich voor korte tijd van de aarde verwijdert.

Dit gaat zo buitengewoon moeilijk, dat er vaak lange tijd voorbijgaat voordat het mensenkind aan de geestelijke oproep om zich van het puur materiële te scheiden, gehoor schenkt. Het verzet is soms zo geweldig, dat het inwerken van de geestelijke krachten zonder succes is en de dwalende ziel nog meer in zware nood verkeert, die de mens niet als zodanig herkent en daarom de kommervolle toestand van de ziel niet verhelpt. En zo gaat tijd na tijd voorbij en waar er geen mogelijkheid is om het gemoed van een mens te veranderen, daar helpen de geestelijke wezens elkaar in gemeenschappelijke samenwerking.

Ze proberen elke aardse vreugde te verstoren. Ze grijpen in hun nood naar een middel, dat schijnbaar liefdeloos is en toch alleen maar van de grote liefde van de geestelijke wezens voor de schepselen van de aarde getuigt. Ze laten in elk plezier bittere druppels vallen. Ze veroorzaken als het ware, dat ook aardse vreugden geen volkomen vervulling van aardse verlangens zijn. En zo leggen ze de bodem voor innerlijke ontevredenheid, die steeds groter wordt, naargelang het mensenkind meer weerstand tegenover het werkzaam zijn van de geestelijke vrienden zet.

In samenhang daarmee zal alle levensvreugde smakeloos en leeg lijken. De ziel zal rusteloos heen en weer dwalen. Ze zal zoeken, waar ze totale vervulling kan vinden. Ze zal de aardse vreugden als vergankelijk herkennen en pas dan aan geestelijke vragen aandacht schenken. En wanneer na lange moeizame arbeid de vrienden uit het hiernamaals dit succes kunnen noteren, is hun vreugde onbeschrijfelijk, want pas nu is de ziel gered en ontvankelijk voor alles wat hen van boven toekomt.

Maar nu is de geest in staat om een belangrijk licht te verspreiden en daar, waar voordien de diepste duisternis was, zal er helderheid zijn en de geestelijke blindheid zal voor het helderste inzicht wijken. Juist daar, waar men in de diepste kennis gelooft te staan, is vaak een procedure toegevoegd om het denken van de mensen te veranderen. De weinigen, die het juiste inzicht hebben, zijn vaak niet in staat om hun geestelijke kennis op hen over te dragen. Ze stuiten op tegenspraak, en hun gave, ofschoon graag aangeboden, wordt niet aangenomen. De hemelse waarheid wordt niet goed herkend. Er wordt geen rekening mee gehouden dat een door en door geestelijke instelling de voorwaarde is voor het besef van de goddelijke wijsheid.

De gaven van boven dringen alleen als zodanig de harten van de mensen binnen, wanneer aan de voorwaarde van het verlangen daarnaar voldaan is. Het hart van degene die zich in zijn innerlijk verdiept en tegelijkertijd de vlucht in de oneindigheid maakt, die de eeuwige Godheid probeert te doorgronden en zich daarbij diep deemoedig aan Hem overgeeft, die in het leven op aarde een ander doel herkent dan alleen maar de vervulling van het aardse doel, die elke gebeurtenis op aarde alleen vanuit een geestelijk standpunt beschouwt, is in staat om de goddelijke gave op te nemen. Hij zal spoedig al het aardse van het geestelijke scheiden. Hij zal twee werelden herkennen, maar steeds de ene als middel tot het doel; tot het uitrijpen voor de tweede, de geestelijke wereld.

Wel moet de liefde alles doorstromen. Ze moet al het handelen in het leven op aarde bepalen. Ze moet zonder ophouden werken, opdat de geest door de liefde levend wordt, opdat de mens door de liefde vrij wordt. Maar de liefde zal steeds geven, maar nooit zal de liefde voor bezit overheersen. Maar de ware liefde zal tegelijkertijd afstand doen nemen van de materie en dus een scheiding van de materie. En het geestelijke streven zal nimmer aardse doelen betreffen, maar alleen de vereniging met God als de eeuwige liefde.

Zoek daarom niet in een volmaakte toestand op aarde het laatste doel. Voor de mensheid is en blijft de aarde wat ze altijd was. De verblijfplaats, waar de ziel door weerstand moet rijpen voor haar eigenlijke bestemming. Waar ze beseffen moet, dat alleen het geestelijke rijk haar ware thuis is, waar ze zonder ophouden naar moet streven.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Peter Schelling

(Continuation du Nr. 767) - la cécité spirituelle - Fatigant travail des êtres spirituels

Dans la nuit de l'esprit toute connaissance est exclue, les ignorants se rebellent continuellement, ils ne désirent pas la Lumière, car ils croient ne pas en avoir besoin, parce que dans leur aveuglement ils ont le sens seulement pour une chose qui est absolument contraire à la vraie connaissance, ils sont convaincus qu'ils peuvent parvenir au but sans connaissance spirituelle, ils ressentent tous les problèmes plutôt comme un poids auquel ils veulent se soustraire, tandis qu’ils se tiennent loin de tout ce qui pourrait déranger les pensées qu’ils avaient jusqu'à présent. Et par conséquent il s’établit dans ces hommes un vide spirituel. Ils sont entièrement occupés par leur vie terrestre et marchent comme des aveugles à travers la Création de Dieu en n’entendant pas ou en ne s'occupant d'aucune façon de la Voix du Seigneur. Plus cet état prend le dessus, plus ils auront à faire face à des conséquences préoccupantes. Les Forces spirituelles luttent en faisant un travail incroyablement fatigant pour de telles âmes qui languissent dans l'obscurité. Leurs activité est visible et invisible, elles guident ensemble ceux qui s'instruisent, elles guident leurs pensées et elles se réjouissent lorsque les hommes s’occupent de leurs action et qu’ils se laissent mener volontairement lorsqu’ils exécutent ce à quoi leur cœur les pousse lorsqu’il cède sans résistance au mouvement spirituel en lui et pour quelques instants s’éloigne spirituellement du monde terrestre. Ceci est si extraordinairement fatigant que, souvent il se passe beaucoup de temps avant que le fils terrestre écoute l'exhortation spirituelle de se séparer de ce qui est purement matériel. Il offre une résistance si importante que l’action des Forces spirituelles est sans succès et l'âme continue à errer et à se trouver dans une grave misère que l'homme ne reconnaît pas comme telle et donc il n'aide pas l'âme à sortir de cet état atroce. Ainsi il se passe un temps après l'autre où il n'y a aucune possibilité de changer la mentalité d'une personne, là les êtres spirituels se regroupent pour aider. Ils cherchent à déranger chaque joie terrestre. Pour leur besoin ils se servent d'un moyen qui apparemment manque de tendresse mais témoigne du grand amour des êtres spirituels pour les créatures terrestres. Dans chaque joie ils font couler des gouttes amères, et font de sorte que même les joies terrestres ne soient pas une satisfaction définitive des désirs terrestres, et ainsi ils mettent à la base une insatisfaction intérieure, qui augmente toujours plus lorsque la résistance des fils terrestres s’oppose à l’action des amis spirituels. Tout ce qui est en rapport avec ces joies de la vie apparaîtra insipide et vide, l'âme erre inquiète ici et là, elle cherchera où trouver une satisfaction définitive, elle reconnaîtra les joies terrestres comme caduques et seulement alors elle portera son attention aux questions spirituelles, et si après un long travail fatigant les amis de l'au-delà peuvent enregistrer ce succès, leur joie est indescriptible, parce que maintenant l'âme est sauvée et réceptive à tout ce qui lui arrive d'en haut. Et maintenant l'esprit peut répandre considérablement sa Lumière, et il y aura une lueur là où auparavant il y avait une très profonde obscurité, et la cécité spirituelle sera changée en une connaissance plus claire. Vraiment là où l’homme se croit dans le plus profond savoir, il est souvent opportun de mettre en œuvre un processus pour transformer la pensée de l'homme. Les quelques-uns qui le reconnaissent vraiment, ne sont souvent pas en mesure de transmettre ce savoir spirituel; ils se heurtent à des objections, et leur Don, même s’ils l’offrent volontiers, n'est pas accepté. La Vérité céleste n'est pas bien reconnue, il n'est absolument pas tenu compte de la prédisposition spirituelle, bien qu’elle soit une condition préalable pour reconnaître la divine Sagesse. Les Dons d'en haut pénètrent dans le cœur de l'homme seulement en tant que tels lorsque la prémisse est justement le désir spirituel. Celui qui plonge dans son plus profond intérieur et fait en même temps un vol dans Infini, celui qui cherche à sonder l’éternelle Divinité mais en faisant cela d’une manière profondément humble, celui qui dans la vie terrestre reconnaît un autre but que seulement la satisfaction de la destination terrestre, celui qui observe chaque événement sur la Terre seulement du point de vue spirituel, son cœur est réceptif pour le Don divin. Vite il se séparera de tout ce qui est terrestre au profit de ce qui est spirituel, il reconnaîtra deux mondes, mais l'un toujours comme moyen dans le but du mûrissement pour le second: le monde spirituel. L'amour doit s’écouler à travers tout, dans la vie terrestre il doit déterminer chaque acte, il doit agir sans arrêt pour qu'à travers l'amour l'esprit devienne vivant, pour qu'à travers l'amour l'homme devienne libre. Mais l'amour doit toujours donner, l'amour ne doit jamais prédominer en vue de la possession. Le vrai amour cependant sera en même temps un renoncement et donc une séparation de la matière; et la tendance spirituelle ne sera jamais plus tournée vers des buts terrestres, mais seulement vers l'unification avec Dieu en tant qu’éternel Amour. Donc ne cherchez pas ce dernier but dans un état de perfection sur la Terre. La Terre est et restera pour l'humanité ce qu’elle a toujours été: le lieu de séjour où l'âme doit mûrir à travers des résistances pour reconnaître sa vraie destination, et elle doit reconnaître que sa vraie Patrie est seulement dans le Royaume spirituel auquel elle doit aspirer sans arrêt.

Amen

Vertaler
Vertaald door: Jean-Marc Grillet