Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

La Redenzione – L’ultima Cena

Ogni uomo è nella miseria al quale Io Stesso non ho potuto ancora venire per salvarlo, perché Mi tiene ancora chiusa la porta del suo cuore, perché voglio portare la salvezza alla sua anima, Io voglio che in lei si faccia Luce e perciò vengo a voi uomini nella Parola come la “Luce dall’Eternità”. Perciò busso alla vostra porta, e chi Mi apre, da lui entro e tengo con lui la Cena e lui la tiene con Me. Ma chi Mi apre gioiosamente e volontariamente la porta del suo cuore? Chi prende dalla Mia Mano, con gratitudine, il Dono che gli offro? Chi si ristora con Cibo e Bevanda, preparato da Me Stesso, affinché sia un nutrimento fortificante per la vostra anima? Vengo quasi sempre davanti a porte chiuse ed il Mio bussare rimane non udito; gli uomini non vogliono quasi mai che Io parli a loro, benché le loro anime siano affamate e languano ed il peso del peccato abbia l’effetto di debolezza per l’essere legato. Non posso portarl loronessuna Redenzione, perché questa richiede la disponibilità di accogliere Me Stesso nel cuore, perché l’uomo deve credere in Me vivamente, allora Mi apre anche la porta e Mi accoglie, poi adorna la dimora del suo cuore per Me in Ricevimento, Mi lascia Essere Ospite ed egli è comunque il Mio ospite, al quale ora posso distribuire la Cena per la sua salvezza. L’amore per Me e la fede in Me gli assicura anche la Redenzione e lo libera dalla miseria dell’anima. Ma l’amore e la fede sono diventati rari negli uomini, e le loro anime si trovano in uno stato di miseria, che è sempre più difficile da eliminare, perché anche se Io Stesso discendo giù sulla Terra nella Parola, non vengo più riconosciuto, vengo molto di più respinto che accettato, quando voglio rendere felici le Mie creature e persino la Luce, che accompagna la Mia Comparsa, non viene vista, perché gli uomini chiudono coscientemente gli occhi, perché non hanno nessun desiderio per la Luce, perché si sentono meglio nell’oscurità e perciò temono una chiara Luce. Vorrei portare la salvezza agli uomini, ma non l’accettano. Vorrei offrire loro del Cibo delizioso, ma loro non sentono né fame né sete. Vorrei sfilare le catene dalle loro anime, vorrei liberarli dal loro stato legato, vorrei liberarli dalla colpa, dalla miseria e dalla violenza del Mio avversario. Ma loro non desiderano questa Libertà, rimangono volontariamente in quel potere, anche se le loro anime languono nella loro miseria. Perciò ora sta andando alla fine un tempo di Grazia. Inizia un nuovo tratto di Redenzione ma dapprima vengo Io Stesso sulla Terra, perché l’ho promesso e questo Mio Ritorno è fra poco. Coloro che Mi hanno accettato prima, li accolgo nel Mio Regno, coloro che Mi hanno tenute chiuse le loro orecchie, li lascerò sulla Terra, ma in uno stato che non desiderano, perché verranno di nuovo relegati nelle Creazioni della Terra, perché non si sono lasciati redimere, quindi rimangono legati ancora per tempi eterni. Non ho potuto portare loro la salvezza, non ho potuto avvicinarMi a loro come Salvatore e Redentore, perché non Mi conoscevano, oppure non Mi riconoscevano. Ma i Miei ora rimarranno in intimo contatto con Me, Io Stesso Sarò in mezzo a loro e provvederò ai Miei figli del corpo e dello spirito, perché la nuova Terra sarà la loro abitazione, dove si adempiono le Mie promesse, che dimoro fra loro e ricompenserò il loro amore e la loro fede, che Io donerò loro delle Beatitudini, che possano essere attivi nella Luce e nella Forza ed ora sono liberi da ogni miseria, che ora è pace fra gli uomini, perché sono di una buona volontà.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Verlossing - Avondmaal

In nood is ieder mens naar wie Ik nog niet zelf kon komen om hem te verlossen omdat hij de deur van zijn hart nog voor Mij gesloten houdt. Want Ik wil zijn ziel heil brengen. Ik wil dat het in haar licht zal worden en kom daarom als het "Licht van eeuwigheid" tot u mensen in het woord. En daarom klop Ik aan uw deur. En wie Mij opendoet, bij hem treed Ik binnen en met hem houd Ik het avondmaal en hij houdt het met Mij. Maar wie opent Mij blij en bereidwillig de deur van zijn hart? Wie neemt de gave die Ik heb aan te bieden dankbaar aan uit mijn hand? Wie laaft zich aan spijs en drank, door Mij zelf toebereid opdat ze krachtig voedsel voor uw ziel zal zijn?

Meestal kom Ik voor gesloten deuren en naar mijn kloppen wordt niet geluisterd. Meestal willen de mensen zich niet door Mij laten aanspreken, hoewel hun zielen honger hebben en gebrek lijden en de last van de zonde zich doet gevoelen in zwakheid en gebondenheid. Ik kan hun geen verlossing brengen, omdat die eist bereid te zijn Mij zelf in het hart op te nemen. Want de mens moet in Mij als de goddelijke Verlosser Jezus Christus geloven om verlost te kunnen worden. En gelooft hij levendig in Mij, dan opent hij voor Mij ook de deur en neemt hij Mij op. Dan versiert hij de woning van zijn hart voor Mij om Mij te ontvangen. Hij laat Mij zijn Gast zijn en toch is hij mijn gast aan wie Ik nu het avondmaal kan uitdelen tot zijn heil. De liefde voor Mij en het geloof in Mij verzekert hem ook van verlossing en bevrijdt hem uit de nood van de ziel. Maar de liefde en het geloof zijn zeldzaam geworden bij de mensen en hun zielen bevinden zich in een noodtoestand die steeds moeilijker te verhelpen is. Want al daal Ik ook zelf af naar de aarde in het woord, Ik word niet meer herkend. Ik word veel meer afgewezen dan aangenomen wanneer Ik mijn schepselen gelukkig wil maken. En zelfs het licht dat mijn verschijnen begeleidt, wordt niet gezien omdat de mensen bewust de ogen sluiten daar ze geen verlangen naar licht hebben, omdat ze zich in het donker beter voelen en daarom een helder licht schuwen. Ik wil de mensen graag het heil brengen, maar ze nemen het niet aan. Ik wil hun graag kostelijke spijzen aanbieden, maar ze voelen er dorst noch honger naar. Ik zou de boeien van hun zielen willen afrissen, Ik zou ze willen verlossen uit hun gebondenheid. Ik zou ze willen bevrijden van schuld en nood en van de macht van de tegenstander. Maar ze verlangen deze vrijheid niet, ze blijven gewillig in die macht, ook al smachten hun zielen in hun nood.

En daarom loopt er nu een periode van genade ten einde. Er begint een nieuw verlossingstijdperk en tevoren kom Ik zelf naar de aarde zoals Ik het beloofd heb. En dit neerdalen van Mij is vlakbij. Die Mij tevoren hebben aangenomen, die neem Ik op in mijn rijk. Die hun oren voor Mij gesloten hielden, die zal Ik op de aarde laten, maar in een toestand die zij niet wensen, want ze worden weer in de scheppingen op de aarde verbannen. Want ze lieten zich niet verlossen, dus blijven ze nog eeuwige tijden gebonden. Aan hen kon Ik het heil niet brengen, Ik kon hen niet naderen als Redder en Verlosser, want ze kenden Mij niet of ze erkenden Mij niet. Maar de mijnen zullen nu innig met Mij verbonden blijven. Ik zal zelf in hun midden zijn en voor mijn kinderen zorgen, lichamelijk en geestelijk. Want de nieuwe aarde zal hun woonplaats worden, waar mijn beloften vervuld worden dat Ik onder hen vertoef en hun liefde en geloof zal belonen, dat Ik hun gelukzaligheid zal schenken, dat ze in licht en kracht actief kunnen zijn en van elke nood bevrijd zijn, dat er nu vrede is onder de mensen omdat ze van goede wil zijn.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte