Dio ha posto un limite al sapere solo per quell’uomo che se ne accontenta. Sembra bensì come se non possa mai oltrepassare questo limite, ma se intende seriamente sapere di più, per lui non deve necessariamente esistere nessun limite. Ma fin dove desidera sapere di più gli è lasciato libero, cioè lui stesso decide i limiti del sapere attraverso la sua volontà. Quando l’uomo adempie le precondizioni che gli garantiscono la trasmissione del sapere, ha usato in modo giusto la sua libera volontà, perché ora gli viene data la Sapienza più profonda senza limitazione. Ma se è incline a credere che Dio Stesso gli abbia posto dei limiti, allora si accontenta con ciò che il mondo sà e non sente in sé nessuna spinta di oltrepassare arbitrariamente i limiti. Si accontenta e questo è tuttavia una retrocessione, perché solo nel tendere l’uomo progredisce. Ma gli dev’essere comunque comprensibile che Dio come la Verità Stessa vorrebbe guidare anche le Sue creature nella stessa e che perciò E’ sempre disposto ad elargire la Verità, ma che non la può elargire ad ognuno che non ne ha nessun desiderio. E’ un Bene prezioso che gli uomini si devono appropriare se soltanto vogliono, ma che deve anche essere desiderato, se dev’essere offerta agli uomini. Ma che non giunge indiscriminatamente non autorizza alla supposizione che Dio preservi a tutti gli uomini il sapere sul Suo Agire ed Operare, che vuole lasciare le Sue creature nell’ignoranza. Egli dà loro continuamente il chiarimento mentale e dipende unicamente dalla volontà dell’uomo se e fin dove si vuole lasciar istruire dagli esseri che gli possono dare il chiarimento. Ma proprio questa volontà dell’uomo è troppo scarsa e debole. L’uomo deve dapprima adempiere le Condizioni per poter essere guidato nel Regno spirituale, deve dapprima diventare attiva la sua volontà per un lavoro fervente su sé stesso. E questo sembra ineseguibile alla maggioranza degli uomini e quindi non ci provano nemmeno. E questi sono i limiti che l’uomo pone a sé stesso, perché non ha la volontà di oltrepassare questi limiti. E lui stesso non sà che cosa perde; non sà in quale Beatitudine può portare sé stesso attraverso un sapere accresciuto, attraverso il sapere di cose che altrimenti gli rimanevano nascoste; non sa quale ricchezza spirituale potrebbe appropriarsi se ne avesse il desiderio. Ma l’infinito Amore di Dio conduce comunque il Suo Sapere agli uomini, perché vorrebbe diffondere la Verità fra l’umanità. Attraverso la bocca d’uomo dà loro il chiarimento come l’uomo può giungere ad un aumentato sapere per stimolarli di nuovo a fare loro stessi il tentativo, perché vorrebbe loro trasmettere il Bene più prezioso per la salvezza delle loro anime. Quindi Egli dà loro conoscenza che l’uomo non si deve accontentare con il sapere che è diffuso nel mondo. Ed Egli ammonisce tutti a far breccia nelle barriere, perché lo possono fare se soltanto vogliono. Egli vorrebbe trasmettere loro un sapere insospettato e per questo ha solo bisogno della loro volontà che si deve dimostrare, mentre l’uomo adempie le precondizioni che sono necessarie, per poter essere guidato nel sapere profondo su Dio e la Sua Potenza e Magnificenza.
Amen
TraduttoreGod heeft enkel voor die mens, die daar tevreden mee is, een grens aan de kennis gesteld. Het lijkt wel, dat hij deze grens nooit zou kunnen overschrijden, maar als het hem ernst is om meer te weten te komen, dan hoeven er voor hem geen grenzen te zijn. Maar in hoeverre hij naar toenemende kennis verlangt, staat hem vrij. Dat wil zeggen dat hij zelf de grenzen van de kennis bepaalt door zijn wil.
Zodra de mens aan de voorwaarden voldoet, die hem de overdracht van de kennis garandeert, heeft hij zijn vrije wil op de juiste manier gebruikt, want nu wordt hem zonder beperking de diepste wijsheid gegeven. Maar als hij geneigd is om te geloven, dat God Zelf grenzen gesteld heeft, dan neemt hij genoegen met wat de wereld weet en voelt hij ook geen drang in zich om eigenmachtig de grenzen te overschrijden. Hij neemt er genoegen mee en dit is in ieder geval een achteruitgang, want alleen in een voortdurend streven schrijdt de mens voorwaarts.
Het moet begrijpelijk voor hem zijn, dat God als de waarheid Zelf, ook Zijn schepselen hierin zou willen leiden en dat Hij daarom altijd bereid is om de waarheid uit te delen, maar dat Hij deze niet geven kan aan iemand, die daar niet naar verlangt. Het is een kostbaar goed, dat de mensen zich toe kunnen eigenen, als ze maar willen. Maar er moet ook naar verlangd worden, zodat het de mensen aangeboden kan worden.
Maar dat het niet alle mensen blindelings toegestuurd wordt, geeft nog geen reden voor de aanname dat God alle mensen de kennis van Zijn besturen en werkzaam zijn onthoudt. Dat Hij Zijn schepselen in onwetendheid wil laten. Onophoudelijk geeft Hij hun via de gedachten opheldering en het ligt alleen aan de wil van de mens of en in hoeverre hij zich wil laten onderrichten door de wezens, die hem opheldering kunnen geven. Maar juist deze wil van de mens is heel gering en zwak.
Omdat de mens eerst aan de voorwaarden moet voldoen om binnengeleid te kunnen worden in het geestelijke rijk, moet eerst zijn wil actief worden om ijverig aan zichzelf te werken. En dit lijkt voor de meeste mensen onuitvoerbaar en zodoende proberen ze het ook niet. En dat zijn de grenzen, die de mens voor zichzelf stelt, omdat hij er niet de wil toe heeft om deze grenzen te overschrijden.
En hij weet niet, wat hij daardoor verspeelt. Hij weet niet welke gelukzaligheid hij zichzelf kan bezorgen door de toegenomen kennis. Door kennis van zaken, die anders verborgen voor hem blijven. Hij weet niet welke geestelijke rijkdom hij zichzelf toe kan eigenen, als hij daarnaar zou verlangen.
Maar Gods onbegrensde liefde leidt de mensen nochtans naar Zijn kennis, omdat Hij de waarheid onder de mensheid zou willen verspreiden. Hij geeft hun door de mond van een mens opheldering over hoe de mens tot een toegenomen kennis kan komen om deze weer aan te sporen om het zelf te proberen, omdat Hij hun het kostbaarste goed zou willen geven tot heil van hun zielen.
Zodoende geeft Hij hun het besef, dat de mens geen genoegen moet nemen met de kennis, die over de wereld verspreid is. En Hij spoort hen aan om de barrières te doorbreken, omdat ze dit kunnen doen, als ze maar willen. En Hij zou hun ongekende kennis willen geven en heeft daarvoor alleen maar hun wil nodig, die zich bewijzen moet, doordat de mens de voorwaarden vervult, die nodig zijn om de diepere kennis van God en Zijn macht en heerlijkheid binnengeleid te kunnen worden.
Amen
Traduttore