Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

Fede debole o miscredenza

La fede tra l’umanità è diventata oltremodo debole. Gli uomini conoscono ben tutti gli insegnamenti, che riguardano Me, loro Dio e Creatore, ma non le accettano tutte come Verità ciò che viene loro presentato come tale, e rigettano anche sovente quegli insegnamenti che corrispondono alla Verità, perché loro stessi non hanno la facoltà di esaminare, oppure non percorrono la giusta via per poter esaminare: la via diretta verso Me, che donerei loro davvero anche delle conoscenze della Verità. E quello che viene insegnato agli uomini da parte di coloro che si sentono chiamati, è sovente anche privo della Verità. E’ un bene spirituale deformato, che perciò non corrisponde più alla Verità, perché è stato accettato senza ogni esame come trasmissione divina, ed ora viene ancora pretesa l’accettazione incondizionata di questi insegnamenti, in modo che anche l’uomo pensante stesso non osa di esaminare, per discernere la Verità dall’errore, ma lo dovrebbe, e lo potrebbe, se desiderasse seriamente la pura Verità e si rivolgesse a Me Stesso. E così l’umanità è diventata miscredente, in modo che sovente non vuole nemmeno più riconoscere un Dio e Creatore e così non può sondare la sua via terrena, e quindi non viene riconosciuto lo scopo e la meta della stessa. Ed a loro non è possibile spiegare la connessione degli uomini con il loro Dio e Creatore, e perciò non sanno nulla della Mia Volontà, che l’adempimento della Stessa donerebbe loro chiarezza limpida. E così nessun uomo si sforza, di ripercorrere la via verso Me, quando è miscredente in questa misura, che persino dubita nell’Esistenza di un Dio e Creatore. E così l’uomo deve di nuovo riconquistare questa fede, che può anche conquistare, perché può pensare e perché viene anche aiutato a pensare nel modo giusto, quando si tratta di questioni intime come: in quale rapporto sta come essere creato verso la Potenza, Che lo ha creato! E l’uomo può giungere alla fede, se soltanto lo vuole, quando lo muovono quelle domande, che sono in collegamento con la sua esistenza su questa Terra. Ci saranno sempre degli esseri di Luce che si prendono cura di lui e lo istruiscono mentalmente, e questo secondo la Verità, per quanto sia interessato alla conquista della Verità. Ma allora saprà anche presto, che è Volontà del suo Creatore, che l’uomo conduca una vita nell’amore. Egli lo saprà, perché in lui stesso dimora il sentimento di ciò che è bene e di ciò che è male, e perché ha in sé un silenzioso ammonitore, che gli annuncia la Sua Volontà. E se l’uomo ora vive secondo i suoi sentimenti interiori, allora sarà in lui presto anche la fede viva; egli saprà, che il suo sentimento interiore è giusto, che esiste un Essere dal Cui Potere egli è proceduto e che questo Essere lo insegue con il Suo Amore. Perché presto riconosce le vie sagge sulle quali viene guidato e che gli dimostrano chiaramente l’Esistenza di un tale Potere, a Cui deve la sua esistenza. E se ora ha conquistato questo pensiero, allora si rivolgerà anche mentalmente a Questo Essere, perché riconosce il Suo grande Potere, perché si sottomette anche liberamente a Lui, si lascia guidare e chiederà anche assistenza a Questo Essere potente, perché come uomo si sente debole, ma non vuole agire contro la Volontà di Quel Potere. Ed allora sottopone la sua volontà alla Mia, all’Eterna Divinità, ed allora può anche essere certo, che venga afferrato da Me e che ora non lo lascerò mai più finché non si sia unito a Me, finché non abbia adempiuto il suo compito terreno, che gli è stato posto per la sua esistenza terrena e che consiste sempre soltanto nel fatto che l’uomo riconosca il suo Dio e Padre e che tenda verso Me, che si subordini alla Mia Volontà. Che quindi riconosca di nuovo Colui come suo Dio e Padre dall’Eternità, dal Quale si era una volta allontanato nella libera volontà e per questo motivo è caduto nell’abisso, dal quale deve irrevocabilmente di nuovo ritornare in Alto, e per il quale scopo deve camminare sulla Terra. L’uomo deve imparare a credere, e gli deve essere perciò sottoposto un sapere secondo la Verità. Allora potrà anche credere; allora riconoscerà Me, suo Dio come suo Padre e desidererà il Mio Amore, che gli donerò anche illimitatamente, perché una volta è proceduto dal Mio Amore. Ma non posso costringerlo assolutamente alla fede, che il Regno spirituale, che riguardano Me Stesso come Dio e Creatore. L’uomo stesso deve conquistare questa fede, e lo farà pure, se soltanto conduce una vita nell’amore, quando si sforza, di vincere l’amore dell’io e lo trasforma in amore disinteressato per il prossimo. Perciò viene spinto dall’interiore, stimolato dalla Mia divina scintilla d’Amore, che cercherà sempre di indurlo a fare del bene nel disinteresse, ed alla cui spinta deve soltanto cedere. Perché ogni azione d’amore gli dona una Luce, e quello che ora viene chiesto da lui di credere, lo comprenderà sempre di più, lo accetta, e da questo la sua fede diventa viva.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Zwak geloof - Ongelovigheid

Het geloof is onder de mensen zeer zwak geworden. De mensen kennen wel allen de leerstellingen die MIJ, hun GOD en Schepper betreffen, zij nemen echter niet alles als waarheid aan wat hun als zodanig wordt uiteengezet, en zij verwerpen ook vaak die leerstellingen die volgens de waarheid zijn, omdat zij zelf niet in staat zijn deze te onderzoeken, ofwel de juiste weg niet gaan om te kunnen onderzoeken: de directe weg tot MIJ, DIE hun waarlijk ook inzicht in de waarheid schenken zou.

Wat de mensen geleerd wordt van de kant van hen die zich aangesteld voelen, is meestal ook gespeend van de waarheid. Het is een misvormde leer die daarom niet overeenkomstig de waarheid is, omdat zij zonder enig onderzoek werd overgenomen als goddelijke inspiratie - en nu ook nog het onvoorwaardelijke aannemen van deze leerstellingen geëist wordt, zodat ook de denkende mens het niet waagt om zelf te onderzoeken, om de waarheid van de dwaling te kunnen onderscheiden - doch hij zou het moeten - en hij zou het kunnen, als hij ernstig naar de zuivere waarheid verlangt en zich tot MIJZelf zou wenden.

En zo is de mensheid ongelovig geworden, zodat ze vaak ook een GOD en Schepper niet meer erkennen wil en daardoor ook haar aardse weg niet doorgronden kan - en bijgevolg de zin en de samenhang van de mensen met hun GOD en Schepper hun ook niet duidelijk te maken is. Ze zijn daarom ook niet op de hoogte van Mijn Wil, waarvan de vervulling hun een grote helderheid zou schenken.

En zodoende streeft geen mens er naar de weg terug tot MIJ te gaan, als hij in die mate ongelovig is dat hij zelfs twijfelt aan het bestaan van een GOD en Schepper. En zo moet de mens eerst weer dat geloof verwerven dat hij ook verwerven kan, omdat hij kan denken en omdat hij ook geholpen wordt juist te denken als het om zulke innerlijke vragen gaat: in welke verhouding hij als geschapen wezen staat tot de Macht die het geschapen heeft.

En als de mens maar wil, kan hij ook tot het geloof komen - als hem zulke vragen bezighouden die in verband staan met zijn bestaan op deze aarde. Want altijd zullen lichtwezens zich om hem bekommeren en hem d.m.v. gedachten onderrichten, en dit volgens de waarheid, zodra het hem erom te doen is de waarheid te verkrijgen. Maar dan zal hij ook spoedig weten dat het de Wil van zijn Schepper is dat de mens een leven in liefde leidt. Hij zal het weten omdat hij zelf het gevoel in zich heeft van wat goed en wat slecht is, omdat hij in zich een stille aanmanende stem heeft (het geweten =opm.v.d.uitg.) die hem Zijn Wil bekend maakt. En leeft de mens nu volgens zijn innerlijke gevoelens, dan zal ook het geloof in hem spoedig levend zijn. Hij zal weten dat zijn innerlijk gevoelen juist is - dat er een WEZEN is uit Wiens Macht hij voortgekomen is - en dat dit WEZEN met Zijn Liefde hem op het oog heeft. Want hij beseft snel de wijze wegen waarover hij geleid wordt en die hem duidelijk het aanwezig zijn van zo'n Macht bewijzen aan WIE hij zijn bestaan te danken heeft.

En heeft hij nu deze gedachten verworven, dan zal hij zich ook d.m.v. zijn gedachten tot dat WEZEN wenden en - omdat hij DIENS grote Macht inziet,zich ook vrijwillig onder HEM plaatsen - zich laten leiden en dat machtige WEZEN om Zijn bijstand vragen. Want hij voelt zich als mens zwak, maar wil niet tegen de Wil van zo'n Macht in handelen.

Dan onderwerpt hij zijn wil aan MIJ, de eeuwige GODHEID - en dan kan hij er ook zeker van zijn dat hij door MIJ omvat wordt en dat IK hem nimmermeer opgeef tot hij zich met MIJ verenigd heeft, tot hij zijn aardse opdracht vervuld heeft - die hem werd opgelegd voor zijn aardse bestaan en die nu altijd alleen daarin bestaat dat de mens zijn GOD en VADER onderkent en streeft naar MIJ te gaan - dat hij zich onderwerpt aan Mijn Wil.

Dat hij dus HEM weer erkent als zijn GOD en VADER van eeuwigheid, van WIE hij zich eens vrijwillig afwendde en daardoor in de diepte gevallen is, waaruit hij onherroepelijk weer ten hogen moet terugkeren - dat hij daarom vanwege dit doel over de aarde gaat. De mens moet leren geloven - en daarom moet hem een weten overeenkomstig de waarheid worden uiteengezet. Dan zal hij ook kunnen geloven, want dan zal hij MIJ zijn GOD herkennen als zijn VADER en naar Mijn Liefde verlangen, die IK hem ook onbeperkt schenk omdat hij eens uit Mijn Liefde is voortgekomen.

IK kan hem echter op geen enkele wijze tot geloven dwingen in leerstellingen die het geestelijke rijk, die MIJ Zelf als GOD en Schepper - betreffen. De mens moet zelf dat geloof verwerven en hij zàl dat ook,als hij maar een leven in liefde leidt - als hij zijn best doet de eigenliefde te overwinnen en die in onzelfzuchtige naastenliefde te veranderen.

Hij wordt daarom innerlijk aangespoord, omdat Mijn goddelijke Liefdevonk dit bewerkstelligt, die hem steeds ertoe probeert te brengen het goede te doen in onbaatzuchtigheid - en hij maar hoeft toe te geven aan de aandrang ervan. Want elke liefdedaad schenkt hem een licht - en wat er nu van hem geëist wordt te geloven dat begrijpt hij steeds meer - hij neemt het aan en daardoor wordt zijn geloof levend.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte