Dans Mon Royaume la Lumière est continuellement reçue et rayonnée. Le Courant de Lumière coule sans interruption et béatifie tous les êtres qui sont réceptifs à la Lumière. Leur béatitude augmente continuellement, elle agrandit même continuellement sa plénitude d’amour, et ainsi ces êtres de Lumière doivent être sans interruption actifs parce qu'ils y sont poussés par l'amour. Leur activité consiste à rayonner au-delà la Lumière qu'ils reçoivent de Moi, parce qu'ils connaissent le tourment de l'obscurité et veulent aider toutes les âmes à lui échapper, ils répandent la Lumière même dans les sphères obscures où ils doivent seulement trouver des âmes de bonne volonté pour l'accueillir, des âmes qui désirent la Lumière. Chaque âme de bonne volonté reçoit la Lumière. Je n’impose pas d’autres Conditions que celle que l'âme doive vouloir que lui soit donné la Lumière, pour ensuite la pourvoir richement avec la Lumière directement ou bien au travers des messagers de la Lumière et de l'amour qui sont actifs sur Mon Ordre. Pour combien une âme demeure dans l'obscurité la plus profonde, son désir pour la Lumière est toujours satisfait et cela signifie déjà une libération de l'obscurité, parce que Mon Assistance constante est pour la libération de l'âme de l'abîme, pour le Retour dans Mon Royaume où règnent Lumière et Béatitude. Croyez-vous peut-être que Je laisserais dans l'abîme une âme de bonne volonté ? Croyez-vous que Je la laisserais languir, que Je ne M'attendrirais pas d'elle si elle demande d'échapper à l'obscurité ? À vous les hommes il est enseigné la «damnation éternelle». Et cette Parole équivaut à un verdict de juge d'un Dieu irascible et punitif que Je ne Suis pas. Je Suis un Dieu d'Amour et de Justice et vu que Ma Justice doit vous pourvoir selon l'état de votre âme qui est souvent si terrible que seulement l'abîme le plus profond peut être votre séjour, donc Mon Amour se donne du mal pour vous préserver de ce sort. Mon Amour vous enlève de cette obscurité si seulement vous ne Me prêtez aucune résistance. C’est la résistance qui empêche à Mon Amour de S’approcher des âmes parce que Je ne les force pas à la Béatitude. Mais là où la résistance cède ou bien est entièrement déposée, là Mon Rayon d'Amour peut exercer son effet, là il peut influer la Lumière en plénitude et un état atroce sera terminé dans l’éternité. Et maintenant vous savez aussi que Je ne veux aucune damnation éternelle, que Je libère chaque âme qui désire la libération ; parce que pour cela Je suis mort sur la Croix, pour que cette Libération, cette libération du pouvoir de Satan, puisse avoir lieu, parce que selon la Justice divine le péché devrait vous retenir dans l'abîme et il ne pourrait y avoir aucune libération si la faute des péchés n'était pas éteinte justement par le Sacrifice de la Croix, et ce Sacrifice de la Croix a été porté pour tous. Aucun être n’est exclu et donc il peut être aussi une libération de l'enfer pour l'âme qui veut le fuir. Croyez-vous peut-être que Mon adversaire ait été exclu de cette Libération ? Croyez-vous qu'il ne pourrait pas arriver à la Bénédiction de Mon Sacrifice de la Croix, si cela était sa volonté ? Mais le fait qu'il fasse rage toujours encore contre Moi, qu'il emploie tous les moyens pour éloigner de Moi les hommes, qu’il influence l'humanité au point qu’elle soit arrivée à un état spirituel qui rend nécessaire une dissolution des Créations sur la Terre est un signe que sa volonté n'est pas encore changée, qu'il est encore dans la plus forte adversité contre Moi, qu’il n'est pas intéressé de revenir à Moi. Il est toujours rempli de fausseté et ce qu’il entreprend est toujours seulement dans l'intention de conquérir les âmes qu’il croit perdre. Parce qu'en Vérité, le changement de sa volonté serait soutenu par Moi au travers d’un inhabituel Rayonnement d’Amour et l'Œuvre de Salut de cet être premier-tombé aurait réussi. Mais cet instant est encore infiniment loin. Un jour cependant Je le conquerrai aussi, parce que Mon Amour ne condamne aucun être dans l’éternité.
Amen
TraducteursIn Mijn rijk wordt onophoudelijk licht in ontvangst genomen en licht uitgestraald. De stroom van licht vloeit ononderbroken en stemt alle wezens gelukkig, die ontvankelijk zijn voor licht. Hun voortdurend zich vergrotende gelukzaligheid doet ook voortdurend hun overvloed aan liefde toenemen en zo moeten deze lichtwezens ook ononderbroken werkzaam zijn, omdat de liefde hen daartoe drijft. En hun werkzaamheid bestaat in het verder stralen van het licht, dat ze van Mij ontvangen, omdat ze de kwelling van de duisternis kennen en alle zielen willen helpen deze te ontvluchten, ze verspreiden ook licht in de donkere sferen, alleen moeten ze daar zielen vinden, die tot ontvangen bereid zijn, die het licht begeren.
Iedere gewillige ziel ontvangt licht. Ik stel geen andere voorwaarden dan die, dat de ziel wil dat haar licht ten deel valt, om haar dan ook rijkelijk van licht te voorzien, rechtstreeks of door licht- en liefdeboden, die in Mijn opdracht werkzaam zijn. En al vertoeft een ziel in de diepste duisternis, aan haar verlangen naar licht wordt steeds gevolg gegeven en dit betekent al verlossing uit de duisternis, want Mijn voortdurende zorg is toch gericht op de bevrijding van de ziel uit de diepte, op het terugbrengen in Mijn rijk, waar licht en gelukzaligheid is.
Gelooft u dus, dat Ik een gewillige ziel onopgemerkt in de duisternis zou laten? Gelooft u, dat Ik haar zou laten smachten, dat Ik Me niet om haar bekommer, als ze verlangt de duisternis te ontvluchten? U, mensen, wordt geleerd van “eeuwige verdoemenis”. En deze uitdrukking is hetzelfde als een gerechtelijk vonnis van een toornige en straffende god, die Ik niet ben.
Ik ben een God van Liefde en Rechtvaardigheid. Omdat Mijn Rechtvaardigheid u uw deel moet geven naar de toestand van uw ziel, die vaak zo vreselijk is, dat alleen de diepste diepte uw verblijfplaats kan zijn, doet Mijn Liefde alles om u voor dit lot te behoeden. En Mijn Liefde haalt u ook uit deze duisternis, wanneer u Mij maar geen weerstand biedt. Het is de weerstand, die Mij verhindert, dat Mijn Liefde dichterbij de zielen komt, want Ik dwing ze niet zalig te worden. Maar waar de weerstand afneemt of geheel is opgegeven, daar kan nu ook de straal van Mijn Liefde zijn werking uitoefenen, daar kan in alle volheid licht binnenstromen en een toestand vol kwelling zal voor eeuwig beëindigd zijn.
En nu weet u ook, dat Ik geen eeuwige verdoeming wil, dat Ik iedere ziel bevrijd, die naar bevrijding verlangt. Want daarvoor stierf Ik aan het kruis, dat deze verlossing - deze bevrijding uit de macht van de satan - kon plaatsvinden, omdat volgens goddelijke Rechtvaardigheid de zonde u in de diepte geketend zou moeten houden en er eeuwig geen bevrijding daaruit zou kunnen zijn, wanneer de zondenschuld niet teniet zou zijn gedaan, juist door het kruisoffer. En dit kruisoffer werd voor allen gebracht. Geen wezen is daarvan uitgesloten en daarom kan er ook uit de hel een verlossing zijn voor de ziel, die deze wil ontvluchten.
En kunt u geloven, dat Mijn tegenstander van deze verlossing zou zijn uitgesloten? Gelooft u, dat niet ook hij de zegen van Mijn kruisoffer zou kunnen verwerven, waneer dit zijn wil zou zijn?
Maar dat hij nog steeds tegen mij woedt, dat hij alle middelen aanwendt, om Mij van u, mensen, te vervreemden, dat hij de mensheid zo beïnvloedt, dat ze in een geestestoestand is beland, die een ontbinding van de scheppingen der aarde noodzakelijk maakt, is een teken, dat zijn wil nog niet veranderd is. Het is een teken, dat hij nog de heftigste vijandschap voelt tegenover Mij, dat hem er niets aan gelegen is naar Mij terug te keren. Maar hij is vol bedrog en wat hij onderneemt doet hij steeds alleen maar met de bedoeling zielen te winnen, die hij denkt te verliezen. Want waarlijk, de verandering van zijn wil zou door Mij worden gesteund door ongewone aanstraling van Liefde en het reddingswerk bij dit eerst-gevallen wezen zou zijn gelukt. Maar dit tijdstip is nog eindeloos ver. Maar eens zal Ik ook hem winnen, omdat Mijn Liefde geen wezen voor eeuwig verdoemt.
Amen
Traducteurs