Non è importante come gli uomini si predispongono verso un insegnamento che tratta della vita antecedente dell’anima, se sulla Terra conducono solamente un cammino di vita compiacente a Dio. Per loro il sapere sul tempo prima della vita terrena non è necessario a tutti i costi. Ma gli uomini che vivono da irresponsabili, che non pensano alle loro anime ed all’Eternità e considerano solo la vita terrena ancora come considerevole, dev’essere portato davanti agli occhi la portata del loro cammino di vita e quindi sottoposto il sapere quale via indicibilmente tormentosa ed infinitamente lunga che l’anima ha già percorsa e quali conseguenze avrà una vita terrena non utilizzata. Agli uomini dev’essere tolta la reminiscenza, ma può essere trasmesso loro il sapere sul tempo della pre-incorporazione come uomo, perché è libero di accettarlo oppure no. L’uomo miscredente può comunque negare la Verità di questo, e non se ne sentirà influenzato. Ma Dio gli fa giungere comunque l’avvertimento, affinché ne prenda in qualche modo posizione, affermando o rinnegando. E’ predominante fra l’umanità una incredibile indifferenza, la vita viene presa come una naturalezza, ma non si pensa lontanissimamente che l’uomo abbia anche una responsabilità per il tempo della sua vita terrena, che da lui è richiesta una prestazione, che gli è posto un compito che deve adempiere. E per risvegliare in lui questo senso di responsabilità, deve conoscere la sua vita antecedente fin dove questo è possibile senza costrizione di fede. Il pensiero a questa può essere uno sprone per una vita più consapevole, e perciò Dio trasmette agli uomini questo sapere, che ora può essere accolto da volenterosi figli terreni, ma non deve a tutti i costi essere portato vicino a tutti gli uomini, che si sforzano di vivere compiacente a Dio senza questo sapere. Ma dare agli uomini la reminiscenza li aggraverebbe smisuratamente e li renderebbe incapaci di affrontare l’esistenza terrena, perché questa non verrebbe più vissuta nella libera volontà, ma l’uomo si deciderebbe obbligatoriamente di vivere nella Volontà di Dio, per quanto gli fosse possibile osservare in retrospezione il suo lungo cammino di vita terrena. Ma se l’uomo si sforza a condurre una vita giusta, allora non lo spaventerà nemmeno il sapere sulla sua vita antecedente, ma aumenterebbe in lui soltanto il tendere ad affondare le pretese della vita e di formarsi secondo la Volontà divina. L’uomo si ribella comunque sovente di accettare qualcosa per lui del tutto sconosciuto come Verità, perciò gli dev’essere contemporaneamente trasmessa la motivazione ed allora gli apparirà comprensibile, che questo dev’essere anche soltanto un mezzo ausiliario, per ricondurre degli uomini guidati nell’errore sulla retta via della fede. E visto in questo mondo, gli sarà anche accettabile ciò che gli viene riferito sulla pre-vita dell’anima. L’umanità che sta così lontana da Dio, ha bisogno di tali mezzi, perché Dio conosce la sua miseria e le porta perciò a conoscere un sapere che è idoneo per sospendere la miseria spirituale. Ma la volontà dell’uomo rimane comunque libera. Se si ribella di accettare il sapere come Verità, non verrà costretto, ma non gli potrà essere reso chiaro il tempo prima dell’incorporazione come uomo che attraverso tali Insegnamenti, che vengono trasmessi agli uomini terreni con l’Assenso divina.
Amen
TraduttoreHet is niet van belang wat voor standpunt de mensen innemen over een leer, die het vorige leven van de ziel behandelt, als ze op aarde maar een God welgevallig leven leiden. Voor hen is de kennis van de tijd vóór het aardse leven niet absoluut noodzakelijk. Maar de mensen, die er onverantwoord op los leven, niet aan hun ziel en de eeuwigheid denken en alleen maar het aardse leven de moeite waard vinden, moet de draagwijdte van hun levenswandel voor ogen gehouden worden en dus de kennis hiervan ter overweging gegeven worden, voor wat betreft de onnoemelijk kwellende en eindeloos lange weg die de ziel al afgelegd heeft en welke gevolgen een onbenut aards leven tot gevolg heeft.
De herinnering moet van de mens afgenomen worden, maar de kennis van de tijd vóór de belichaming als mens kan hem gegeven worden, omdat het hem vrijstaat het al dan niet aan te nemen. De ongelovige mens zal de waarheid hiervan namelijk bestrijden en hij zal zich daar niet door beïnvloed voelen. God laat hem echter de waarschuwing toekomen, opdat hij hoe dan ook zijn standpunt hierover bepaalt, er dus positief of negatief tegenover staat.
Onder de mensheid overheerst een ongelooflijke onverschilligheid. Het leven wordt als een vanzelfsprekendheid aangenomen, maar er wordt in de verste verte niet aan gedacht dat de mens ook een verantwoordelijkheid heeft voor de tijd van zijn aardse leven. Dat van hem een prestatie verwacht wordt. Dat hij een opdracht gekregen heeft, die hij vervullen moet. En om dit verantwoordelijkheidsgevoel in hem op te wekken, moet hij van zijn vorige leven weten, voor zover dit zonder geloofsdwang mogelijk is. De gedachte daaraan kan een aansporing zijn tot een bewuster leven en daarom geeft God de mensen deze kennis, dat nu door gewillige mensenkinderen aangenomen kan worden. Maar het hoeft ook weer niet dichter bij alle mensen gebracht te worden, voor het geval dat ze zich zonder deze kennis inspannen om een God welgevallig leven te leiden.
Maar de mensen de herinnering te geven, zou hen mateloos belasten en onbekwaam maken voor het aardse bestaan, want dit zou dan niet meer in vrije wil geleefd worden, maar de mens zou dwangmatig besluiten om binnen Gods wil te leven, als het mogelijk voor hem zou zijn om terugblikkend zijn lange gang over de aarde te zien. Als de mens zich echter inspant om een goed leven te leiden, dan zou de kennis van het vorige leven hem ook niet aan het schrikken maken, maar het zou het streven in hem vergroten om te voldoen aan de eisen van het leven en zich overeenkomstig de goddelijke wil te ontwikkelen.
De mens verzet zich namelijk vaak als hij iets volkomen onbekends als waarheid aan moet nemen. Daarom moet hem tegelijkertijd de verklaring gegeven worden en dan zal het hem begrijpelijk voorkomen, dat dit ook alleen maar een hulpmiddel zal zijn om de misleide mensen naar de juiste weg van het geloof terug te leiden. En zo bekeken, zal het ook aanvaardbaar voor hem zijn, wat hem over het voortleven van de ziel meegedeeld werd.
De mensheid, die zo ver van God afstaat, heeft zulke middelen nodig, want God kent haar nood en geeft haar daarom een kennis, die geschikt is om de geestelijke nood op te heffen. Maar de wil van de mens blijft evenwel vrij. Als hij tegenstribbelt om de kennis daarvan als waarheid aan te nemen, zal hij niet gedwongen worden. De tijd vóór de belichaming als mens kan hem immers niet anders duidelijk gemaakt worden dan door zulke leringen, die met goddelijke toestemming aan de aardse mens gegeven worden.
Amen
Traduttore