Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

Il rivedersi e collegamenti nell’aldilà

Quando le anime che sulla Terra erano unite reciprocamente nell’amore s’incontrano nel Regno spirituale, allora possono unirsi ed agire insieme, quando il grado di maturità è lo stesso, altrimenti lo stesso grado di maturità deve essere desiderato da un partner, per cui lo aiuterà però l’altro con fervore. E poi ambedue le anime saranno colme della più sublime beatitudine di poter creare ed operare insieme, benché il loro campo d’azione ora è del tutto diverso che sulla Terra. L’unione spirituale rende le anime molto più felici, di quella che poteva fare quella terrena, è un insolito aiutare e servire nei confronti degli esseri, che sono ancora infelici, che ora però vengono riconosciuti dalle anime più mature come fratelli e vengono amati e perciò viene fatto di tutto, per salvare questi dal loro stato infelice. E per questo viene dedicato particolare cura d’amore per le anime, che erano loro vicine sulla Terra e che sono entrate nel Regno dell’aldilà ancora immature. L’anima già maturata può bensì riconoscere il suo partner di vita nell’aldilà, ma il primo non vede questa ed erra prima sovente da disperato, alla ricerca dei suoi cari. Proprio il desiderio di rivedere i cari, è un grande fattore per il raggiungimento della maturità dell’anima, perché il desiderio attira anche gli esseri amati vicino a loro, che ora si sforzano costantemente, di giungere a quel grado di maturità, che presenta loro finalmente un rivedersi, anche se è solo per poco tempo. Poi tende con sempre maggior fervore verso la sua perfezione. Ma è molto grave quando due anime, che sulla Terra erano insieme in intimo amore, entrano nel Regno spirituale nello stato di oscurità, e quando credono così poco ad una continuazione della vita, che non viene loro il pensiero, di voler rivedere uno di coloro che lo hanno preceduto. Tali anime non s’incontrano ed errano perciò nella più grande solitudine. Ed anche se pensano a colui che hanno amato sulla Terra, ma questo non può farsi riconoscere da lui, perché lui stesso svolazza come un ombra, che non vede e non conosce altre anime. Ma le anime di Luce si occupano anche di coloro. Però trovano difficilmente accesso per via della loro totale non credenza. Non accettano nessun consiglio, di migliorarsi nel loro stato, sono totalmente apatici, e le vivifica soltanto il pensare a quegli uomini che stavano loro una volta vicino. Ma l’amore che univa due persone sulla Terra, porta anche nell’aldilà la sua benedizione, perché una tale anima è capace di risvegliare un desiderio per il meglio dell’altro in lei, e questo pensiero amorevole può già accendere il desiderio, non importa su quale livello si trova, ma può essere disinteressato e perciò donare forza. E la forza si esprime ora nel fatto che l’anima dà ascolto agli insegnamenti degli esseri di luce, che le danno ora un consiglio, dal quale si promette un vantaggio per quell’anima che ama. Le anime immature si trovano ancora sempre vicino alla Terra, si sentono quindi soltanto separate, ma non decedute dalla Terra, e loro cercano perciò di vincere nei loro occhi la separazione di spazio e perciò accettano anche i consigli di amici spirituali, ed è di grande benedizione, quando a queste anime viene rivolta ancora l’intercessione da parte degli uomini, che lei sente piacevolmente ed il cui dono di Forza si manifesta in apporto di Luce, affinché il suo pensare si chiarisce e giunge lentamente alla conoscenza. Ma non potranno mai arrivare alla fortuna di un rivedersi, finché non hanno ancora trovato Gesù Cristo. A questo puntano tutti gli sforzi degli esseri di Luce, di stimolarli a rivolgersi a Gesù Cristo per aiuto. Perché lo stato dell’oscurità è lo stato del non salvato, lo stato di coloro che sono entrati senza Gesù Cristo nel Regno dell’aldilà e perciò per primo devono trovare LUI dall’altra parte. L’amore può anche stimolare un’anima ad una chiamata di richiesta a Gesù Cristo, che LUI Si voglia ora prendere cura della loro miseria; e se una tale chiamata di richiesta per l’altra anima sale a Gesù Cristo, allora EGLI vede questo amore in verità con compiacimento, allora a queste anime si avvicinano dei fedeli aiutanti sul Suo Incarico. Ed anche queste anime potranno un giorno sperimentare un rivedersi, e loderanno e ringrazieranno Colui, Che le ha liberate dalla loro miseria.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Weerzien en betrekkingen in het hiernamaals

Wanneer de zielen die op aarde met elkaar waren verbonden elkaar tegenkomen in het geestelijke rijk, dan kunnen ze zich aaneensluiten om gezamenlijk te werken, wanneer de graad van hun rijpheid gelijk is. Anders moet dezelfde graad van rijpheid worden nagestreefd door de ene partner, waarbij hem echter de andere vol ijver behulpzaam is. En dan zijn beide zielen vervuld van de hoogste gelukzaligheid, samen te kunnen scheppen en werken, ofschoon hun arbeidsterrein nu een heel andere is dan op aarde. De geestelijke verbondenheid maakt de ziel heel wat meer gelukkig dan de aardse het kon. Het is een buitengewoon helpen en dienen tegenover de wezens die nog ongelukkig zijn, maar die nu door de rijpere zielen als broeder worden herkend en bemind en er daarom alles gedaan wordt om dezen uit hun ongelukkige toestand te redden. En daarom geldt de zielen die op aarde nauwe betrekkingen met hen hadden en nog niet rijp geworden het rijk hierna binnengingen, ook heel bijzondere liefdevolle zorg.

De al geheel rijpe ziel kan wel haar levenspartner herkennen in het hiernamaals, maar deze ziet de eerstgenoemde niet en dwaalt vaak vertwijfeld rond op zoek naar zijn geliefden. Juist het verlangen de geliefden terug te zien is een grote factor voor het verkrijgen van de rijpheid van de ziel. Want het verlangen trekt ook de geliefde wezens in haar nabijheid, die nu onophoudelijk hun best doen dat ze die graad van rijpheid bereikt die haar eindelijk een weerzien oplevert, al is het ook voor korte tijd. Dan streeft ze steeds ijveriger haar voltooiing na.

Maar het is erg wanneer twee zielen die op aarde in innige liefde samen waren, het geestelijke rijk betreden in de toestand van duisternis en wanneer ze zo weinig in een verder leven geloven, dat in hen de gedachte niet opkomt één van hen die hun voorafgegaan was, weer te willen zien. Zulke zielen ontmoeten elkaar niet en dwalen dus in de grootste eenzaamheid rond. En of ze ook aan diegene denken die ze op aarde lief hadden, dan kan deze zich toch niet aan hen kenbaar maken omdat hij zelf maar als een schaduw rondzweeft die andere zielen niet ziet en herkent. Maar ook over hen ontfermen zich de zielen van het licht. Doch ze krijgen moeilijk toegang vanwege hun volledig ongeloof. Ze nemen geen raadgevingen aan om voor zichzelf hun toestand te verbeteren. Ze zijn geheel apathisch en alleen de gedachte aan die mensen waar ze eens nauwe banden mee hadden, doet hen opleven.

Maar de liefde die dus twee mensen op aarde met elkaar verbond, levert hun ook in het hiernamaals zegen op, omdat zo’n ziel in staat is een wens ten beste van de andere in haar op te wekken en deze liefdevolle gedachte al succes kan hebben, om het even op welk niveau deze wens ligt. Maar hij kan onbaatzuchtig zijn en daarom kracht gevend. En de kracht komt nu daarin tot uitdrukking, dat de ziel gehoor schenkt aan de onderrichtingen van de lichtwezens die haar nu raad geven waarvan ze voordeel verwachten voor de ziel die ze liefheeft.

Onrijpe zielen bevinden zich nog steeds in de nabijheid van de aarde. Ze voelen zich dus alleen gescheiden maar niet afgezonderd van de aarde en ze proberen daarom de in hun ogen ruimtelijke scheiding te overwinnen en nemen de raadgevingen van geestelijke vrienden daarom ook aan. En het is van grote zegen wanneer zulke zielen ook nog voorspraak van de kant van de mensen wordt geschonken, die ze als weldadig ervaren en waarbij het doen toekomen van kracht een uitwerking heeft in toevoer van licht, zodat hun denken helderder wordt en ze langzaam tot inzicht komen. Maar ze zullen nooit het geluk van een weerzien kunnen verkrijgen, zolang ze nog niet de weg naar Jezus Christus hebben gevonden.

Alle inspanningen van de lichtwezens zijn erop gericht hen ertoe te brengen zich tot Jezus Christus te wenden om hulp. Want de toestand van duisternis is de toestand van het niet verloste. De toestand van hen die zonder Jezus Christus het rijk hierna binnengingen en die daarom op de eerste plaats Hem daar boven moeten vinden. De liefde kan een ziel er ook toe aanzetten Jezus Christus aan te roepen, opdat Hij zich nu moge bekommeren om hun nood. En wanneer zo’n smekend roepen nu voor de andere ziel tot Jezus Christus opstijgt, dan ziet Hij deze liefde waarlijk met welgevallen aan. Dan naderen getrouwe helpers die zielen in Zijn opdracht. En eens zullen ook deze zielen een weerzien mogen beleven en ze zullen Hem loven en danken Die hen uit hun nood bevrijdde.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte