Compare proclamation with translation

Other translations:

Are the dead resting?....

The belief that the souls rest after death is only justified in so far as immature souls remain in a state of complete inactivity due to lack of strength. However, this is not a condition of comfortable rest but a state of torment, confinement and helplessness and therefore not a condition worth striving for. The souls in the beyond are only permitted to be active in a certain state of maturity when they receive constant strength to work. But then they use this strength without restriction. However, since their activity does not depend on earthly matter it also has to be different than the work on earth; it cannot be compared to the latter since the conditions in the spiritual realm which require or permit an action are entirely different. There is a steady flow of teaching and passing on of spiritual knowledge, it is a purely spiritual process which bestows much happiness and bliss on the giving souls and reduces the receiving souls’ torment by becoming recipients of strength.... It is indeed a labour of love but it can only be compared to earthly activity while the souls in their state of darkness still believe themselves to live on earth, where, due to their own desires, they create imaginary surroundings and in this imagination also have to perform kind deeds.

However, the more enlightened the soul becomes the further it distances itself from earth in its thoughts and now its actions no longer depend on earthly matter, not even in its imagination. The work of these souls in the beyond, in the spiritual realm, thus consists of purely spiritually conveying their received knowledge. Every giving and strength-receiving soul has entrusted protégées on earth or in the beyond for which it cares lovingly with tireless dedication. It has to try to mentally guide its protégées into the truth, it has to influence their thoughts and thus create clarity but without forcing the will of those souls, and this requires immense patience and love. Because two completely isolated beings, who can act and think entirely independently, are facing each other and thus correct thinking may not be forcefully transmitted if the still immature spirit is not to be prevented from gaining an equally high degree of maturity. Spiritual knowledge has to be given to uninformed souls in a way that it is accepted without resistance and awakens their longing for more gifts. The receiving being consequently has to accept it entirely voluntarily, only then will the transmitted knowledge become strength and enlighten. And this act of transmission is an effort which can only be performed with love because it is usually rather laborious.

But the state of a soul condemned to inactivity is so pitiful that the beings of light constantly try to help them, that they willingly accept the most arduous work to release these souls from their situation. However, on the other hand it adds to their happiness when their labour of love is successful because this work draws unimaginable circles, since every receiving being in turn will pass on its knowledge in the awakened urge to likewise help the souls of darkness and thus do redeeming work....

Amen

Translator
Translated by: Heidi Hanna

Rusten de doden?

Het geloof dat de zielen rusten na het sterven is alleen in zoverre waar dat de onrijpe zielen in een geheel werkeloze toestand verkeren, omdat het hun aan kracht ontbreekt. Dat is echter geen toestand van weldadige rust maar een toestand van kwelling, van gebonden zijn en onmacht - en daarom geen toestand om naar te verlangen.

De zielen in het hiernamaals mogen pas werkzaam zijn bij een bepaalde graad van rijpheid, waarin hun gedurig kracht wordt gegeven om werkzaam te kunnen zijn. Dan echter gebruiken zij ook die kracht zonder beperking. Daar hun werk niet aan aardse materie gebonden is, moet het ook anders zijn dan de werkzaamheden op aarde. Het kan daar ook niet mee vergeleken worden, want in het geestelijke rijk zijn er geheel andere voorwaarden die een bezig zijn toelaten of vereisen. Het is een gestadig onderrichten en overdragen van geestelijke kennis, het is een zuiver geestelijk proces dat de gevende ziel geluk en zaligheid bereidt - en de ontvangende ziel haar kwellingen vermindert en haar ook geschikt maakt kracht te ontvangen.

Het is wel een dienen in liefde, alleen slechts zolang met aardse werkzaamheden te vergelijken als de zielen zich in hun duistere toestand nog op de aarde wanen. Waarin zij zich door hun begeerten hun omgeving zelf scheppen in hun verbeelding. En in overeenstemming met dit idee, menen ze zich met liefdadigheid bezig te moeten houden. Maar hoe helderder het in hen wordt, des te meer verwijderen zij zich van de aarde, en dan is hun activiteit niet meer aan de aardse materie gebonden, ook niet meer in hun verbeelding.

En in een zuiver geestelijk overdragen van ontvangen kennis bestaat nu de arbeid van deze zielen in het hiernamaals, in het geestelijke rijk. Iedere ziel die gewillig is te geven en die zelf ook kracht ontvangt, heeft aan haar toevertrouwde beschermelingen op de aarde of in het hiernamaals aan wie zij zich met liefdevolle zorg onvermoeid wijdt. Door middel van gedachten moet zij trachten deze beschermelingen met de waarheid vertrouwd te maken. Zij moet het denken beïnvloeden en hun dus ook duidelijkheid verschaffen, zonder daarbij de wil van die zielen te dwingen. En dat vereist een onuitsprekelijke geduld en liefde, want het zijn twee geheel geïsoleerde wezens die tegenover elkaar staan en die geheel vrij kunnen denken en handelen. En daarom mag het juiste denken niet onder dwang worden overgedragen, wil het nog niet ontwikkelde geestelijke niet gehinderd worden evenzo een hoge graad van rijpheid te verkrijgen.

De geestelijke kennis moet de nog onwetende zielen zo aangeboden worden dat het zonder weerstand wordt aangenomen, en het verlangen opwekt naar meer. Het ontvangende wezen moet dus geheel vrij hieraan de voorkeur geven, want pas dan werkt de overgedragen kennis als een kracht en maakt ook gelukkig.

En dit werk om kennis over te dragen kan alleen in liefde gedaan kan worden, want het is meestal heel heel moeizaam. Maar de toestand van een tot niets doen gedoemde ziel is zo betreurenswaardig dat de lichtwezens onvermoeid trachten die zielen te helpen, zodat ze bereid zijn tot de meest moeilijke arbeid om deze zielen uit hun toestand te verlossen. Anderzijds verhoogt het echter hun zaligheid als hun werken in liefde succesvol is, want deze werkzaamheden breiden zich onvoorstelbaar uit omdat elk ontvangend wezen zijn kennis weer doorgeeft, in een nu ontwaakte drang evenzo de zielen die in duisternis verkeren te helpen en zo verlossend bezig te zijn.

Amen

Translator
Translated by: Gerard F. Kotte