¡Que nunca olvidéis que Yo soy un Señor de la Vida y de la muerte... que de Mí emana toda la Fuerza que hace falta para la Vida, y que también puedo acabar con toda clase de vida quitándola mi Fuerza!
Como Yo mismo soy la Fuente primaria de toda Fuerza, consta que también corresponde a mi Ente original el siempre sólo regalar Vida... el volver a llevar lo muerto la Vida, porque el estado de la muerte –es decir, la falta total de Fuerza– no corresponde a mi Ente original, por lo que este estado nunca puede haber sido intentado por mi parte.
Pues consta que tengo el Poder de destruir lo que en otros tiempos creé, lo que resultaría en lo mismo como causar a un ser la muerte total... pero tampoco esto corresponde a mi Perfección - lo de derribar decisiones una vez concebidas... o cambiarlas... Lo que una vez ha surgido mediante mi Fuerza - lo que despertó para la Vida mediante mi Voluntad y mi Poder, esto perdurará eternamente; sólo que su naturaleza puede cambiar porque esto es asunto del ser mismo.
De modo que el ser mismo puede causar su propia muerte, a pesar de no ser señor sobre sí mismo sino que Yo soy el Señor - también Él de la muerte. Es decir, no consiento en que el ser perdure eternamente en el estado de muerte - estado que él mismo ha elegido. Pues no cedo antes de que el ser haya recuperado la Vida, porque no hay nada que podría oponer resistencia ilimitada a mi Fuerza y mi Poder, ni siquiera mi adversario –el que cierta vez había provocado aquel cambio de la Vida a la muerte– puede evitar que un día venidero Yo vuelva a dar al ser la Fuerza vital, es decir, llevarlo de la muerte a la Vida...
Yo soy un Señor de la Vida y de la muerte...
De modo que Yo mismo también determino la hora a la que el cuerpo humano que es la envoltura temporal del ser espiritual lo debe soltar... con lo que una “muerte” acaba con una vida corporal... pero la misma muerte, por su parte, no es más que un cambio de la forma exterior. Porque lo que cierta vez había surgido de Mí no puede perecer nunca, dado que no está subordinado a la ley de la muerte - la que sí es vigente para todo lo de este mundo, menos para lo “espiritual” que se halla cautivo en la forma material.
Pues Yo también determino la hora del fin de la vida terrenal, a no ser que el hombre se opone a Mí acabando él mismo con su vida... con lo que en realidad no hace sino provocar un estado de muerte prolongado, pero nunca podrá acabar con su existencia él mismo. Y dado que ahora tenéis la certeza que nunca ya podréis perecer y que también la duración de vuestra vida terrenal está determinada por Mí, depositad todo tranquilamente en mis Manos, porque Yo sé perfectamente qué significa para vosotros lo de vivir, y cómo podéis llegar a la Vida.
Y consta que también sé que únicamente pasando por el umbral de la muerte podéis entrar en la Vida - pero esto es un proceso completamente natural sin el cual una verdadera Vida es irrealizable. Todavía os halláis en la Tierra, pero vuestra verdadera Patria es el Reino espiritual; por lo que el paso desde la Tierra a este Reino es imprescindible.
Después la Vida es imperecedera, y tendréis fuerza, Luz y libertad; pues sólo entonces seréis verdaderamente bienaventurados y continuaréis siéndolo eternamente.
Amén.
TraductorDat zult u mensen nooit mogen vergeten: dat Ik een Heer ben over leven en dood, dat uit Mij alle kracht stroomt die voor het leven noodzakelijk is en dat Ik ook zo'n leven kan beëindigen doordat Ik hem mijn kracht ontneem. Daar Ik nu echter zelf de Oerbron ben van alle kracht, zo zal het ook met mijn Oerwezen overeenstemmen, altijd alleen leven te schenken, het dode terug te leiden naar het leven, want de toestand van de dood, dus algehele krachteloosheid, beantwoordt niet aan mijn oerwezen en kan daarom ook nooit van mijn kant uit gewild zijn. Ik heb wel de macht te vernietigen wat Ik eens liet ontstaan en dit zou gelijk zijn aan een wezen de algehele dood te geven. Maar ook dit stemt niet overeen met mijn volmaaktheid, eenmaal genomen besluiten omver te werpen of te veranderen.
Wat eenmaal uit mijn kracht is ontstaan, wat door mijn wil en mijn macht tot leven werd gewekt, blijft ook eeuwig bestaan, alleen kan zijn gesteldheid veranderen omdat het wezen daar zelf over beslist. Het wezen kan zich dus zelf de dood aandoen en toch is het niet zelf over zich de baas, integendeel, Ik ben de Heer, ook over de dood. Dat wil zeggen: Ik laat het niet toe, dat het wezen zich eeuwig in de zelf gekozen toestand van doodzijn bevindt. Ik rust niet eerder, dan tot het weer tot leven is gekomen, want op den duur kan niets mijn kracht en macht weerstaan en zelfs mijn tegenstander, die eertijds die verandering van leven naar dood heeft veroorzaakt, kan Mij niet verhinderen de levenskracht toch eens weer het wezen toe te voeren, het dus vanuit de dood te wekken tot leven.
Ik ben de gebieder over leven en dood en zo bepaal Ik ook zelf het uur, waarin het menselijk lichaam, het tijdelijke omhulsel van het geestelijke wezen, dit laatste vrijgeeft, waarin dus ook een "dood" het lichamelijke leven beëindigt, maar deze dood is weer alleen slechts een wisseling van de uiterlijke vorm. Want datgene, wat eens uit Mij is voortgekomen, kan eeuwig niet vergaan. Het is niet onderworpen aan de wet van de dood, dat wel al het materieel-aardse is beschoren, maar niet het "geestelijke" in de aardse vorm. Maar ook het uur van de aardse dood bepaal Ik zelf, als de mens zelf zich niet openlijk tegen Mij verzet en zijn leven zelf beëindigt en daardoor wel de doodstoestand weer eindeloos verlengt, maar nooit zijn bestaan kan beëindigen.
En als u nu de zekerheid hebt, dat u nooit meer kunt vergaan en dat ook de duur van uw aardse leven door Mij is bepaald, leg dan getroost alles in mijn handen, want Ik weet waarlijk, wat voor u "leven" betekent en hoe u dit leven zult kunnen bereiken. Ik weet ook, dat u door de poort des doods pas kunt binnengaan in het leven, maar elke poort des doods is slechts een heel natuurlijke gebeurtenis, zonder welke een echt leven niet is in te denken. Nog vertoeft u op aarde, maar uw ware vaderland is het geestelijke rijk en de stap uit het eerstgenoemde in dit rijk moet gezet worden. Maar dan is het leven onverwoestbaar, dan is kracht, licht en vrijheid uw deel en dan pas zult u naar waarheid gelukzalig zijn en voor eeuwig blijven.
Amen
Traductor