• Retour

La divinisation des êtres créés

Au début vous étiez tous pour Moi, parce que Ma Force d'Amour qui vous attirait à Moi vous comblait totalement. C’était pour vous un état de la plus sublime béatitude, parce que vous étiez des êtres divins, vous étiez Mon Rayonnement d'Amour devenu forme, vous étiez des formations de la plus sublime intelligence et avec cela en possession de Lumière et de Force qui vous a rendu capable d’une activité créatrice. Vous étiez des êtres parfaits, à l’Images de Moi-Même, avec la seule différence que vous étiez procédés de Moi, alors que Moi-même Je Suis d'Éternité, et hors de Moi il ne règne aucune Force créatrice. Donc tout ce qui a été procédé était Mon «Œuvre» de même que l'être premier créé qui fut le procréateur de vous tous, mais seulement avec Mon Assentiment avec l’utilisation de Ma Force. Donc cet être était aussi Mon Œuvre, mais lui-même a voulu vous faire croire qu’il était la Force créatrice même. Cet être a appelé à la vie d’innombrables créatures, parce qu'il voulait utiliser continuellement la Force créatrice qui lui affluait de Moi sans interruption et parce qu'il en possédait la faculté du fait qu’il était parfaitement et entièrement semblable à Moi, issu de Moi pour un but commun avec Moi : vivifier le Règne spirituel pour Ma et sa Béatitude. Ce qui Me rendait heureux, devait aussi rendre heureux cet être premier créé par Moi, et pour cela Je lui donnai la Lumière et la Force sans limite, Je lui donnai la libre volonté que maintenant il pouvait employer selon son consentement, mais qu'il aurait dû employer selon Ma Volonté, s'il avait voulu être actif selon sa perfection. Mais sa volonté se développait contrairement à Ma Volonté, ce qui était bien possible, vu que cet être avait été créé libre, donc aucune contrainte ne mettait en question sa perfection, chose qui cependant aurait été impossible, si l'être avait aspiré plus à Mon Amour qu’à Mon Pouvoir, s'il s'était contenté de Ma Force d’Amour qu’il recevait continuellement. Le nombre infini de ses créations d'êtres que son et Mon Amour ont appelé à la vie, ont réveillé dans son cœur le désir de régner sur eux. Et bien qu’il sache que seulement Ma Force était active dans la création de ces êtres, il a tourné son amour pour Moi dans un sens contraire à Moi. Il M’enviait la Force, et donc il voulait séparer de Moi ceux qu’il avait appelé à la vie au moyen de Ma Force, pour les posséder et régner sur eux. Mais il ne lui a pas été possible de séparer Mes créatures de Moi, vu qu’elles étaient remplies de Ma Force d'Amour qui les liait à Moi inséparablement si Moi-même Je ne les libérais pas, chose que cependant J’ai faite dans le but de la divinisation de Mes êtres. Donc vous, qui aviez été créés parfaits, seriez restés éternellement seulement Mes créatures, c’est-à-dire des Créations qui pouvaient penser et agir seulement dans Ma Volonté, mais qui donc ne correspondaient pas à l'Image que J'imaginais, lorsque Je vous ai créé : à savoir des fils libres qui étaient et créaient dans la plus sublime perfection, qui étaient certes actifs dans leur libre volonté qui, en conséquence de leur amour pour Moi, était aussi Ma Volonté. Je voulais obtenir cela et donc Je vous ai rendu libres, pour que vous-mêmes puissiez vous former à ce que J’avais imposé comme but. Je ne vous ai pas soustrait Mon Amour, mais Je n'ai pas empêché l’être premier créé, maintenant Mon adversaire, d’agir en même temps sur vous. Mais vous aviez la libre volonté et vous pouviez vous décider maintenant librement pour Moi ou pour lui. Il n'y avait pas besoin que vous tombiez, parce que vous étiez dans la Lumière et pouviez percevoir Mon Amour et vous laisser attirer par celui-ci à Moi. Mais l’influence de Mon adversaire sur vous était grande, et vous êtes tombés dans celle-ci. Vous l'avez suivi dans la libre volonté, bien qu’il ne vous ait offert aucune béatitude, mais il vous a précipité en bas dans l’abîme. Il s’est opposé à Moi, il a rendu inefficace Ma Force d'Amour, Moi-même ne la lui ai pas soustraite, mais il s'est éloigné toujours davantage de Moi, de sorte que Mon Rayonnement d’Amour agissait toujours plus faiblement, parce qu’il lui a opposé une résistance ouverte, dans la croyance de posséder lui-même assez de force avec le groupe de ses disciples qu’il avait tiré en bas dans l'abîme. Vous tous deviez maintenant vous passer de Ma Force d'Amour, bien que Moi-même ne vous l'ait pas soustraite, mais vous l'avez repoussée, et donc vous êtes devenus faibles et d'esprit obscur. Vous avez donc renoncé librement à l'état primordial dans une béatitude inimaginable. Mais vous ne devez pas rester éternellement dans l'état choisi par vous-mêmes, parce que Mon Amour ne renonce pas à vous, parce que vous êtes Mes créatures que Je ne vous laisse jamais éternellement dans un état qui est totalement opposé à votre destination. Je ne renonce pas au but que Je M’étais imposé autrefois, la divinisation des êtres que J’ai créés. Je l’atteindrai, et même vous qui êtes encore malheureux suite à votre rébellion d’alors contre Moi, vous changerez et vous vous réjouirez de nouveau de la Force illimitée, un jour vous entrerez de nouveau dans Mon Royaume et serez bienheureux. Mais Je n'agis pas sur vous dans la contrainte, mais vous-même devez prendre dans la totale libre volonté la voie qui reconduit à Moi, qui vous fait revenir à la Perfection qui une fois était votre part, et à laquelle vous avez renoncé, mais vous l’atteindrez irrévocablement un jour de nouveau, parce que Mon Amour poursuit seulement cet unique but : que vous agissiez et opériez dans Mon Règne en tant que Mes fils dans la Lumière et dans la Force.

Amen

Vergoddelijking van de geschapen wezens

In het begin stond u allen aan mijn zijde, omdat mijn liefdeskracht u helemaal vervulde, die u tot Mij trok. Het was een staat van hoogste gelukzaligheid voor u, want u was goddelijke wezens. U was tot-vorm-geworden-liefdesuitstraling van Mij. U was scheppingen met de hoogste intelligentie en in het bezit van licht en kracht die u weer tot scheppende bezigheid in staat stelde. U was volmaakte wezens, evenbeelden van Mij zelf, met alleen dit verschil, dat u uit Mij was voortgekomen terwijl Ik zelf van eeuwigheid ben en buiten Mij geen scheppende kracht heerste. Dus was alles wat uit Mij was voortgekomen mijn werk. En zo ook het eerst geschapen wezen dat de verwekker van u allen was met mijn toestemming en met gebruikmaking van mijn kracht. Ook dit wezen was mijn werk, niet zoals het zelf u wilde leren geloven: de scheppende kracht zelf. Er zijn door dit wezen ontelbare schepselen in het leven geroepen, omdat het de kracht die hem van Mij ononderbroken toestroomde, wilde gebruiken in scheppende zin, omdat het daartoe het vermogen bezat, want het was volmaakt en "aan Mij gelijk" buiten Mij geplaatst, juist voor dit doel: het oneindige geestelijke rijk te verlevendigen tot eigen gelukzaligheid.

Wat Mij gelukkig maakte moest ook dit door Mij eerst geschapen wezen gelukkig maken. En daarom gaf Ik het onbeperkt licht en kracht. Ik gaf het de vrije wil die het nu naar eigen goeddunken mocht gebruiken, hem echter zou hebben moeten gebruiken naar mijn wil, wanneer het beantwoordend aan zijn volmaaktheid werkzaam wilde zijn. Maar zijn wil ontwikkelde zich tegen mijn wil, wat wel mogelijk was daar het wezen volledig vrij geschapen was, dus geen enkele dwang zijn volmaaktheid in twijfel zou hebben getrokken. Wat echter onmogelijk zou zijn geweest wanneer het wezen meer naar mijn liefde dan naar mijn macht zou hebben gestreefd. Wanneer het zich met mijn liefdeskracht tevreden zou hebben gesteld, die het onophoudelijk ontving. Het enorme aantal van zijn wezenlijke scheppingen, die zijn en mijn liefde in het leven riepen, wekte het verlangen in hem om over hen te heersen. En hoewel hij wist dat mijn kracht bij de schepping van die wezens werkzaam was, veranderde hij zijn liefde voor Mij in een vijandig gevoel. Hij benijdde Mij de kracht en hij wilde daarom het door mijn kracht in het leven geroepene van Mij scheiden om het zelf te bezitten en er over te heersen. Maar het zou hem niet mogelijk zijn geweest deze, mijn schepselen van Mij te scheiden - daar ze vervuld waren van mijn liefdeskracht, die hen onlosmakelijk met Mij verbond - wanneer Ik zelf ze niet zou hebben vrijgelaten, wat Ik ook ter wille van de vergoddelijking van mijn wezens deed.

U die volmaakt geschapen was, u zou eeuwig alleen mijn schepselen zijn gebleven. Werken die alleen volgens mijn wil konden denken en handelen, maar niet overeenstemden met het beeld dat Ik Me heb voorgesteld toen Ik u schiep: vrije, in hoogste volmaaktheid staande en werkzaam zijnde kinderen die wel volgens hun eigen vrije wil actief zijn, welke echter als gevolg van de liefde voor Mij ook mijn wil was. Dit wilde Ik bereiken en daarom liet Ik u vrij, opdat u zelf u kon vormen tot dat wat Ik Me als doel heb gesteld. Ik ontzegde u mijn liefde niet, maar verhinderde ook niet het eerst geschapen wezen, nu mijn tegenstander, eveneens op u in te werken. Maar ook u was uitgerust met een vrije wil en kon nu vrij beslissen: voor Mij of voor hem. U hoefde niet te vallen, want u stond in het licht en kon mijn liefde voelen en u hierdoor naar Mij laten trekken. Maar ook hij had een grote invloed op u en hieraan bent u ten prooi gevallen. In vrije wil volgde u hem, die u echter geen gelukzaligheid schonk, maar u de diepte in trok. Want hij verzette zich tegen Mij. Hij stond op tegen Mij. Hij stelde mijn liefdeskracht buiten werking. Ik zelf onttrok Ze hem niet, maar hij verwijderde zich zo ver van Mij dat mijn liefdesstraling steeds zwakker werkte omdat hij er openlijk weerstand aan bood in het geloof zelf kracht genoeg te bezitten in de schare van zijn aanhangers die hij mee naar beneden had getrokken in de diepte.

U allen moest nu mijn liefdeskracht ontberen, ofschoon Ik zelf haar niet aan u onttrok. Integendeel, u hebt haar afgewezen en werd daarom krachteloos en duister van geest. De oorspronkelijke staat in onvoorstelbare gelukzaligheid gaf u vrijwillig op. Maar u zult niet eeuwig in uw zelf gekozen toestand blijven, omdat mijn liefde u niet opgeeft. Omdat u ook mijn schepselen bent die Ik nooit eeuwig in een staat laat die geheel tegen uw bestemming en uw ontstaan indruist. Het doel dat Ik Me eens heb gesteld, de vergoddelijking van de wezens die Ik heb geschapen, geef Ik niet op. Ik zal het bereiken en ook u die nog ongelukkig bent als gevolg van uw vroegere opstand tegen Mij, u zult eens weer het lichtrijk binnengaan. U zult u verheugen in onbeperkte kracht en gelukzalig zijn. Maar met dwang werk Ik niet op u in; in volledig vrije wil zult u zelf de weg moeten gaan die terugleidt naar Mij, terug naar de volmaaktheid die eens uw deel was. Die u weggaf, maar onherroepelijk eens weer zult bereiken, omdat mijn liefde alleen dit ene doel nastreeft, dat u als mijn kinderen in licht en kracht en gelukzaligheid werkzaam zult zijn en zult scheppen in mijn rijk.

Amen