I Doni dello Spirito vengono dati ad ogni uomo, che vi tende seriamente. Non possono esservi regalati, devono essere conquistati attraverso l’osservanza dei Miei Comandamenti dell’amore per Dio ed il prossimo, attraverso una vita secondo la Mia Volontà. Perché appena la Mia Volontà è compiuta, l’uomo cammina nell’Ordine dall’Eternità, e Luce e Forza lo devono penetrare, come in principio, quando era stato creato secondo il Mio eterno Ordine – perfetto, cioè come essere a Me simile. Il Mio Spirito irradiava l’essere; ed il Mio Spirito lo può irradiare anche ora di nuovo, appena è rientrato da uomo nel Mio eterno Ordine. Questo vi deve essere assolutamente comprensibile, che il Mio Spirito non può mai agire in un uomo, che vive al di fuori del Mio Ordine, che questo non potrà mai dimostrare dei Doni dello Spirito. Per questo ogni ricezione della Parola premette anche l’Agire del Mio Spirito, perché ricevere la Mia Parola significa venire istruito nella pienissima Verità, sapere quello che il Mio Essere rende comprensibile a voi uomini, di sapere del motivo e della causa, dello scopo e della Meta del Mio Operare ed Agire e tutto ciò che è visibile per voi. Venire istruito nella Verità significa di venire guidati nella conoscenza che una volta era vostra propria, che però avete perduto per colpa vostra. Questa Introduzione nella Verità attraverso il Mio Spirito, è quindi un Regalo, un Dono, che faccio pervenire ad ognuno, che attraverso la vostra volontà si pone in un grado di maturità, che è la condizione per ricevere i Doni dello Spirito. Voi tutti li potete conquistare, nessuno ne viene escluso, ma nessuno li può raggiungere, se non fa nulla, se non trasforma il suo essere in amore, che da solo rende possibile il collegamento con lo Spirito del Padre attraverso lo spirito che sonnecchia in lui, in modo che Stesso ora posso agire in lui attraverso il Mio Spirito. Da questo risulta, che deve sempre essere stabilito il collegamento con Me, e che questo richiede un cosciente tendere verso di Me. Chi ora si collega con Me, questo ha già messo il suo piede volontariamente nel Mio Regno, ha rinunciato alla sua resistenza ed ha rivolto la sua volontà totalmente a Me e la sua parte ora deve essere Luce e Forza che gli vengono offerti dal Mio Regno. L’uomo può entrare in ogni tempo senza ostacolo nel Mio Regno, quando Io Sono la sua meta. Ma non gli viene concessa l’entrata, finché Io Sono ancora escluso dal suo pensare e tendere. Ma allora egli può essere introdotto dal Mio avversario nel suo regno, che sa anche precisamente a che cosa l’uomo tende, e gli porta ciò che il suo desiderio cerca. Questo vale per quegli uomini, che sono colmi di brama di sapere, ma non per via della Verità, ma soltanto per via di un proprio vantaggio, che vogliono sapere, per valere, ma non per testimoniare di Me e per Me. Anche loro riceveranno, ma allora da colui che è contro la Verità, perché è contro di Me. Dei veri Doni dello Spirito però li riceverà soltanto un figlio terreno che è assolutamente dedito a Me, che perciò si trova per questo anche nella pienissima Verità, perché la chiede a Me Stesso e perciò riconosce anche chiaramente, che cosa è l’errore e che cos’è la Verità. Il suo desiderio per la Verità rifiuta ogni accesso al Mio avversario; perché questo riconosce il legame tra il figlio terreno e Me come Raggio chiaramente splendente, che lui raggira, affinché egli stesso non ne venga sfiorato. Ma questo infuria per di più proprio là, dove trova accesso attraverso un pensare e tendere simile al suo essere. Perché cercherà sempre d’oscurare la Luce, che indica agli uomini la giusta via, agirà sempre contro di Me, ma nasconde il suo vero volto dietro ad una maschera, perché è il tempo della fine ed egli sa, che non ha più molto tempo.
Amen
TraduttoreDe gaven van de GEEST zullen ieder mens gegeven worden die er ernstig naar streeft die te ontvangen. Zij kunnen u niet geschonken worden, ze moeten verworven worden door het nakomen van Mijn gebod van liefde tot GOD en de naaste, door een leven naar Mijn Wil. Want zodra Mijn Wil vervuld is, bevindt de mens zich in Mijn ordening van eeuwigheid, en licht en kracht moeten hem doorstromen zoals in het begin, daar hij naar Mijn eeuwige ordening geschapen werd - volmaakt, d.w.z. als een wezen Mij gelijk.
Mijn GEEST doorstraalde dat wezen; en Mijn GEEST kan het ook nu weer doorstralen, zodra het als mens weer in Mijn eeuwige ordening is binnengegaan. Dit moet u wel begrijpelijk zijn, dat Mijn GEEST nooit in een mens kan werken die buiten Mijn ordening leeft, dat deze dus nimmer gaven van de GEEST zal kunnen bezitten.
Daarom stelt ook elke woordontvangst het werken van Mijn GEEST voorop. Want Mijn Woord ontvangen betekent in de volle waarheid onderricht te worden, te weten wat voor u, mensen Mijn WEZEN begrijpelijk maakt, te weten wat de beweegreden en de oorzaak, wat de zin en het doel van Mijn besturen en werken is - en al datgene te weten wat u duidelijk is. In de waarheid onderricht te worden betekent in het inzicht binnengeleid te worden dat eens het uwe was, dat u echter verloor door eigen schuld.
Dit binnenleiden in de waarheid door Mijn GEEST, door Mijn Woord, is dus een geschenk - een gave die IK ieder doe toekomen die zich door eigen wil tot een graad van rijpheid heeft opgewerkt, die voorwaarde is voor het verlenen van geestesgaven.
U allen kunt ze u verwerven, niemand wordt daarvan uitgesloten, doch niemand kan ze verkrijgen die er niets voor doet, die zijn wezen niet vormt tot liefde, die alleen de verbinding van de in hem sluimerende geest met de VADERGEEST mogelijk maakt, zodat IK nu Zelf door Mijn GEEST in hem werken kan. Daaruit volgt, dat steeds de verbinding met MIJ tot stand moet worden gebracht en dat dit een bewust streven naar MIJ vereist. Wie zich nu met Mij in verbinding stelt, die heeft zijn ene voet reeds vrijwillig in Mijn rijk gezet, hij heeft zijn weerstand opgegeven en zijn wil geheel en al naar MIJ gekeerd, en wat hem ten deel valt kan nu niet anders zijn dan: Licht en Kracht die hem nu uit Mijn rijk worden aangeboden.
De mens kan steeds ongehinderd Mijn rijk betreden als IK zijn doel ben. Zolang IK echter nog terzijde ben geschoven in zijn denken en streven, wordt hem de toegang geweigerd. Maar hij kan dan door Mijn tegenstander in zijn rijk binnengeloodst worden, die hem laat geloven bij het goede doel te zijn aangeland, die ook precies weet wat de mens nastreeft en hem overeenkomstig zijn verlangen doet toekomen wat hij zoekt. Dit geldt voor die mensen die van weetgierigheid vervuld zijn - doch niet om wille van de waarheid, maar alleen terwille van eigen voordeel. Die weten willen om iets te betekenen, maar niet om te getuigen van MIJ en voor MIJ. Ook zij zullen ontvangen, maar dan van hem die tegen de waarheid is, omdat hij tegen MIJ is.
Echte gaven van de GEEST zal echter alleen een kind op aarde ontvangen dat MIJ geheel en al is toegedaan, dat daarom ook in de volle waarheid vaststaat omdat het MIJZelf daarom verzoekt - en daarom ook duidelijk inziet wat waarheid en wat dwaling is. Wiens verlangen naar de waarheid elke toegang aan Mijn tegenstander belet; omdat deze de verbinding tussen het kind en MIJ als een helder lichtende straal herkent, die hij ontwijkt opdat hij daardoor niet zelf wordt aangeraakt. Des te meer gaat hij echter zijn gang waar hij toegang vindt door aan hem verwant denken en streven, want steeds zal hij er op uit zijn het licht af te schermen dat de mensen de juiste weg aanwijst. Steeds zal hij tegen MIJ werken maar zijn ware gezicht achter een masker verbergen, want het is de tijd van het einde en hij weet dat hij niet veel tijd meer heeft.
Amen
Traduttore