Comparer communication avec traduction

Autres traductions:

Le relâchement de la forme solide par la Volonté de Dieu

Il se passe un temps infiniment long avant que l'être puisse s'incarner en tant qu’homme sur la Terre, et ce temps est des plus douloureux pendant son parcours de développement. Parce que bien que la forme extérieure au stade d’homme signifie pour l'être une contrainte, elle doit de toute façon être appelée légère vis-à-vis des nombreuses formes extérieures antécédentes. Le séjour dans la forme solide est particulièrement atroce pour l'entité, parce qu’avant que ces enveloppes soient dissoutes, il se passe des temps impensables. La forme extérieure qui a été assignée à l'entité comme enveloppe est par contre pour l’homme seulement un bref empan de temps pour l'âme, et même l'homme ne ressent pas trop ce temps comme un tourment, parce que le corps, la forme extérieure, peut se créer des plaisirs qui lui font paraitre son séjour sur la Terre pas particulièrement douloureux. Le corps perçoit donc l'existence terrestre comme accablante tant qu’il ne peut pas se procurer la satisfaction de ses désirs. Il ne perçoit même pas l'état lié, parce que rien ne le lie si ce n’est ce que les hommes lui mettent comme chaîne au travers d’exigences que le corps ne peut pas accomplir facilement. Pour l'âme par contre c’est le corps qui est la chaîne, qui la rend non-libre, et elle voudrait se dépouiller de cette chaîne. L'âme souffrira sous sa forme extérieure tant que son désir n’est pas satisfait. Mais elle peut desserrer ses chaînes à tous moments, moins elle s’occupe de son corps et de ses désirs. Dans les stades antécédents elle doit exécuter par contrainte l’activité qui lui a été imposée par Dieu, et c’était de toute façon à nouveau une Grâce pour l’être, lorsqu’il a été appelé à une activité, c'est-à-dire lorsque celle-ci lui a été concédée, parce qu’auparavant l'être devait supporter un état dans lequel il était totalement inactif, c'est-à-dire dans la forme solide qui avait été assignée à l'entité comme premier séjour sur la Terre. La forme solide retient l'entité pendant un temps inconcevablement long, et elle doit supporter cet état atroce, parce qu'elle est encore totalement rebelle à Dieu. Et l'être ne peut contribuer d’aucune manière à dissoudre la forme solide, pour se libérer de celle-ci car le changement de la forme solide dépend de la Volonté de Dieu et elle n'est pas exécutée arbitrairement, mais dépend de la disponibilité de l'entité à dérouler une activité de service. Si Dieu entrevoit la bonne volonté de ce qui est lié dans la forme solide, alors Il desserre cette forme et Il lui assigne une activité quelconque, qui est adaptée pour le mûrissement du spirituel dans la forme. Mais le changement de telles formes extérieures doit être précédé d’un certain acte de violence, étant donné que ces formes ne libèrent pas l'entité qu'elles cachent en elles. La Volonté de Dieu est suffisante pour détruire ou dissoudre des formes solides, et la Volonté de Dieu desserrera partout ces formes extérieures, là où il existe la volonté de servir. Mais avant qu'une forme solide se soit transformée en elle-même jusqu'au point où elle n'écrase plus l'entité comme avec des chaînes, il se passe des Éternités. Donc Dieu Lui-même intervient souvent pour libérer l'entité de la forme solide, c'est-à-dire qu’Il opère des transformations de la surface terrestres selon un Plan qui se déroule lorsque Dieu veut donner la possibilité à l'entité de se développer vers le Haut. De telles transformations sont toujours observables en des temps où le spirituel déjà plus mûr ne remplit pas sa tâche terrestre qui consiste dans le fait de dépasser la dernière forme extérieure, lorsque l'être dans son incarnation en tant qu’homme ne vise pas à son développement, mais laisse de coté le vrai but terrestre. Alors ce qui est encore totalement immature est poussé à une activité de service. Il désire des facilités qui ont pour conséquence de se libérer de la forme. Et face à cette bonne volonté de servir, Dieu décide de desserrer la dure forme extérieure de l'entité et donc de donner à celle-ci la possibilité de devenir libre. Et maintenant l'être peut parcourir la voie terrestre dans l'activité servante, et il progresse dans son développement vers le Haut. Le séjour dans les formes extérieures ne dure maintenant plus longtemps comparé au séjour dans la forme solide, mais il faut encore des temps inconcevables jusqu'à ce que l'entité puisse commencer son dernier stade en tant qu’homme, qui peut lui procurer la libération totale de la forme. Le dernier temps en tant qu’homme sur la Terre est seulement un instant comparé au long temps antécédent, et ce n'est pas une prestation impossible pour l'être que de se libérer au travers d’un juste chemin de vie devant Dieu. Mais il est laissé libre de vivre sa vie terrestre comme il le veut, seulement l'état lié n'est pas arbitrairement terminé s’il n'a pas employé la vie terrestre selon la Volonté divine, et alors la vie dans l'au-delà signifiera pour lui une espèce d'état de contrainte, et cela lui procurera dans l'au-delà d’incomparables tourments.

Amen

Traducteurs
Traduit par: Jean-Marc Grillet

Het losser maken van de vaste vorm door Gods wil

Een eindeloze lange tijd gaat voorbij, voordat het wezen zich als mens mag belichamen op aarde en deze tijd is de meest kwellende van zijn ontwikkelingsproces te noemen. Want ofschoon de uiterlijke vorm als mens voor het wezen ook een dwang betekent, is deze toch gering te noemen in vergelijking met de vele uiterlijke vormen daarvoor. Voor het wezenlijke is vooral het verblijf in de vaste vorm kwellend, want voordat deze omhulsels opgelost zijn, gaan er ondenkbaar lange tijden voorbij.

De uiterlijke vorm als mens daarentegen is alleen maar de ziel, het wezenlijke, voor een korte periode als omhulsel toebedacht en de mens ervaart deze tijd ook niet zozeer als kwelling, omdat het lichaam, de uiterlijke vorm, zich ook genoegens kan bezorgen, die hem het verblijf op de aarde niet bijzonder kwellend laten lijken. Het lichaam ervaart het aardse bestaan daarom zo lang niet als bedrukkend, als hij voor bevrediging hiervan kan zorgen. Hij voelt ook de geboeide toestand niet, want niets bindt hem, dan wat de mensen hem als boeien omdoen door eisen, waaraan het lichaam niet makkelijk kan voldoen.

Voor de ziel daarentegen is het lichaam zelf de boei, die haar onvrij maakt en ze zou zich graag van deze boei bevrijden. De ziel zal daarom net zo lang onder haar uiterlijke vorm lijden, zoals deze zijn verlangen vervult. Maar ze kan op elk moment de boeien losser maken, naarmate ze minder aandacht schenkt aan het lichaam en zijn verlangens.

In het voorstadium heeft het wezen zijn activiteiten, die hem van God uit gegeven werden, gedwongen uitgevoerd en het was voor het wezen toch weer een genade, wanneer het tot een activiteit geroepen, dat wil zeggen toegelaten, werd, want ook die toestand, dat het volledig inactief was, moest het wezenlijke eerst verdragen en wel in de vast vorm, die het wezenlijke voor het eerste verblijf op aarde aangewezen werd. Die vaste vorm omsluit het wezenlijke voor ondenkbaar lange tijd en deze kwellende toestand moet het verdragen, omdat het nog volledig weerspannig tegen God is.

Maar het wezen kan niets doen om de vaste vorm te ontbinden om zich hiervan vrij te maken. Die verandering van de vaste vorm is afhankelijk van de goddelijke wil en wordt niet willekeurig uitgevoerd, maar ze is afhankelijk van de bereidwilligheid van het wezenlijke om een dienende activiteit uit te voeren. Als God de bereidwilligheid ziet van hetgeen in de vaste vorm gebonden is, dan maakt hij deze vorm losser en wijst haar nu één of andere activiteit aan, die bevorderlijk is voor het uitrijpen van het geestelijke in de vorm. Aan de verandering van zulke uiterlijke vormen moet een bepaalde gewelddaad voorafgaan, omdat deze vormen het in zich aanwezige wezenlijke niet vrijgeven. Gods wil is voldoende om vaste vormen te verwoesten of te ontbinden en Gods wil zal overal deze uiterlijke vormen losser maken, waar de wil om te dienen aanwezig is.

Maar voordat een vaste vorm zich zo ver veranderd heeft, dat ze het wezenlijke niet meer als boei knelt, gaan eeuwigheden voorbij. Daarom grijpt God Zelf vaak in om het wezenlijke uit de harde vorm te bevrijden en wel door planmatige veranderingen van het aardoppervlak, die steeds dan plaatsvinden, wanneer God het wezenlijke de gelegenheid wil geven om zich opwaarts te ontwikkelen.

Zulke veranderingen zijn steeds waar te nemen in tijden, waar het al rijpere geestelijke zijn aardse taak niet vervult. Die taak bestaat uit het overwinnen van de laatste uiterlijke vorm, wanneer het wezen in de belichaming als mens niet de verdere ontwikkeling nastreeft en geen aandacht schenkt aan het eigenlijke aardse doel. Dan dringt het nog geheel onvrije tot een dienende activiteit aan. Het verlangt naar de voordelen, die een vrij komen uit de vaste vorm tot gevolg heeft.

En deze bereidwilligheid om te dienen brengt God ertoe om de harde uiterlijke vorm van het wezenlijke losser te maken en deze zodoende de mogelijkheid te geven om zich vrij te maken. En nu kan het wezen de aardse weg in dienende werkzaamheid afleggen en gaat het voort in zijn opwaartse ontwikkeling. Het verblijf in de uiterlijke vormen daarna duurt nu niet meer zo lang als ooit in de vaste vorm, maar altijd nog ondenkbaar lange tijd, tot het wezenlijke aan het laatste stadium als mens kan beginnen, dat hem het totaal vrij komen uit de vorm op kan leveren.

De laatste tijd als mens op aarde is maar een ogenblik, afgezet tegen de lange tijd daarvoor en het is voor het wezen geen onmogelijke opgave om zich vrij te maken door een juiste levenswandel voor God. Maar het staat hem vrij, hoe hij zijn aardse leven leeft. Alleen wordt de gebonden toestand niet willekeurig beëindigd, als hij het aardse leven niet overeenkomstig de goddelijke wil gebruikt heeft en het leven in het hiernamaals zal dan eveneens een soort staat van dwang voor hem betekenen en dit zal hem onvergelijkbare kwellingen in het hiernamaals opleveren.

Amen

Traducteurs
Traduit par: Peter Schelling