• Terug

Arbeid van de geestelijke krachten - Innerlijk leven - Hek - Barmhartigheid van God - Noodzakelijkheid van lijden

Het ligt in de macht van de Allerhoogste ganse werelden te laten ontstaan en het is voor Hem eveneens mogelijk alles in het niets op te lossen. Maar wat uit God is, zal nooit vergaan. En al raakt de aarde met haar bewoners in de diepste duisternis verstrikt, dan zal ze toch nooit vernietigd worden, maar de goede krachten zullen meteen proberen alle wezens op aarde weer terug te winnen. Ze zullen een eindeloze strijd aanbinden met alle krachten die dit streven van de goede geestelijke krachten tegenwerken. Dit voornemen zal zich evenwel over duizenden jaren uitstrekken, toch houdt de goddelijke liefde nooit op. En deze liefde zorgt ervoor dat er geen enkel wezen zich voor eeuwig van de hoogste Godheid verwijdert, maar dat het geleidelijk aan weer zijn uitgangspunt nadert, ook al duurt het werkelijk eindeloos lang. Het staat buiten kijf dat de geestelijke krachten hierbij in situaties komen, waar al hun moeite en arbeid uitzichtloos lijkt. Toch kunnen ze door hun volmaaktheid de moeilijkste problemen aanpakken. Ze kunnen de mens in alles inwijden, zowel op aards als op geestelijk gebied. Ze kunnen hem vooreerst tot een mens omvormen die bekwaam is te denken en te oordelen, hem vragen in het hart leggen die hij probeert te doorgronden. Ze kunnen hem de wonderen van de schepping aanschouwelijk maken zodat de geest in hem actief wordt. En nadat een mens zo is voorbereid, komen ze bij hem met de belangrijkste opdracht van het leven.

Ze richten zijn bewustzijn naar boven, naar de eeuwige Schepper. En in de goed onderlegde mens begint nu het innerlijke leven te ontwaken, een zoeken en vragen, een tasten en voelen. En als de mens zover is gekomen, dan is hij niet meer verloren voor de eeuwigheid. Dan plaatst de hemelse Vader zelf hem in de positie zijn innerlijk leven te verzorgen, opdat het groeit en gedijt en vrucht draagt. Wie deze graad eenmaal bereikt heeft, kan niet meer terugvallen, want hij heeft van het brood des levens gegeten en zal daar eeuwig naar verlangen en toch ook verzadigd worden. Alleen voor de vermoeide en de trage is de weg omhoog enorm zwaar. Want zoals hij niets onderneemt om zijn lichaam niet te belasten, zo laat hij ook de ziel in voortdurende passiviteit, wat gelijk is aan de dood. Want een geestelijk werkzame mens is als het ware bij een levensbron, waar hij rijkelijk verfrissing vindt, maar voor de trage mens zal er net zoals in een woestijn geen verkwikking te vinden zijn. Hij gaat er steeds achteloos aan voorbij, heeft geen enkel verlangen naar geestelijke sterking en zijn ziel is daardoor voortdurend behoeftig, zolang zijn lichaam zonder goddelijke genade leeft. Dan verlaat de ziel haar omhulsel niet zo gemakkelijk. Dit is in zekere zin als een hek dat slechts door de barmhartigheid en liefde van anderen te openen is.

Wanneer nu de mens zich niet waardig maakt voor deze barmhartigheid, kan hem ook geen bijstand verleend worden. Toch is wederom de kleinste daad van liefde voldoende om de ziel de barmhartigheid en de liefde van God te laten toekomen. In de sfeer van de wereld aan gene zijde kan alleen de barmhartigheid en de liefde helpend ingrijpen, want de ziel is uit eigen kracht tot niets in staat. Ze moet slechts de wil hebben zich van de materie af te scheiden en naar boven verlangen. Anders is ze echter volledig op de liefde van andere geestelijke wezens of op het gebed van de mensen op aarde aangewezen, terwijl het aardse bestaan haar elke dag of elk uur mogelijkheden biedt, voor zichzelf een liefdesveld te bebouwen, dat wederom voor haar leven aan gene zijde rijkelijk vrucht draagt en ze daar geen gebrek hoeft te lijden. Ofwel verlaat de ziel het aardse leven met een schat aan onvergankelijke goederen, zoals daar zijn de liefdeswerken aan de naasten.

Ofwel staat ze volledig leeg voor de toegangspoort van de eeuwigheid en gedenkt berouwvol wat ze verzuimd heeft op aarde. Haar hulpeloze toestand is zo vreselijk bedrukkend, dat ze - als de mensheid daarvan zou weten - nooit zo hard zou zijn geworden om voor haar ziel deze toestand te bereiden.

Maar of het hun ook gezegd wordt, ze geloven het niet en ze blijven zoals voorheen niet voor rede vatbaar. Want alle mededelingen van gene zijde verstoorden hun levensgenot en daarom ontkennen ze liever alles en zetten ze zich met gemak over dingen heen die uit het onzichtbare rijk komen. De wereld wil hard aangepakt worden. Met alle liefde en goedheid alleen richt de goddelijke Heiland niets uit, want deze stem van liefde horen ze niet of negeren ze met opzet. Daarom kunnen er nu nog slechts zulke gebeurtenissen hulp bieden, die de rust van de mens verstoren, zodat hij zich dan pas bewust wordt dat hij niet zomaar op aarde leeft, maar dat alles zijn weloverwogen grond en einddoel moet hebben.

Als God niet in Zijn liefde gehoord wordt, dan moet Hij de mens Zijn macht laten voelen, zodat daardoor de weerstand gebroken wordt en hij de grootheid inziet van Degene die hem geschapen heeft.

Amen

Trabalho das Forças Espirituais.... Vida interior.... Grid.... Misericórdia de Deus.... Necessidade de tristeza....

Está no poder do Altíssimo deixar que mundos inteiros venham a existir.... E também é possível que Ele dissolva tudo em nada, mas aquilo que é de Deus nunca passará, e mesmo que a Terra e seus habitantes se enredem na mais profunda escuridão nunca será destruída, ao contrário, as forças boas tentarão imediatamente reconquistar todos os seres na Terra. Uma luta sem fim será travada contra todos aqueles poderes que se opõem a este esforço das boas forças espirituais. Tal esforço, contudo, durará milênios, mas o amor divino nunca cessará, e esse amor não fará com que nenhum ser se afaste eternamente da mais alta Deidade, mas que se aproxime gradualmente do seu ponto de partida, ainda que durante um período de tempo verdadeiramente infinitamente longo. Não há dúvida de que os poderes espirituais chegam a situações em que todo o seu esforço e trabalho parecem desesperançados, mas podem abordar os problemas mais difíceis em virtude da sua perfeição.... eles podem iniciar o ser humano em tudo, tanto na esfera terrena como na espiritual.... podem primeiro treiná-lo para se tornar uma pessoa capaz de pensar e julgar, podem colocar-lhe questões no coração que ele tenta sondar.... eles podem tornar claras para ele as maravilhas da criação, para que o espírito nele se torne activo.... e depois de uma pessoa ter sido preparada desta forma, eles abordam-no com a tarefa mais importante da vida.... Eles direcionam sua mente para cima em direção ao Criador eterno, e agora começa um despertar da vida interior no ser humano terrestre bastante pré-formado.... uma pesquisa e questionamento.... um apalpamento e uma sensação. E quando o ser humano chegou até aqui, então ele não está mais perdido para a eternidade, então o próprio Pai celestial o coloca em condições de nutrir essa vida interior para que ela cresça e prospere e dê frutos. Quem já chegou a esta fase não pode mais cair para trás, pois comeu pão de vida e o desejará eternamente e ainda assim também será saciado. Só a subida é imensamente difícil para o cansado e preguiçoso, pois assim como ele nada faz para expor seu corpo a nenhum esforço, assim também deixa a alma em constante inatividade, que é igual à morte. Pois uma pessoa espiritualmente ativa está, por assim dizer, na fonte da vida onde encontrará abundante refresco, mas, como em um deserto, nenhum refresco acenará para a pessoa preguiçosa, ela só passará descuidadamente.... não tem qualquer desejo de fortalecimento espiritual, e sua alma está, portanto, constantemente em necessidade, enquanto o corpo estiver esgotado da graça divina. Assim, a alma não deixa a sua concha tão facilmente. (15.9.1938) De certa forma, isto é como uma malha que só pode ser aberta através da misericórdia e do amor dos outros..... Se o ser humano não se faz digno desta misericórdia, também não pode ser ajudado, mas mais uma vez o menor ato de amor é suficiente para conceder à alma a misericórdia e o amor de Deus. Na esfera do além só a misericórdia e o amor podem intervir para ajudar, pois a alma é incapaz de fazer nada por si só.... só tem de ter vontade de se separar da matéria e desejo de ascender.... Mas, caso contrário, depende completamente do amor de outros seres espirituais ou das orações de pessoas terrenas, enquanto que a existência terrena lhe dá oportunidades diárias ou horárias para cultivar um campo de amor por si mesmo que dará frutos abundantes para a sua vida no além novamente, e não precisa passar fome lá. Ou a alma deixa a vida terrena com um tesouro de bens imperecíveis, tais como obras de amor ao próximo.... Ou fica completamente vazio diante do portão de entrada para a eternidade e lembra-se remorsamente do que perdeu na terra. O estado de impotência deles é tão extremamente opressivo que, se a humanidade soubesse disso, eles nunca seriam tão endurecidos a ponto de preparar este estado para a sua alma.... Mas mesmo que lhes seja dito, eles não acreditam e continuam a não ser ensinados, pois todas as mensagens do além perturbam seu prazer de viver, e por isso preferem negar tudo e facilmente ignorar as coisas que vêm do reino do invisível. O mundo quer ser tocado duramente.... só com todo amor e bondade o divino Salvador não alcança nada, pois eles não ouvem essa voz de amor ou a ignoram deliberadamente.... então só tais eventos ainda podem trazer ajuda que abalem a calma do ser humano, para que só então ele perceba que não vive arbitrariamente na Terra, mas que tudo tem de ter a sua razão bem pensada e o seu propósito final.... Se Deus não é ouvido no Seu amor, Ele deve deixar o ser humano sentir o Seu poder para que a resistência seja quebrada e Ele reconhecerá a grandeza d'Aquele que o criou....

Amém