• Volver

“Y el mundo será redimido de todo pecado....”

Y el mundo será redimido de todo pecado.... Esto es lo que el Señor dijo una vez a los hombres, anunció al Redentor, prometió a los hombres la Redención de toda culpa. Y Jesucristo cumplió está promesa a través de Su sufrimiento y la muerte en la cruz. Pero cómo ve el mundo, es decir, los hombres mismos, esta Redención?.... El Señor ha hecho todo lo posible para cumplir esta promesa; ¿Pero qué debe hacer el hombre para participar de la promesa divina? Primero debe tener la voluntad de ser redimido.... Debe, por tanto, querer ser uno de los que fueron redimidos a través de Su muerte en la cruz, reconociendo a Cristo con Hijo de Dios y Redentor del mundo.

Debe estar dispuesto para recibir las gracias de la Obra de redención, como; una voluntad fortaleciéndose a través de una oración íntima, que permite que todo se realiza, es decir, se pueda poner en acción. La voluntad estaba previamente atada por el poder del adversario, y no había forma de liberarse de este poder, porque el hombre era demasiado débil para defenderse debido a su culpa de pecado. El amor divino se entregó para que el poder del adversario fuera quebrantado, para que la voluntad humana se hiciera tan fuerte que pudiera librarse de este poder. Por eso es necesario exigir primero la fuerza de la voluntad a través de la oración.... Y al mismo tiempo el hombre debe formarse como un ser amoroso, lo que ahora también le es posible sólo mediante la Obra de Amor del Señor.... Porque sólo a través del amor se puede borrar el pecado.

Por tanto, quien quiera ser redimido del pecado debe permanecer en el amor, por así decirlo, ser penetrado por el rayo del amor divino que movió a Jesucristo a sacrificarse por la culpa del pecado de la humanidad. El hombre debe aceptar afirmativamente la gran Obra de Misericordia, reconocer a Cristo y querer estar en el círculo de aquellos por quienes el Señor murió en la cruz.... debe reconocer la Obra de la Redención y querer ser redimido....

Se aprovecha, pues, de las gracias del Obra de Redención, quien invoca la misericordia de Dios por causa de Jesús, quien ruega a Jesús su intercesión como mediador entre él y Dios.... Si pedís al Padre en Mi nombre, Él os lo daré.... Por amor a Su Hijo, toda culpa de pecados será borrada; por amor a Su Hijo, el perdón de los pecados estará asegurado a todos los hombres. Así que todo aquel que cree en Jesucristo, que es el Hijo de Dios, que redimió al mundo de todos los pecados a través de Su muerte en la cruz, también será redimido a través de su fe.... Porque acepta la gracia que el Redentor Mismo le ofrece, él mismo se deja redimir por su voluntad.... Afirma la Obra de la Redención, reconoce el excesivo amor de Dios, reconoce su culpa sobremanera grande, reconoce su indignidad y su impotencia para liberarse de ello. Levanta las manos en la súplica Cristo y pide misericordia.... Y así queda libre de toda culpa....

La obra de amor del Salvador por la humanidad sólo puede medirse en su grandeza cuando el hombre imagina todos los deleites celestiales como también los sufrimientos indescriptibles en el más allá, es decir, tanto en el estado redimido como el de desterrado.... cuando imagina que sólo Su amor infinito impulsó a Jesús a soportar un dolor indescriptible para evitar a las almas el dolor en el más allá. Pero si no se reconoce Su amor, es decir, se duda o incluso se cuestiona la Obra redentora del Señor, el hombre se excluye del círculo de aquellos a quienes el Señor redimió a través de Su muerte en la cruz.

Porque si el Señor en Su amor le ofrece el don más precioso de la gracia y él lo rechaza, es culpa suya si le sobrevienen sufrimientos indescriptibles en el más allá. Sin Jesucristo ningún ser puede ser redimido, porque la voluntad estaba atada tanto tiempo, es decir, en el poder de Satanás, mientras Cristo Mismo no había liberado esta voluntad.... La redención tuvo lugar a través de la muerte de Cristo en la cruz. El Señor murió por todos, y por eso toda voluntad puede quedar libre del poder del oponente, pero sin la Redención el poder del oponente sigue siendo tan grande que el hombre por sí solo nunca podrá liberarse de él....

amén

“En de wereld zal verlost zijn van alle zonden”

En de wereld zal verlost zijn van alle zonden. Zo heeft de Heer eens tot de mensen gesproken. Hij heeft de Verlosser verkondigd. Hij heeft de mensen de verlossing van alle schuld beloofd. En Jezus Christus heeft deze belofte vervuld door Zijn lijden en sterven aan het kruis. Maar hoe staat de wereld, dat wil zeggen de mensen zelf, tegenover deze verlossing? De Heer heeft alles gedaan om deze belofte te vervullen. Maar wat moet de mens doen om aan de goddelijke belofte deelachtig te kunnen worden?

Hij moet eerst de wil hebben om zich te laten verlossen. Hij moet dus door het erkennen van Christus als de Zoon van God en de Verlosser van de wereld tot diegenen willen behoren, die verlost worden door Zijn dood aan het kruis. Hij moet bereid zijn om de genaden van het verlossingswerk in ontvangst te nemen, zoals door vurig gebed een sterkere wil te krijgen, die alles uitvoerbaar laat worden, dus in de daad omgezet kan worden.

Voorheen was de wil door de macht van de tegenstander gebonden en er was geen middel om zich uit deze macht te bevrijden, want de mens was door zijn zondenschuld te zwak om tegenstand te bieden. De goddelijke liefde gaf zichzelf met dat doel over, dat de macht van de tegenstander gebroken werd, dus de wil van de mens zo sterk kon worden, dat ze zich uit deze macht kon ontrukken. Dus de wilskracht moet eens eerst gevraagd worden door het gebed.

En de mens moet zich tegelijkertijd tot een liefhebbend wezen vormen, wat eveneens nu pas mogelijk voor hem is door het liefdeswerk van de Heer. Want enkel door de liefde wordt de zonde uitgewist. Daarom moet de mens, die verlost wil worden van de zonde, in de liefde staan, dus eveneens door de straal van goddelijke liefde doordrongen zijn, die Jezus ertoe bewoog om Zich voor de zondenschuld van de mensheid op te offeren. De mensheid moet zich positief opstellen ten opzichte van het grote werk van barmhartigheid, de liefde van Christus inzien en zelf willen, dat hij in de kring van degenen mag staan, voor wie de Heer aan het kruis gestorven is. Hij moet het verlossingswerk erkennen en verlost willen worden.

Degene, die ter wille van Jezus een beroep doet op de barmhartigheid van God, die Jezus als middelaar tussen zichzelf en God om Zijn voorspraak smeekt, doet dus een beroep op de genaden van het verlossingswerk. Als u in Mijn naam de Vader vraagt, dan zal Hij het u geven. Ter wille van Zijn Zoon moet de hele zondenschuld gedelgd worden. Ter wille van Zijn Zoon wordt alle mensen vergeving van de zonde beloofd.

Degene, die dus gelooft in Jezus Christus, dat Hij de Zoon van God is, Die door Zijn dood aan het kruis de wereld verlost heeft van alle zonden, die zal ook door zijn geloof verlost worden. Want hij neemt de genade aan, die de Verlosser hem Zelf biedt. Hij laat zich door zijn wil verlossen. Hij aanvaardt het verlossingswerk. Hij erkent de enorm grote goddelijke liefde. Hij erkent zijn enorm grote schuld. Hij erkent zijn onwaardigheid en zijn machteloosheid om zichzelf daarvan te bevrijden. Hij heft smekend de handen op naar Christus en vraagt om erbarmen. En zo wordt hij vrijgemaakt van alle schuld.

Het liefdeswerk van de Heiland voor de mensheid kan pas dan in zijn grootte beseft worden, wanneer de mens zich zowel de hemelse gelukzaligheden, alsook het ontzaglijke lijden in het hiernamaals voorstelt, dus zowel de verloste, alsook de gebonden toestand. Wanneer hij zich voorstelt, dat alleen Zijn eindeloze liefde Jezus ertoe bewogen heeft onnoemelijke pijnen op zich te nemen om de zielen die pijnen in het hiernamaals te besparen.

Maar als Zijn liefde niet erkend wordt, dus het verlossingswerk van de Heer betwijfeld of geheel ontkend wordt, sluit de mens zichzelf uit van de kring van degenen, die de Heer verlost heeft door Zijn dood aan het kruis. Want als de Heer in Zijn liefde hem het heerlijkste genadegeschenk aanbiedt en hij wijst het af, is het zijn eigen schuld, wanneer hem in het hiernamaals onnoemelijk leed overkomt.

Zonder Jezus Christus kan geen enkel wezen verlost worden, als Christus Zelf deze wil niet verlost had, want de wil was zo lang gebonden, dat wil zeggen in de macht van satan. De verlossing vond plaats door de dood van Christus aan het kruis. De Heer stierf voor iedereen en daarom kan elke wil vrij worden van de macht van de tegenstander, maar zonder de verlossing is de macht van de tegenstander zo groot, dat de mens zich alleen nooit aan hem kan ontrukken.

Amen