A la justa oración le corresponde la verdadera humildad del corazón, es cuando primeramente Me es placentera, porque ha humildad frente a Mí es también una prueba del amor hacía Mí, porque el amor jamás quíere dominar, sino servír. Y quien Me pide así, con el sentimiento del amor en su corazón, ese sólo puede presentarse también humilde ante Mi, Yo correspondo a su amor dándole Mi Gracia. Mas a quien le falta la verdadera humildad, es su oración una (invocación) o llamada o grito de míedo a Mí, a quien él bien reconoce en el corazón mas no le ama, porque él mismo no se ha convertido en amor, porque él mismo no manifiesta ningún amor al prójimo. Y por eso no puede recibír tampoco de Mí ningún Amor y ninguna Gracía.
Frecuentemente esta es la causa de que las peticiones no se cumplan, pues la humildad del corazón es lo que Yo pido, pues ella es la prueba del amor a Mí. La humildad del corazón desconecta (elimina) todo pensamiento presuntuoso y arrogante, ella exeluye toda obra falta de cariño, pues el amor y la humildad van uno con el otro, pero no uno contra el otro. Por eso es para Mí de gran agrado un corazón humilde al que cubro de Gracía y Amor.
Mas la profunda humildad no está ni radica en los ademanes exteriores del hombre, porque estos Me son en todo momento odiosos. La humildad frente a Mí viene a expresarse siempre en la oración solamente, la humildad ante el prójimo, en el amor servicíal de la caridad al prójimo. Mas ademanes exteriores simulan frecuentemente humildad, Mientras que el corazón no la siente. Pero Yo veo hasta el fondo del alma, y no Me dejo engañar por la apariencia, por lo que las señales de Mi Gracía raras veces se encuentran allí, donde se despierta por fuerza la apariencia de humildad, donde a los semejantes se les hace creer humildad con ademanes, con la postura o con palabras que suenan llenas de humildad.
Yo sólo Me fijo en la humildad de corazón, y a cada uno de estos los tengo en cuenta, por mucho que hacia afuera se sostengan (afirmen) y no exhiban ninguna sumisión. Mas quien está activo en la caridad servicíal, ese no se enorgullece y siempre permanecerá siendo un servidor del Señor, pues cumple Mi precepto, hace como su Señor le manda, subordinándose a Mi Voluntad, sin ser obligado a ello.
Y si él Me ruega a Mí, será por eso su peticion, la de un siervo frente a su señor, o la de un hijo al Padre, ante quien el hijo se subordina en amor, confiándose a El, en profunda humildad, todas sus preocupaciones, él no exigírá o pretenderá, sino sólo pedirá, una señal de humildad, de agradecimiento a Ese que le cumpla su petición, un reconocimiento de Su Poder y Amor, y su petición no quedará sin ser cumplida.
Orad bien, así se os cumplirá siempre. Pedid pero no pretendáis. Permaneced profundamente humildes en el corazón, para que Mi Gracía os pueda rebosar. Para lo que Yo jamás necesito señales exteriores, que las señales y sígnos exteriores jamás Me son placenteras. Por eso no consideréis a los que hacen ademanes ni los imitéis, sino servíd en amor al prójimo y la verdadera humildad encuentra Mi agrado y la que Yo os premiaré con la más rica Gracía.
Amén
TraductorTot het ware gebed behoort ware deemoed van het hart, dan pas is het Mij welgevallig. Want de deemoed tegenover Mij is ook een bewijs van liefde tot Mij, omdat de liefde nooit wil heersen, maar dient. En wie Mij dus met gevoelens van liefde in het hart iets vraagt, die zal ook alleen maar in deemoed voor Mij kunnen verschijnen. Diens liefde beantwoord Ik en Ik schenk hem mijn genade. Wie het echter aan ware deemoed ontbreekt, diens gebed is slechts een angstkreet tot Mij, die hij wel in zijn hart erkent maar niet bemint, omdat hij zelf nog geen liefde is geworden en omdat hij zelf zijn naaste geen liefde betoont en daarom ook van Mij geen liefde en genade ontvangen kan. Dit is ook vaak de reden dat verzoeken onvervuld blijven, want Ik verlang de deemoed van het hart omdat ze het bewijs is van liefde voor Mij. Deemoed van het hart schakelt elke aanmatigende gedachte en liefdeloos handelen uit, want liefde en deemoed gaan samen, maar niet tegen elkaar in. Daarom is Mij een deemoedig hart welgevallig en Ik overlaad het met genade en liefde.
De diepe deemoed ligt echter niet in de uiterlijke manier van doen van de mens, want hieraan heb Ik een grote hekel. De deemoed tegenover Mij komt alleen tot uitdrukking in het gebed, de deemoed tegenover de naaste in dienende naastenliefde. Uiterlijk gedrag echter spiegelt vaak deemoed voor, terwijl het hart hier niets van voelt. Maar Ik kijk tot op de bodem van de ziel, Ik laat me niet misleiden door de schijn en daarom zal het blijk van mijn genade zelden daar te vinden zijn, waar naar buiten toe de schijn van deemoed gewekt wordt, waar de medemensen de deemoed menen te moeten zien in gebaren, de houding of deemoedig klinkende woorden.
Ik let alleen op de deemoed van het hart en zulke mensen begunstig Ik, ofschoon ze naar buiten toe hun mannetje staan en geen onderworpenheid ten toon spreiden. Wie echter in dienende naastenliefde werkzaam is, laat zich daar niet op voorstaan en blijft altijd een dienaar van de Heer, want hij vervult mijn gebod. Hij doet zoals zijn Heer bevolen heeft, hij onderwerpt zich aan mijn wil zonder ertoe gedwongen te zijn.
En als hij dus tot Mij bidt, zal zijn verzoek eveneens dat van een dienaar tegenover de Heer zijn, of dat van een kind tot de Vader aan wie het kind zich in liefde onderwerpt en Hem in diepe deemoed zijn zorgen toevertrouwt. Het zal niet eisen maar smeken, een teken van deemoed, van het erkennen van Diegene die hem het verzoek zal vervullen, een erkenning van Zijn macht en liefde, en zijn verzoek blijft niet onvervuld.
Bid op de juiste manier, dan zult u ook altijd verhoord worden. Vraag, maar eis niet. Blijf vol van deemoed in uw hart, opdat mijn genade u kan vervullen en weet dat Ik nooit een uiterlijk teken nodig heb, dat uiterlijke tekens Mij nooit welgevallig zijn, omdat ze makkelijk een dekmantel zijn voor diegenen die niet uitermate waarachtig zijn, die willen misleiden en wier harten andere gevoelens hebben dan het lijkt. Betoon daarom die anderen ook geen achting of volg ze na, maar dien in liefde uw naaste en de ware deemoed van het hart zal u sieren, waarin Ik welbehagen vind en die Ik met rijke genade belonen kan.
Amen
Traductor