0397 Boze gedachten - Bewuste herkenning van God - Graad van rijpheid

4 mei 1938: Boek 9

Wijk van mij, jullie slechte gedachten! Wend deze verzuchting aan wanneer je geplaagd wordt door dergelijke gedachten, wanneer je innerlijke rust begint te wankelen. Dan zul je onmiddellijk bevrijd zijn en je zult je vol vertrouwen tot de Heer kunnen wenden. Het ontgaat je dat een huidig volharden in zulke gedachten je aan de vijandige macht uitlevert en dat jij je daarom heel ernstig moet inspannen om hieraan te ontsnappen. De middelen die de vijand aanwendt om jullie te winnen zijn zo veelzijdig dat jullie werkelijk niet genoeg kunnen bidden en vechten om de aanvallen te weerstaan. Een klein woordje of een daad van liefde, hoe klein ook, bevrijdt jullie van een dergelijke macht, want de liefde is het sterkste wapen tegen al het kwaad.

Richt dus nu je volle aandacht op ons en luister: het wezen dat God geschapen heeft, blijft eeuwig onvergankelijk. Als de Geest van God dit wezen nu geheel en al wil beheersen, dan moet dit wezen niets anders zijn dan een pure lichtgestalte. Dan moet het wezen in zo’n graad van volkomenheid staan, dat de goddelijkheid daar nu bezit van kan nemen. Elk wezen is echter onderhevig aan dezelfde vrijheidswet, d.w.z.: het heeft volkomen vrijheid over zichzelf en het is in staat deze vrijheid juist te gebruiken en zich uit volledige vrije wil naar boven te wenden. Dan zal het van boven de hoogst mogelijke ondersteuning krijgen en zich zo tot een godgelijk wezen kunnen vormen.

Maar de godheid die over alles in het wijde heelal regeert, laat weer oneindig veelvormig die opwellingen op de mensen inwerken, die het bewustzijn en de drang naar het goddelijke in de mensen opwekken. Want er begint reeds een onbewuste werkzaamheid voordat het wezen zich op aarde belichaamt. De ziel vormt zich in zekere mate voordien in zoverre dat ze dan een lichamelijk omhulsel kan aannemen. En hierin begint nu pas de bewuste strijd met de vijandelijke machten.

Maar hoe meer de mens nu van het bewustzijn van een goddelijke kracht vervuld wordt, des te gemakkelijker zal hem de strijd tegen zijn tegenstanders vallen. En om nu op aarde een buitengewone graad van rijpheid te bereiken moet de mens zich van de goddelijke genade bedienen, die hem geboden wordt en hem onophoudelijk toevloeit, als de mens zich daarvoor inspant.

Allereerst moet alles door de menselijke ziel gewild worden, dan kan het pas in haar werken. Het staat de mens volkomen vrij om datgene aan te nemen wat het hoogste Wezen zelf aanbiedt ter ondersteuning van de strijd op aarde, of om het af te wijzen en er geen gebruik van te maken. Jullie zullen begrijpen hoe weinig zegen dit laatste voor jullie mensenkinderen met zich meebrengt. Want niemand is in staat uit eigen kracht een dergelijke graad van rijpheid, een stadium van volmaaktheid te bereiken, zodat de eeuwige godheid zich in dit wezen zou kunnen bergen.

Daarom wordt het jullie steeds weer opgedragen te strijden en de goddelijke genade af te smeken die jullie mateloos wordt toebedeeld en onzegbaar bevorderlijk voor jullie is, als jullie je willen ontwikkelen om de eeuwige zaligheid te bereiken, om met de geest van de goddelijke Vader verenigd te zijn.

Amen

Vertaald door: Gerard F. Kotte

Deze openbaring is niet opgenomen in de themaboekjes.

Downloads

Download-aanbod voor boek _book
 ePub  
 Kindle  
  Meer downloads

Deze openbaring

 als MP3 downloaden  
Afdrukvoorbeeld
 Kladschriften

Translations