In Zijn ganse lijdenstijd was niemand op aarde de Heer en Heiland zo toegenegen als Zijn groep discipelen, die Hem liefhadden en Hem graag ver van elk leed gehouden zouden hebben als het in hun macht had gelegen. Hoewel velen zich om Hem schaarden, was er toch maar een kleine kring zo doordrongen van Zijn goddelijkheid, dat ze in Hem hun meester, hun goddelijke Schepper herkenden. En waar al het licht van Hem in hun harten vloeide, werd spoedig ook de minste twijfel verstikt. Spoedig zagen ze in de goddelijke voltooiing van hun wezen het enige doel van hun leven.
In de zuiverheid van Zijn hart herkende iedereen zeer spoedig dat het enige belangrijke op aarde was Hem na te volgen. Ze begrepen dat niemand van hen deze volmaaktheid kon bereiken wanneer de Heer Zelf Zijn genade niet voortdurend over hen liet komen. En verder begrepen ze hoe belangrijk het voor het bereiken van de volmaaktheid was om elkaar in liefde te dienen. Hun streven ging er nu naar uit in de diepste deemoed en zelfvernedering zich de genade van God waardig te maken.
Ze verlieten alles. Ze gaven de wereld op en leefden slechts in Zijn leer die de Heiland hun gaf in de dagelijkse omgang met hen. Zo heeft geen andere gebeurtenis dan het voortdurende vertoeven in Zijn nabijheid het tot stand gebracht dat hun harten vervuld werden met overgrote Liefde voor de Heiland en dat hun kennis van goddelijke wijsheden groter werd, hoe langer ze hun Meester meemaakten en kenden. Ze ontvingen met het hart en God gaf hun de kracht en genade alles te kunnen vatten wat Hij hun bood. Want ze zouden zonder de hulp van de Heer nooit bekwaam geweest zijn in deze wijsheden de weg te vinden. Zonder de goddelijke opheldering zouden ze zich de grootheid van de Heer nooit duidelijk en aanschouwelijk bewust zijn geworden. En bijgevolg zouden ze hun Leermeester nooit als de Zoon van God aanvaard hebben, als hun geest niet verlicht was geworden door het goddelijke licht.
De Heer kwam hun menigmaal te hulp bij benauwdheden van de geest, steeds wanneer ze zich zwak voelden, daar de Heer alleen de liefde zag die Zijn leerlingen voor Hem waardig maakte. Bijgevolg verliet Hij de zijnen niet en gaf hun troost op elk moeilijk moment, maar Hij eiste ook hun ganse inzet wanneer Hij er niet meer zou zijn, wanneer Hij teruggekeerd was naar dat wat Zijn Vader is.
Want de aarde droeg in die tijd een volk dat enorm van levensbelang was. Het was de stam die voor de verbreiding van de christelijke leer, het ware christendom, uitgekozen was. Dit was het joodse rijk. Zijn verlangen dit volk te redden uit de nood van de ziel, vond geen weerklank bij dit volk. Het lachte Hem uit en hoonde Hem. Het was in buitengewoon sterk aantal vertegenwoordigd om de ondergang van deze Godenzoon te bewerkstelligen en liet zich er nooit toe bewegen het geloof aan Hem als aan de Afgezant van God aan te nemen. Het zag in Hem een vijand van hun leringen. Het zag in Hem niets meer dan een buitengewoon begaafde redenaar die Zijn gaven om te spreken gebruikte om het volk afvallig te maken van de leer van de voorvaderen.
En aangezien ze in zonden en obsceniteiten volhardden, kon hun geest ook niet tot verlichting komen. Ze wezen elke Liefde van de Heer af en vergolden deze met smaad en uiteindelijk met het voornemen Hem van het leven te beroven. En Zijn mildheid en goedheid vergaf hen. Met engelengeduld wees Hij hun op hun woorden, want Zijn hart keerde zich naar iedereen toe en probeerde hen te redden. Maar de almacht van God liet deze mensen hun wil opdat het Woord vervuld werd dat de Heer op de wereld was gekomen om de mensheid te verlossen.
Amen
VertalerIn tutto il Suo tempo di sofferenza non c’era sulla Terra nessuno così devoto al Signore e Salvatore come la Sua schiera di discepoli, che Lo amava ed avrebbe volentieri tenuto lontano da Lui ogni sofferenza, se fosse stato nel loro potere. Per quanti si schieravano anche intorno a Lui, solo una piccola schiera era così compenetrata dalla Sua Divinità, che riconoscevano in Lui il loro Maestro, il loro divino Creatore, e dove tutta la Luce fluiva da Lui nei loro cuori, era presto anche soffocato il minimo dubbio. Nel perfezionamento divino del loro essere vedevano presto l’unica meta della loro vita. Ognuno riconosceva molto presto nella Purezza del Suo Cuore, che seguire Lui era ben l’unica cosa importate sulla Terra, riconoscevano, che nessuno di loro poteva raggiungere questa perfezione, se il Signore Stesso non lasciava del continuo venire su di loro la Sua Grazia, ed ancora riconoscevano, quanto era importante il servire nell’amore per il raggiungimento della perfezione. Il loro tendere ora mirava a rendersi degni nella più profonda umiltà ed auto abnegazione della Grazia di Dio, abbandonavano tutto, hanno rinunciato al mondo ed ora vivevano nella Sua Dottrina, che il Salvatore trasmetteva loro frequentandoli giornalmente. Così nessun altro avvenimento che dimorare costantemente nella Sua Vicinanza ha compiuto, che i loro cuori venivano colmati con un ultragrande amore per il Salvatore, che aumentava il loro sapere sulle Sapienze divine, più a lungo sperimentavano e riconoscevano il loro Maestro. Accoglievano con il cuore, e Dio dava loro la Forza e la Grazia di poter afferrare ciò che Egli offriva loro. Perché senza l’Aiuto del Signore non sarebbero mai stati capaci di orientarsi in queste Sapienze, senza l’illuminazione divina per loro non si sarebbero mai resi chiaramente conto e contemplabile la Grandezza del Signore, e perciò non avrebbero mai riconosciuto il loro Maestro come il Figlio di Dio, se non fosse stato illuminato il loro spirito dalla Luce divina. Più sovente il Signore veniva loro in Aiuto nell’oppressione dello spirito, quando si sentivano deboli, perché il Signore vedeva solo l’amore, che Gli rendeva preziosi i Suoi discepoli. In seguito a ciò Egli non abbandonò i Suoi e diede loro conforto in ogni ora difficile, ma pretese anche da loro tutto l’impegno, quando Egli non Fosse più, quando Lui ritornava a Colui Che E’ Suo Padre. Perché la Terra portava a questo tempo un popolo immensamente importante di vita. Era la tribù, che era eletta per la diffusione della Dottrina cristiana, del vero Cristianesimo, era il regno giudaico. Il Suo Desiderio di salvare questo popolo dalla miseria dell’anima, non ha trovato in questo nessuna eco, Lo derideva e Lo scherniva, era presentato in un numero oltremodo forte, per attuare la fine di questo Figlio di Dio, e non si è lasciato mai muovere ad accettare la fede in Questo come l’Inviato di Dio. Vedeva in Lui un nemico dei suoi insegnamenti, non vedeva in Lui null’altro che un oratore straordinariamente talentato, il Quale sfruttava il Suo Dono del parlare, per rendere il popolo infedele all’insegnamento dei padri. E dato che rimaneva nel peccato e nella sporcizia, non poteva avere nemmeno l’illuminazione dello spirito, respingeva tutto l’Amore del Signore e ricompensava questo con disprezzi e l’intenzione finale, di attentare alla Sua Vita. E la Sua Mansuetudine e Benignità perdonò loro. Con una Pazienza simile ad un Angelo rimproverava il loro parlare, perché il Suo Cuore Si rivolgeva ad ognuno e cercava di salvarlo. L’Onnipotenza di Dio però ha lasciato a questi uomini la loro volontà, affinché si adempisse la Parola, che il Signore Era venuto al mondo per salvare l’umanità.
Amen
Vertaler