La Forza per lo sviluppo dell’anima è l’amore. Dove esiste l’amore nel cuore, l’anima si rivolgerà anche a cose spirituali, condurrà una vita interiore e non dà soltanto attenzione al mondo, benché l’uomo viva in mezzo al mondo e deve adempiere le sue pretese, perché il compito che gli è posto, lo esige così. Malgrado ciò, l’uomo può formare la sua vita interiore spiritualmente, non dev’essere preso dal traffico del mondo. La sua vita interiore può essere condotta del tutto separata e perciò maturerà anche la sua anima, il cui corpo non può isolarsi dal mondo, anzi il suo merito sarà molto maggiore, perché anche le tentazioni sono maggiori che vogliono trattenere una tale anima dal suo tendere spirituale. Ma l’amore è la sua Forza. Un uomo volenteroso di amare porta allo sviluppo in sé stesso ciò che si unisce con Dio ed allora l’Amore di Dio lo attira verso l’Alto, perché l’amore è il legame che è indistruttibile e lega l’anima intimamente a Dio. Un’anima che può amare, non andrà perduta, dato che tramite l’amore si stacca dall’avversario di Dio, il cui simbolo è l’assenza d’amore che perde ogni potere su un anima che ama. L’amore è il Bene, lo scambio nell’uomo che lo spinge di agire, pensare e parlare sempre bene e di aiutare il prossimo in ogni miseria. L’amore perciò nobiliterà l’uomo, invertirà tutti i cattivi istinti nel contrario, formerà l’uomo all’immagine divina, quando era stato creato primordialmente, perché lo ha fatto sorgere l’Amore e dall’Amore può sorgere solo del Bene. Solo l’assenza d’amore poteva cambiare un tale essere creato dall’Amore di Dio, e questo era l’opera dell’avversario di Dio, che però non agiva in modo determinante sull’essere, ma solo tentandolo. E l’essere soccombeva alla tentazione nella libera volontà. L’amore in lui è raffreddato e perciò è caduto nell’abisso, è diventato imperfetto e doveva prendere su di sé tutte le conseguenze dell’imperfezione. E quindi è diventato anche debole, perché l’amore è l’unica Forza che rende l’essere capace di creare ed operare. L’essere si trova in uno stadio di lotta finché è senza amore. Appena l’amore colma di nuovo l’essere, è anche colmo di Forza e gli riesce tutto ciò che vuole. E così raggiungerà anche di nuovo l’Altura di una volta, lo stato di Luce e Forza e la Vicinanza di Dio, se soltanto porta allo sviluppo l’amore in sé, perché allora non gli manca la Forza, perché allora si unisce di nuovo con Dio, il Quale E’ l’Amore e l’eterna Fonte di Forza Stesso, dal Quale un essere perfetto viene ora costantemente nutrito. Solo l’amore rende l’essere beato, perché solo l’amore conduce a Dio.
Amen
TraduttoreDe kracht om de ziel te ontplooien is de liefde. Waar liefde in het hart aanwezig is, zal de ziel zich ook op geestelijke zaken richten. Ze zal een innerlijk leven leiden en niet alleen aandacht aan de wereld schenken, ofschoon de mens midden in de wereld leeft en aan de eisen ervan moet voldoen, omdat de taak die hem is gesteld dit zo verlangt. Desondanks kan de mens zijn innerlijk leven geestelijk vorm geven. Het hoeft geen schade te zijn toegebracht door aards gewoel. Zijn innerlijk leven kan geheel afzonderlijk worden geleid en daarom kan ook een ziel geheel rijp laten worden wier lichaam zich niet van de wereld kan afzonderen. Ja, haar verdienste zal veel groter zijn, want ook de verzoekingen die zo’n ziel wil weerhouden om geestelijk te streven zijn groter. Maar de liefde is haar kracht. Een liefdevol mens brengt in zichzelf tot ontplooiing wat hem met God verbindt en dan trekt de liefde van God hem omhoog, want de liefde is de band die niet kan scheuren en die de ziel innig aan God bindt. Een ziel die kan liefhebben zal niet verloren gaan. Want ze maakt zich door de liefde los van de tegenstander van God wiens kenmerk de liefdeloosheid is en die alle macht verliest over een liefdevolle ziel. De liefde is het goede, zachtaardige in de mens dat hem ertoe aanzet steeds juist te handelen, denken en spreken en de medemens te helpen in elke nood. De liefde zal daarom de mens edeler maken. Ze zal alle slechte aandriften in het tegendeel veranderen. Ze zal de mens vormen tot een goddelijk evenbeeld zoals hij in het begin was geschapen, omdat de Liefde hem liet ontstaan en uit de Liefde alleen het goede kan voortkomen.
Veranderen kon zo’n door Gods liefde geschapen wezen alleen de liefdeloosheid, en die was het werk van de tegenstander van God die echter niet beslissend op het wezen inwerkte, alleen maar proberend. En het wezen bezweek aan de verzoeking uit vrije wil. De liefde in hem bekoelde en daardoor viel het in de diepte. Het werd onvolmaakt en moest alle gevolgen van de onvolmaaktheid op zich nemen. En dus werd het ook krachteloos, omdat de liefde de enige kracht is die het wezen in staat stelt om te scheppen en te werken. Zolang het wezen zonder liefde is, bevindt het zich in een worstelend stadium. Zodra de liefde weer zijn wezen vervult, is het ook van kracht vervuld, en het slaagt in alles wat het wil. En zo zal het ook weer de vroegere hoogte, de staat van licht en kracht in de nabijheid van God bereiken, als het maar de liefde in zich tot ontplooiing brengt, omdat het hem dan niet aan kracht ontbreekt, omdat het zich dan weer met God aaneensluit, Die de Liefde en de eeuwige Krachtbron zelf is, uit welke een volmaakt wezen nu voortdurend wordt gespijzigd. Alleen de liefde maakt het wezen gelukzalig, want alleen de liefde leidt naar God.
Amen
Traduttore