8756 Ook het lichaam van Jezus was door Gods wil verharde substantie

18 februari 1964: Boek 92

Laat u door Mij onderrichten en vraag Mij wat u wenst te weten, want Ik wil u in de waarheid onderwijzen, opdat u ze ook weer zult kunnen doorgeven aan degenen, die u daarom vragen. Weliswaar zult u ook alleen overeenkomstig uw bevattingsvermogen opheldering kunnen verkrijgen, maar Ik zal ook uw verstand het vermogen geven, geestelijk weten te herkennen. En dus zult u zich ook tegenover de verstandsmensen staande kunnen houden, wanneer dit nodig is. Het is voor u moeilijk te begrijpen, de lichamelijke gesteldheid van de mens Jezus in overeenstemming te brengen met de hoogste lichtgeest die naar de aarde was neergedaald, om Mij als omhulsel te dienen voor mijn menswording.

Zowel gevallen als ook niet gevallen oer-geesten gaan over de aarde in een materieel uiterlijk omhulsel, dat uit de ongezuiverde substanties van een andere oer-geest bestaat, die dus nog aan het begin van hun ontwikkeling staan.

De ziel moet zich dus tijdens haar gang over de aarde voltooien. Ze moet al het niet geestelijke uit zich verdrijven. Ze moet aan alle verzoekingen weerstand bieden, alle onzuivere aanklevingen van zich afstoten, tegen alle onzuivere aandriften en begeerten strijden, alle ondeugden veranderen in deugden. Ze moet dus haar hele wezen veranderen tot liefde.

En ze wordt voortdurend lastig gevallen door het onrijpe wezenlijke, dat de ziel weer naar beneden zou willen trekken en daar door mijn tegenstander steeds weer toe gedreven wordt. De gang over de aarde als mens is dus het laatste reinigingsproces in de materiële uiterlijke vorm en kan tot een volledig succes leiden, tot de volkomen vergeestelijking van de ziel.

Ook kan de ziel het lichaam tegelijkertijd bevrijden en vergeestelijken, wanneer ze in grootste liefde op dit onrijpe geestelijke tracht in te werken, wanneer ze het lichaam ook voor datgene probeert te winnen, wat haarzelf door de geest in haar wordt overgebracht, wanneer ze alle wereldse begeerten verstikt en steeds meer ook het lichaam ertoe tracht te brengen, de wereld geheel op te geven, wanneer dus ziel en lichaam samen zich bij de geest in zich aansluiten en de innigste band met Mij aanknopen.

Iedere mens zal deze strijd met zichzelf hebben te voeren, omdat elke materiële uiterlijke omhulling het onrijpe geestelijke is, dat nog behoort aan de tegenstander, maar waarover voor de tijd van het gebonden zijn niet rechtstreeks door hem kan worden beschikt, terwijl de ziel gedurende het aardse leven is blootgesteld aan de verzoekingen van de kant van de tegenstander en daartegen stand moet houden en het lichaam, wegens zijn onrijpheid, de ziel het streven steeds zal bemoeilijken, omdat dit onrijpe geestelijke zich nog meer in duistere sferen ophoudt. Maar de ziel kan licht ontvangen wanneer ze werkzaam is in liefde en dan zal het lichaam steeds betrokken zijn bij alles wat de ziel nastreeft. De ziel van Jezus had nu weliswaar een materieel lichaam, maar toch bestond er een verschil. Want Zijn lichaam, Zijn materiële omhulsel, behoorde aan geen enkele eens gevallen oer-geest, ofschoon het stoffelijk was. Het was dus door mijn wil verharde geestelijke substantie, die op zich door mijn tegenstander niet beïnvloed kon worden, omdat ze hem niet toebehoorde. Omdat hij over het niet gevallene geen recht kon doen gelden. Maar Jezus had een missie te vervullen.

Zijn eigen vergeestelijking te bereiken op aarde door de liefde en de smartelijke dood aan het kruis, door het werk van verlossing. Toen Zijn ziel naar de aarde afdaalde en zijn intrek nam in een lichamelijk omhulsel, werd ze in het nauw gebracht en omklemd door talloos onrijp geestelijks, dat zich door het licht voelde aangetrokken, maar dat het licht als kwelling ondervond en het trachtte uit te doven. De ziel van het licht betrad het rijk van de duisternis en moest door dit gebied heengaan en met haar licht alles trachten op te lossen en te bevrijden, wat binnen haar bereik kwam.

Al het lage geestelijke, dat zich bij haar aansloot, moest ze in liefde dulden en hulp proberen te brengen, want de grote Liefde liet de ziel van Jezus naar de aarde afdalen en deze Liefde stond de ziel ook niet af. Integendeel, Ze gebruikte die als kracht tegenover het zwakke ongelukkige dat zich aan haar vastklampte en door haar niet met geweld kon worden verdrongen, omdat Zijn liefde dit niet toeliet. En zo werd ook het lichaam door zulk onrijp geestelijks in het nauw gebracht. Het wilde alle aandriften die aan elk menselijk lichaam kleven, op het lichaam overplanten. En van buiten af, door de buitenwereld, werd de ziel eveneens belaagd door velerlei verzoekingen die in het lichaam van Jezus de natuurlijke aandriften wakker maakten, omdat Zijn lichaam niet anders was geschapen dan dat van andere mensen, ofschoon het geen satanisch gebonden substanties bevatte, maar door mijn wil zonder zonde verwekt en dus een rein vat voor mijn menswording in Hem was. Doch ter wille van het verlossingswerk reageerde het lichaam op alle aanvallen van mijn tegenstander, op alle verleidingen van buiten af, op alle menselijke verlokkingen, net als elk ander lichaam. En Jezus moest al deze aandriften in Hem overwinnen, omdat Hij de mensen het ware leven moest voorleven. En bijgevolg moest Hij elk menselijk gevoelen, elk verlangen dat de wereld gold, elke begeerte overwinnen. Hij moest weerstand bieden, alle verleidingen van zich afweren, zonder de Liefde te kwetsen. Dus Hij moest precies zo Zijn lichaam vergeestelijken als ieder ander mens. En Hij heeft deze vergeestelijking ook tot stand gebracht, waartoe de Liefde Hem de kracht gaf, die tenslotte ook het verlossingswerk volbracht.

En wederom moest de mens Jezus alle menselijke zwakheden kennen en overwinnen, omdat Hij de gehele mensheid als voorbeeld moest dienen, omdat alle mensen dit doel moeten bereiken en het ook bereiken kunnen.

En dit werk van vergeestelijking is Hem geenszins gemakkelijk afgegaan, want de verzoekingen waren bij Hem extra sterk, omdat de tegenstander zelf tegen Hem vocht, om zijn aanhang niet te verliezen.

Van de andere kant moest het menselijke uiterlijke omhulsel dat Mij zelf moest bevatten, rein en zonder zonde zijn. Dus zou Ik me niet in een lichaam hebben kunnen manifesteren, waarvan de substanties aan een Mij ontrouwe oer-geest toebehoorden.

Dat moet u duidelijk en begrijpelijk zijn. Want juist dit omhulsel moest toch voor eeuwigheden zichtbaar zijn en blijven. De eenwording van Mij, van een hoogste Lichtwezen

Mijn “eniggeboren Zoon”. En het aandeel van een gevallen geest zou nooit of te nimmer mogelijk zijn geweest. Maar na de verlossing door Jezus kan ieder gevallen wezen de eenwording met Mij voltrekken.

Maar vóór de kruisdood van Jezus had de verlossing nog niet plaatsgevonden. Dus kon de materiële uiterlijke vorm ook niet verlost zijn, wanneer ze dit nodig zou hebben gehad en dus zou Ik zelf in de mens Jezus niet werkzaam hebben kunnen zijn op aarde, zoals het echter toch het geval is geweest, want mijn geest was in Hem en openbaarde zich door wonderdaden en door mijn woord.

Laat u dus niet van de wijs brengen, wanneer u een weten wordt voorgehouden dat hiermee niet overeenstemt, maar geloof, dat u van Mij zelf de zuivere waarheid te weten zult komen, omdat Ik weet, hoe onjuist het denken van veel mensen nog is en Ik elke dwaling zal rechtzetten, zodra u Mij daar maar om vraagt.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is opgenomen in het volgende themaboekje:
Themaboekje Titel Downloaden
77 God zet dwaalleren en misvattingen recht – Deel 1 ePub   PDF   Kindle  

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations