2417 De verantwoordelijkheid van de ziel in het aardse leven

20 juli 1942: Boek 32

Welke verantwoordelijkheid de mens tegenover zijn ziel draagt in zijn leven op aarde, daarvan moet hij op de hoogte worden gebracht. En dit gebeurt door het onderrichten in de goddelijke leer, die de mens als leer van Christus wordt gegeven en die hem de duidelijke weg toont, die hij heeft te gaan. Het weten daarover moet hem worden overgebracht, daar hij anders niet ter verantwoording zou kunnen worden geroepen. Hij moet weten, dat het lichaam in staat is alles tot stand te brengen, maar dat het veel doet ten koste van de ziel. Maar alleen de ziel hoeft zich te verantwoorden en daarom moet zij de kracht opbrengen het lichaam te ontzeggen wat wel voor het lichaam bevorderlijk is, maar wat nadelig is voor de ziel. En alleen de ziel is bepalend voor dat, wat het lichaam doet. Want het lichaam zonder de ziel is dood, dus geeft de ziel dit pas het leven, omdat het willen, denken en voelen van de ziel uitgaat, dus als het ware het wezen is van de ziel. Is nu het denken, voelen en willen alleen op het lichaam gericht en wordt alleen zijn verlangen vervuld, dan moet de ziel gebrek lijden. En haar armoede zal duidelijk worden, wanneer ze zich moet verantwoorden voor haar leven op aarde. Want het lichaam vergaat en hoeft derhalve niet de gevolgen van een verkeerde levenswandel te dragen, terwijl de ziel moet lijden, beantwoordend aan haar leven op aarde. En dit moet de mens op aarde worden bekend gemaakt, opdat hij niet handelt uit onwetendheid, maar veel meer zich van zijn verantwoordelijkheid bewust is. En deze kennis verschaft hem de christelijke leer die de mens precies voorschrijft wat hij doen en laten moet; die hem de Wil van God helder en duidelijk kenbaar maakt en die hem alles voorhoudt, wat de opgave van de mens is op aarde. Leeft de mens in overeenstemming met deze christelijke leer, dan richt hij ook zijn aandacht op de vorming van zijn ziel en let hij minder op het lichaam en hij zal een verantwoording later niet meer hoeven te vrezen. Hij heeft dan in zekere mate zijn taak op aarde vervuld, namelijk zijn ziel gevormd, wat een achterstelling van het lichaam vraagt. En terwijl het lichaam weinig waardering wordt geschonken, gaat de ziel de weg van de hogere ontwikkeling. Ze slaat namelijk meer acht op de Geest in zich en wordt door deze onderwezen in alles wat voor de ziel bevorderlijk is te weten en wat haar een toestand van vergrote rijpheid oplevert. En dan hoeft ze geen verantwoording meer te vrezen. Ze leeft het aardse leven in overeenstemming met Gods Wil, omdat ze let op Zijn Stem die door de Geest in de mens tot hem spreekt. Want zodra de mens de leer van Christus op zich laat inwerken, zal hij alles doen wat Jezus Christus van de mensheid heeft verlangd. Hij zal in liefde werkzaam zijn en God en de naaste dienen. Hij zal niet onopgemerkt laten, wat God de mens in het hart legt door zijn Woord. Hij zal de goddelijke leer van de liefde als leidraad nemen voor zijn levenswandel op aarde en proberen zich tot liefde te vormen. Zijn wil en zijn doen zullen overeenstemmen en altijd gericht zijn op het goede. En nooit meer zal hij de verantwoording vrezen, want hij leeft zijn leven naar het voorbeeld van Jezus. Hij tracht Hem na te volgen en is trouw en innig met God verbonden. Hij heeft het lichaam en diens eisen overwonnen en de ziel heeft zich verenigd met de Geest in zich.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations