Le séjour dans la forme solide est indiciblement atroce, parce que le spirituel sent la contrainte et il ne peut pas s’en libérer. Mais la résistance contre Dieu dans le spirituel est si forte qu'une autre forme extérieure ne la casserait jamais et donc la forme solide, la pierre dans tous ses états, est donnée au spirituel comme enveloppe jusqu'à ce que soit cassée la résistance et que la substance animique qui est à l'intérieur soit prête à poursuivre son parcours sur la Terre en servant. Seulement cette possibilité procure à la substance animique un soulagement, c'est-à-dire un relâchement de son enveloppe extérieure et ainsi une forme extérieure un peu moins solide. Donc il est laissé à la substance animique elle-même de choisir quelle durée de temps elle veut languir dans ce tourment, parce que seulement sa volonté la libèrera, sa volonté changera l'état atroce dans un état plus supportable. Le fait que ces formes solides aient une durée infiniment longue dans leur subsistance dépend uniquement de l'adversité du spirituel qui y demeure, lui-seul peut changer à tout instant son état s'il voulait renoncer à son adversité contre Dieu. Par conséquent ce spirituel ne supporte aucune souffrance imméritée, mais lui-même est l'auteur de ses tourments à travers sa volonté inversée. Et Dieu connaît sa volonté et en fonction de celle-ci Il l'a incorporé dans ces formes extérieures qui correspondent à son être rebelle. La substance animique qui renonce rapidement à sa résistance contre Dieu, vit principalement dans des sortes de pierres qui arrivent plus rapidement à la dissolution, c'est-à-dire que suite à des catastrophes de la nature ou bien à des éruptions nouvelles le spirituel qui s’y cache est libéré dans un temps plus bref. La rébellion de l'être est connue de Dieu depuis l'Éternité et donc son parcours de développement entier lui est prescrit depuis l'Éternité, donc aucun être n’a à supporter un état non mérité, mais selon sa prédisposition envers Dieu il est entouré de l'enveloppe extérieure qui doit changer sa volonté, même si cela arrive seulement après un temps inconcevablement long. Et une telle demeure atroce sera le sort d'innombrables hommes qui habitent encore sur la Terre, parce qu'au travers de leur total désamour se joue leur droit de vivre dans la liberté spirituelle, de pouvoir être actifs. À eux il leur avait été indiqué qu’au travers des millénaires il leur serait donné la possibilité de se conquérir cette liberté spirituelle, mais dans le dernier stade de leur développement ils ont de nouveau abusé de leur libre volonté et donc ils doivent de nouveau re-parcourir cette voie infiniment longue pour devenir libres, parce que cela a été leur volonté et leur nouvelle demeure correspond à leurs actes et pensées sur la Terre dans le très plein désamour.
Amen
TraducteursHet verblijf in de vaste vorm is onnoemelijk kwellend, want het geestelijke voelt de dwang en kan zich daar niet uit bevrijden. Maar de weerstand tegen God is in dit geestelijke zo sterk, dat een andere uiterlijke vorm deze nooit zou kunnen breken en zodoende wordt de vaste vorm, het gesteente in de meest veelvoudige soorten, het geestelijke als omhulsel gegeven, net zo lang, tot de weerstand gebroken is en het wezenlijke daarin ertoe bereid is om de weg over de aarde met dienen af te leggen. Pas deze bereidwilligheid levert het wezenlijke een verlichting op. Namelijk een losser maken van zijn uiterlijk omhulsel en dus een iets minder vaste uiterlijke vorm. Zodoende is het aan het wezenlijke zelf overgelaten hoe lang hij in deze kwelling wil smachten, want alleen zijn wil maakt het vrij. Zijn wil verandert de kwellende toestand in een draaglijker toestand.
Dat deze vaste vormen een zo eindeloos lange bestaansduur hebben, ligt alleen aan de weerspannigheid van het in hem aanwezige geestelijke, dat zijn toestand te allen tijde zou kunnen veranderen, wanneer het deze weerstand tegen God op zou willen geven. Bijgevolg hoeft dit geestelijke geen onverdiend lijden te dragen, want het is zelf de veroorzaker van zijn kwellingen door zijn verkeerde wil. En God kent deze wil en heeft het daarom in die uiterlijke vorm ingelijfd, die met zijn weerspannige wezen overeenkomt. Het wezenlijke, dat sneller zijn weerstand tegen God opgeeft, bewoont vooral zulke steensoorten, die sneller ontbinden. Dat wil zeggen die als gevolg van natuurrampen of aardse erupties steeds weer uiteengeslagen worden en daarom het in zich aanwezig zijnde geestelijke in korte tijd vrijgeven.
De weerspannigheid van het wezen is God van eeuwigheid af bekend en de gehele ontwikkelingsgang is hem daarom eveneens voorgeschreven, om welke reden niets wezenlijks een onverdiende toestand moet verdragen, maar al naar gelang zijn instelling ten opzichte van God door het uiterlijke omhulsel omgeven is, dat zijn wil moet veranderen, ofschoon dit ook pas na ondenkbaar lange tijd het geval is.
En zo’n kwellend verblijf zal het lot van talloze nu nog de aarde bewonende mensen zijn, die door hun volledige liefdeloosheid elk recht verspelen om in geestelijke vrijheid te leven, dat wil zeggen werkzaam te mogen zijn. Hen werd duizenden jaren lang de weg gewezen en de mogelijkheid gegeven om zich deze geestelijke vrijheid te verwerven, maar ze misbruikten in het laatste stadium van hun ontwikkeling opnieuw hun vrije wil en moeten daarom ook opnieuw deze eindeloos lange weg naar de bevrijding afleggen, want het is hun eigen wil en het nieuwe verblijf stemt alleen maar met hun handelen en denken in de volste liefdeloosheid op aarde overeen.
Amen
Traducteurs