Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

I pensieri sono Forza spirituale

Stando nella conoscenza, l’uomo non considera più il suo bene di pensieri come conquistato propriamente, cioè, come proveniente da sé stesso, ma come ciò che è realmente: l’irradiazione di esseri spirituali, che vogliono dare agli uomini il loro sapere e cercano di trasmetterlo a questi finché se ne saranno appropriati come bene di pensieri. Un pensiero è perciò una Forza spirituale, qualcosa di spirituale, che si è fatta strada dal Regno dell’aldilà alla Terra, per essere accolto dall’apparecchio dei pensieri dell’uomo, che ora gli arriva alla coscienza. Il pensare dell’uomo deve di conseguenza ora corrispondere allo spirito di quell’essere, che prende possesso dell’uomo oppure al quale l’uomo si affida.

Questa irradiazione di Forza degli esseri spirituali è enorme, ma nello stesso modo come degli esseri buoni si sforzano anche quelli cattivi, inviando le irradiazioni alla Terra, ma queste possono essere sempre soltanto ricevute da esseri terreni i quali hanno gli stessi sentimenti. Così verranno guidati all’uomo quelle trasmissioni di pensieri, che corrispondono al suo essere. Verrà distribuito sempre ciò che è stato desiderato, e quindi la Verità viene offerta là dove si trova l’uomo affamato di Verità, ma la menzogna là dove ugualmente è a casa la menzogna. Il bene dei pensieri dell’uomo sarà costituito perciò come lo vuole l’uomo stesso, perché riceve anche secondo la sua volontà dagli esseri spirituali.

ÖL’uomo non può far sorgere nulla di proprio, è totalmente incapace di far nascere da sé stesso dei pensieri, appunto perché i pensieri sono Forza spirituale, ma questa Forza gli deve dapprima essere rivolta dal Regno spirituale. Solo l’uomo ignaro crede sé stesso autore dei suoi pensieri. Lui pronuncia soltanto l’opinione di coloro, che sono del mondo e che sostengono, che il pensare sia semplicemente la funzione di determinati organi, e che si formi totalmente indipendente dall’influenza estranea. Di conseguenza l’uomo coltiva da sé tutti i suoi pensieri e crede che non vi sia alla base nessuna influenza diretta o indiretta – che quindi dei pensieri buoni o cattivi, profondi o superficiali avrebbero sempre la loro origine nell’uomo stesso e perciò sarebbero merito proprio.

La Forza spirituale che esiste in questo caso, viene da lui negata, perché non la riconosce per niente. E perciò non è possibile nemmeno convincere facilmente tali uomini sulla Verità, cioè che essa venga trasmessa sulla via dei pensieri, perché non comprendono ancora bene il procedimento del pensare, quindi non lo possono neanche credere. Il vero essere del pensiero è per loro ancora qualcosa di incomprensibile e lo rimarrà pure fino al momento in cui riconoscono la loro propria imperfezione, quando si tratta di risolvere dei problemi profondi, quando il percorso dei pensieri fallisce, se l’uomo deve dare da sé l’ultima spiegazione. Soltanto quando si rivolge fiducioso e desiderando la Verità agli esseri spirituali e chiede a loro chiarificazione, sperimenterà su sé stesso come ora gli affluisce la Forza spirituale in forma di pensieri, ed allora riconoscerà che lui non può essere l’autore di tali pensieri, ma che gli è stato trasmesso qualcosa di spirituale da esseri spirituali dal Regno dell’aldilà.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

Gedachten zijn geestelijke kracht

Als de mens inzicht heeft, beschouwt hij zijn gedachten en opvattingen niet meer als zelf verworven, d.w.z. als uit hem zelf afkomstig maar als dat wat het werkelijk is - als uitstraling van geestelijke wezens die hun kennis aan de mens willen doorgeven, en het hem daarom zolang trachten over te brengen, tot hij het als geestelijk bezit zich heeft toegeeigend.

Een gedachte is derhalve geestelijke kracht - dus iets geestelijks dat zich uit het rijk hierna een weg naar de aarde gebaand heeft om door het gedachtenapparaat van de mens te worden opgenomen, waar het hem dan bewust wordt. Het denken van de mens moet nu bijgevolg met de geest van dat wezen overeenstemmen dat van de mens bezit neemt, of aan wie de mens zich overgeeft.

Deze uitstraling van kracht van de geestelijke wezens is enorm, doch doen goede zowel als slechte wezens moeite hun uitstralingen naar de aarde te zenden, maar altijd zal deze uitstraling alleen ontvangen worden door gelijk gezinde aardse wezens. Zo zal dus ieder mens dat toegezonden krijgen wat d.m.v. gedachten wordt doorgegeven, wat overeenstemt met zijn wezen. Altijd zal dàt uitgedeeld worden wat verlangd wordt, en dus zal daar waarheid worden aangeboden waar de mens hongerig is naar waarheid, leugen echter daar waar de leugen woont.

Het geestelijk bezit van de mens zal dus van dien aard zijn zoals de mens het zelf wil, daar hem dit, beantwoordend aan zijn wil, ook geschonken wordt door de geestelijke wezens. De mens kan niets uit zichzelf voortbrengen, hij is niet in staat vanuit zichzelf gedachten te laten ontstaan, juist - omdat gedachten geestelijke kracht zijn, deze kracht hem echter eerst moet worden toegezonden uit het geestelijke rijk.

Alleen de onwetende mens gelooft van zichzelf de geestelijke vader van zijn gedachten te zijn. Hij praat alleen de mening na van hen die van de wereld zijn en die beweren, dat het denken enkel een functie is van bepaalde organen en totaal onafhankelijk van vreemde inwerking, tot stand komt. Dat derhalve de mens al zijn gedachten zelf heeft en er geen directe of indirecte beïnvloeding van het denken aan ten grondslag ligt. Dat dus goede of slechte, diepe of oppervlakkige gedachten steeds van de mens zelf uitgaan en daarom eigen verdiensten zijn.

De geestelijke kracht die daarbij beschikbaar is loochent hij, omdat hij die helemaal niet erkent. Derhalve zijn zulke mensen ook niet gemakkelijk van de waarheid te overtuigen als deze d.m.v. gedachten overgebracht zou worden, daar zij het proces van het denken nog niet juist begrijpen - dus ook niet geloven kunnen.

Het eigenlijke wezen van de gedachte is hun nog iets onbegrijpelijks - en zal het ook blijven - zolang, tot zij hun eigen ontoereikendheid inzien als het erom gaat diepgaande problemen op te lossen, als de gedachtengang faalt, als de mens vanuit zichzelf de laatste verklaring geven wil. Pas als hij zich met vertrouwen- en verlangend naar de waarheid-wendt tot de geestelijke wezens en hun om opheldering verzoekt, zal hij ondervinden hoe hem nu geestelijke kracht in de vorm van gedachten toevloeit, en hij zal beseffen dat hij niet de schepper van zulke gedachten kan zijn, maar dat hem iets geestelijks wordt overgebracht door geestelijke wezens uit het rijk hierna.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte