La matérialisation grossière des substances spirituelles primordiales ne pourra pas être évitée tant qu’une forme extérieure est nécessaire, afin de forcer le spirituel à servir dans cette forme. Le spirituel dans l'état lié n'est pas un être libre qui peut disposer de lui-même. Car dès que ce spirituel est entouré d'une enveloppe, il est empêché dans son autodétermination. Il est lié justement par une enveloppe substantielle qu’il doit vaincre maintenant dans un temps déterminé pour devenir de nouveau libre. Tout ce qui est matériel autour de la substance spirituelle est du spirituel solidifié, donc il est en lui pour ainsi dire substance spirituelle, c'est-à-dire procédé du Pouvoir qui a tout créé mais il est devenu forme à travers la Volonté divine, afin de recevoir en lui le spirituel non mûr. Parce que tout ce qui est procédé de Dieu est substance spirituelle, seul le degré de maturité de cette substance est différent, donc il faut faire une différence entre le spirituel qui se trouve dans la forme et le spirituel qui est devenu forme. Le spirituel dans la forme est déjà avancé dans son développement au travers de la Volonté divine parce qu’il a pu changer souvent le séjour dans les différentes formes, tandis que le spirituel qui est devenu forme, se trouve encore au début de son développement vers le Haut. Le spirituel non encore développé rend maintenant possible au spirituel déjà plus mûr de s'acquitter de la tâche qui lui est imposée. Avec cela ce spirituel sert en aidant à servir. Et ainsi tout dans la Création progresse dans son développement. La matière grossière semble périssable à l'homme, mais dans sa substance elle est aussi peu périssable que le spirituel qui est enfermé dans l'enveloppe matérielle. Parce que seulement apparemment elle se décompose en rien, mais en réalité elle se dissout seulement dans sa substance lorsqu’elle s'est acquitté de sa tâche. Cela différencie donc la sortie du spirituel de la forme de la dissipation de la forme elle-même. Le spirituel libéré de la forme se cherche une nouvelle enveloppe selon son état de maturité, tandis que la forme elle-même se dissout dans sa substance d’Ur et est de nouveau un élément volatil, jusqu'à ce qu’il se condense de nouveau dans une nouvelle forme au moyen de la Volonté de Dieu. La matière grossière n’est donc rien d’autre que quelque chose de spirituel qui devient visible pour l'homme terrestre selon la volonté de Dieu, et il accepte la forme que Dieu a déterminée pour lui et il reste forme tant que la Volonté divine a besoin d’elle pour le développement vers le Haut du spirituel qui s’y trouve enfermé. La forme est visible, tant que le spirituel n'a pas encore bien accompli sa tâche, mais il devient invisible lorsque la tâche a été réalisée.
Amen
TraducteursDe grove materialisatie van oorspronkelijk geestelijke substantie is niet te vermijden, zolang er een uiterlijke vorm nodig is om het geestelijke in deze vorm tot dienen te dwingen. Het geestelijke is in ongebonden toestand ook een vrij wezen, dat over zichzelf beslissen kan. Zodra echter dit geestelijke met een omhulsel omgeven wordt, wordt het gehinderd in zijn zelfbeschikking. Het wordt juist door een stoffelijk omhulsel geboeid, die het nu binnen een bepaalde tijd moet overwinnen om daar weer uit bevrijd te worden.
Al het stoffelijke rond de geestelijke substantie is verdicht geestelijks, dus eveneens geestelijke substantie in zichzelf. Dat wil zeggen voortgekomen uit de alles scheppende macht, maar door goddelijke wil tot vorm geworden, die onrijp geestelijks in zich moet herbergen. Want alles, wat uit God voortgekomen is, is geestelijke substantie. Alleen de rijpheidsgraad van deze substantie is verschillend en zodoende valt er een onderscheid te maken tussen het zich in de vorm bevindend geestelijks en het geestelijke, dat tot vorm geworden is.
Het geestelijke in de vorm is door de goddelijke wil al zo ver ontwikkeld, dat het zijn verblijf in de verschillende vormen vaak af mag wisselen, terwijl het geestelijke, dat tot vorm geworden is nog aan het begin van zijn opwaartse ontwikkeling staat. Het nog onontwikkeld geestelijke maakt het nu het al rijper geestelijke mogelijk de hem opgelegde taak te vervullen. Dit geestelijke dient daardoor, doordat het ook hem helpt te dienen. En zo ontwikkelt zich alles in de schepping voorwaarts.
Het grove materiaal lijkt voor de mens vergankelijk, maar is in zijn substantie net zomin vergankelijk als het geestelijke, dat door het stoffelijke omhulsel omsloten is. Want het vergaat schijnbaar in het niets, maar maakt zich in werkelijkheid alleen maar los uit zijn substantie, wanneer het zijn eigenlijke opdracht vervuld heeft.
Men onderscheidt dus een vluchten van het geestelijke uit de vorm en een vervluchtigen van de vorm zelf. Het uit de vorm vrijgekomen geestelijke zoekt naar gelang haar staat van rijpheid een nieuw omhulsel, terwijl de vorm zelf zich oplost in haar oorspronkelijke substantie en net zo lang weer een vluchtig element is, tot het zich weer door Gods wil tot een nieuwe vorm verdicht.
De grove materie is dus dientengevolge niets anders dan iets geestelijks, dat overeenkomstig de wil van God voor de mensen op aarde zichtbaar wordt. Dat dus die vorm aanneemt, die God voor hem bestemd heeft en die zo lang vorm blijft, als de goddelijke wil deze nodig heeft voor het in de opwaartse ontwikkeling bevindend geestelijke. De vorm is zichtbaar, zolang het geestelijke zijn taak nog niet goed vervuld heeft, maar het wordt onzichtbaar, als de opdracht vervuld is.
Amen
Traducteurs