1753 “Mij komt de wraak toe”

27 december 1940: Boek 27

Wraak oefenen is niet juist voor God, want de mens heeft dan deel aan een schuld, omdat hij aan een boos verlangen in zichzelf toegaf en nu niet meer zuiver in het hart is. Elk gevoel van liefdeloosheid is een hindernis op de weg naar de hoogte. Daarentegen is de innerlijke strijd een vooruitgang.

Zodra de mens nu een vijandelijke opstelling ten opzichte van zijn medemens heeft en op wraak zint, geeft hij zich over aan de macht van het kwaad en hij moet nu diens wil vervullen, die steeds de toename van de liefdeloosheid betreft. En de toestand van zijn ziel is nu in gevaar gebracht, want als hij eenmaal aan het verlangen van de vijand toegegeven heeft, dan valt het hem zwaar om de liefde te beoefenen, want de wraakgedachte vergiftigt zijn gevoel.

Wat de medemens hem aangedaan heeft, is veel minder dan wat hij zichzelf nu aandoet, want het onrecht van de medemens bestond erin hem lichamelijk te beschadigen, maar hij beschadigt zijn ziel en legt nu door iedere daad van liefdeloosheid nieuwe boeien aan. Hij heeft daar geen ander voordeel van dan het gevoel van een bevredigende wraak en geeft zich daardoor over aan de macht van de tegenstander en nu de weg weer terugvinden naar werken van liefde is heel moeilijk en kan alleen maar dan mogelijk zijn, wanneer hij zijn onrecht inziet en er spijt van heeft. Maar de wraakzuchtige mens verheugt zich in zijn daad en is ver van de staat van berouw verwijderd.

De mens moet kwaad met goed vergelden. Dan verzwakt hij de macht van het kwaad, verwerft hij liefde en bevrijdt hij zichzelf en ook de tegenstander van de invloed van de slechte macht, want de tegenstander ervaart dit als een daad van liefdadigheid, voor zover hij niet heel koppig is en hij spijt heeft van zijn daad.

Maar wraak is Gods taak. En God is rechtvaardig en Hij oefent de wraak waarlijk naar verdienste. Hij kijkt in het hart van de mens en voor Hem blijft er niets verborgen. En het is Zijn wil om de mensen te verbeteren en hen hun onrecht te laten herkennen, zoals Hij degene zegent, die het onrecht van de naaste verdraagt zonder zich te verzetten of op wraak te zinnen. “Mij komt de wraak toe”, spreekt de Heer. Hij maakt daardoor Zijn wil bekend om het oefenen van wraak aan Hem over te laten, opdat jullie je ziel geen schade berokkenen, die veel groter is dan de medemensen jullie kunnen berokkenen.

Amen

Vertaald door: Peter Schelling

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations