Dovete ardere d’amore misericordioso verso la miseria del prossimo, quando vi chiedono aiuto e voi potete dare loro quest’aiuto, Dovete sentire la loro miseria come fosse la vostra, per aiutare ora con tutte le forze, e risveglierete in cambio l’amore nel prossimo, e la fiamma dell’amore si diffonderà e farà dei cerchi sempre maggiori, l’uomo amorevole rafforzerà anche la sua disponibilità d’aiutare ed anche l’amore corrisposto dal prossimo troverà sempre nuovo nutrimento. La fiamma dell’amore s’ingrandirà e spingerà verso di Me, dato che Io Sono l’Eterno Amore. L’amore per Me può essere messo alla prova soltanto mediante l’amore disinteressato per il prossimo, perché amare Me come l’Essere più perfetto nell’Infinito non è difficile, ma amare il prossimo con tutte le sue debolezze ed imperfezioni, allora soltanto è una dimostrazione che l’uomo ha un cuore sensibile, volonteroso d’amare e che vorrebbe manifestare volentieri questo amore che sonnecchia in lui nei confronti di questo prossimo debole, inerme, che viene a lui nella sua miseria. Questo amore è quindi la misericordia ed è nata veramente nel cuore dell’uomo e dimostra l’amore per Me, perché amare un essere imperfetto conferma soltanto l’amore per l’Essere perfetto, che E’ il Creatore di tutto ciò che circonda l’uomo, quindi anche il prossimo, che perciò ha il diritto al vero amore fraterno secondo la Volontà di Dio. L’amore per il prossimo non potrà mai essere reso per illusione perché l’uomo dimostra al prossimo amore, oppure lo lascia nella sua miseria. Ma non lenirà mai la sua miseria, se non ne è costretto mediante altri vantaggi materiali, che però poi non fanno più parte del campo dell’amore per il prossimo, come viene preteso da Me da voi uomini. Prestare l’aiuto per via di vantaggio terreno, è nei Miei Occhi uguale ad un’omissione, perché soltanto il disinteresse è autentico amore per il prossimo, come Io lo richiedo tramite il Mio Comandamento. Quello che viene fatto per calcolo, non cade sotto l’adempimento di questo Comandamento, ma è un’opera morta, che non trova la Mia Considerazione. Ma voi uomini non potete illuderMi, perché Io guardo nei vostri cuori. E perciò Io richiedo l’ardore d’amore misericordioso, un sentimento di amore misericordioso, che è per il vostro prossimo che si trova nella miseria. Questo soltanto Io considererò e valuterò come una dimostrazione del vostro amore per Me, vostro Dio e Padre, che v’insegue nel Suo Amore che non finisce mai e Che vuole attirarvi a Sé nell’amore misericordioso. E vi è stata indicata una misura, quale amore dovete donare al prossimo. Dovete amarlo come voi stessi. Lo stesso che pretendete per voi, lo dovete far giungere a lui, cioè, dovete aiutarlo con tutte le forze e pensare sempre, che farà bene anche a voi, quando voi ricevete lo stesso aiuto dal vostro prossimo. Non dovete mai pensare, di non aver nessun obbligo verso il vostro prossimo, perché Io vi ho caricato questo obbligo mediante il Mio Comandamento, con l’aggiunta: “come voi stessi”. Io concedo a voi uomini una certa misura di amor proprio, e rispettivamente dovete amare il prossimo: “come voi stessi”. E questa frase aggiunta vi obbliga, di pensare sempre al prossimo, come voi pensate anche sempre soprattutto a voi stessi e questo non vi viene rinnegato. Ma appena vi prendete anche cura del prossimo, è giustificato anche il vostro amor proprio, e presto non supererà più la giusta misura. Perché voi aumenterete nell’amore misericordioso per il prossimo e così dimostrerete anche sempre un amore più profondo per Me, osserverete i Miei Comandamenti e per ciò diventerete davvero beati.
Amen
TraduttoreTegenover de nood van de medemens zult u in barmhartige liefde moeten ontbranden, wanneer u om hulp zult worden gevraagd en hun deze hulp zult kunnen bieden. U zult hun nood moeten voelen alsof ze van uzelf is, om dan naar vermogen te helpen. En u zult wederliefde in de naaste opwekken en de vlam van liefde zal zich uitbreiden in steeds grotere kringen. De liefdevolle mens zal ook zijn hulpvaardigheid versterken en de wederliefde in de medemens zal eveneens steeds nieuwe voeding vinden. De vlam van liefde zal groter worden en zich met kracht een weg banen naar Mij, de eeuwige Liefde.
De liefde voor Mij kan alleen door onbaatzuchtige naastenliefde worden bewezen. Want Mij lief te hebben, als het volmaaktste Wezen in de oneindigheid, is niet moeilijk. Maar van de medemens te houden, met al zijn zwakheden en gebreken, is er pas een bewijs voor, dat de mens een meevoelend hart heeft, dat bereid is liefde te geven en dat hij de in hem sluimerende liefde graag tegenover deze zwakke, hulpeloze naaste kenbaar zou willen maken, die in zijn nood tot hem komt. Deze liefde dus is mededogen en waarlijk in het hart van de mens geboren. En ze bewijst de liefde voor Mij, want van een gebrekkig wezen te houden, bevestigt pas de liefde voor het volmaakte Wezen, dat Schepper is van al datgene, wat de mens omringt. Dus ook van de naaste, die daarom op ware broederliefde aanspraak kan maken naar Gods wil.
De naastenliefde zal ook nooit kunnen worden geveinsd, want de mens bewijst de naaste of liefde of hij laat hem in zijn nood. Maar hij zal nooit diens nood lenigen, wanneer hij er niet toe is gedwongen door andere materiële voordelen, die dan echter niet meer in het gebied van de naastenliefde thuishoren, zoals ze door Mij van u mensen gevraagd wordt. Ter wille van aards voordeel hulp te bieden is in mijn ogen hetzelfde als een verzuim. Want alleen de onbaatzuchtigheid is echte naastenliefde, zoals Ik ze door mijn gebod vraag. Wat uit berekening wordt gedaan, valt niet onder de vervulling van dit gebod, maar is een dood werk, dat niet mijn aandacht trekt.
Maar u mensen zult Mij niet kunnen misleiden, want Ik kijk in uw hart. En daarom vraag Ik een gloed van barmhartige liefde. Een gevoel van barmhartige liefde, die uitgaat naar uw naaste die zich in nood bevindt. Alleen deze zal Ik beschouwen en waarderen als een bewijs van uw liefde voor Mij, uw God en Vader, die u met Zijn nooit aflatende liefde volgt en u tot zich wil trekken in erbarmende liefde. En er is u aangegeven, welke mate van liefde u de naaste zult moeten schenken. U moet van hem houden als van uzelf. Hetzelfde waarop u aanspraak maakt voor uzelf, zult u hem ook moeten laten toekomen. Dat wil zeggen: u moet hem naar vermogen helpen en er steeds aan denken, dat het ook u goed zou doen wanneer u van uw medemens dezelfde hulp zou ondervinden. U zult nooit moeten denken geen verplichtingen tegenover uw naaste te hebben. Want deze verplichting heb Ik u opgelegd door mijn gebod, door de toevoeging: "als uzelf".
Ik sta u mensen een mate van eigenliefde toe en daarmee in overeenstemming moet u de naaste beminnen "als uzelf". En deze toevoeging verplicht u steeds aan de naaste te denken, zoals u immers ook voornamelijk aan uzelf denkt en dit u ook niet is verboden. Maar zodra u zich ook om de naaste bekommert, is ook uw eigenliefde gerechtvaardigd en ze zal ook spoedig niet meer de juiste maat overschrijden. Want u zult toenemen in barmhartige naastenliefde en zo ook steeds diepere liefde voor Mij bewijzen. U zult mijn geboden vervullen en daardoor waarlijk gelukzalig worden.
Amen
Traduttore