Countless souls are close to earth whose state of maturity is still very low and who therefore still harbour the desire for earth because the higher spheres are still inaccessible to them. These souls are often still unaware of the fact that they no longer belong to earth, that is, they still don’t know that their physical life on earth has come to an end, and therefore they still remain in their old environment and want to talk to people without, however, being heard by them. Sometimes it can take a long time until they realise that they have nothing to do with the Earth anymore. It takes a long time until they find themselves in their new environment and finally stay away from Earth. This stage of ignorance is not very satisfactory for the soul, for it finds no understanding and help anywhere because it turns to people who cannot help in the way it desires to be helped. Only the realisation that it has passed away from earth for good and that people can only offer their help through prayer motivates the soul to reflect on its present state and to consider the possibility that it might be able to change this state itself. Then it will pay attention to every opportunity which raises its degree of maturity. Only then will it take stock of itself and try to hold itself to account, which will often result in bitter remorse that it did not use earthly life in accordance with God’s will. And during this remorseful mood it is often visited by beings of light which approach it under a cover so as not to be recognised as beings of light. These draw the soul’s attention to the suffering of other souls and try to awaken its compassion for them. Then it will depend on its inner attitude as to whether the beings of light will provide it with strength or leave it to its fate again until its compassion for the needy souls outweighs its own suffering and the beings of light continue their influence anew, and then with successful results. Earth is surrounded by countless souls which, in a manner of speaking, still live on earth, but unknown to those people who define everything they cannot see and touch as non-existent, and who therefore refuse to believe that the souls of the deceased surround the people who stay behind. For they can only be seen with spiritual eyes, however, the physical eye is blind, consequently the souls are unable to make themselves known by any means, because people do not react to them, since they are dependent on the divine natural laws in which God Himself has placed them. They only see and hear with physical organs, but the souls of the deceased require spiritual vision.
And so there is no connection between the souls of the deceased and people on earth, in a purely worldly sense; only an entirely spiritual connection exists, and this can only be established if the human being on earth is willing to harmonise with the souls, that is, if the human being on earth believes in the soul’s life after death and as a result of this belief tries to communicate with these souls. Consciously getting in touch with the spiritual world is the prerequisite so that contact can be established between people and the souls in the beyond, which makes a mutual understanding possible. And then it depends on who is more knowledgeable, the human being or the soul in the beyond. For the informed participant shall instruct the uninformed one. If the soul in the beyond is in a very immature stage, then the human being can convey his knowledge to it by speaking to the soul, which the souls can understand and hear very well. But, if a human being lacks knowledge, he will be instructed by knowledgeable spiritual beings once his will desires this instruction.
And thus you humans on earth can very beneficially influence the souls which are close to earth, since the state of their maturity is usually inadequate, with little knowledge and therefore not much strength. By transmitting the knowledge with loving thoughts they can be helped insofar as it enables the souls to detach themselves more easily from earth and at the same time turn their attention to equally suffering souls in the beyond. This can awaken love in them and they will subsequently be introduced to further knowledge by the beings of light, which recognise the souls’ change of heart, and then, on their part, helpfully support the souls.
Amen
TranslatorEr zijn ontelbare zielen in de nabijheid van de aarde wier staat van rijpheid erg laag is en die daarom nog steeds het verlangen naar de aarde met zich meedragen, omdat de hogere sferen voor hen nog ontoegankelijk zijn. Deze zielen zijn er zich nog vaak niet van bewust dat ze niet meer bij de aarde horen. Dat wil zeggen: ze weten nog niet dat zij het lichamelijke leven op aarde beëindigd hebben. Daarom houden ze zich nog in hun oude omgeving op en ze willen zich aan de mensen kenbaar maken, zonder echter door hen te worden vernomen.
En het duurt soms lang eer het hun duidelijk is dat ze met de aarde niets meer te maken hebben. Het duurt lang tot ze zich in hun nieuwe omgeving schikken en uiteindelijk wegblijven van de aarde. Dit stadium van onwetendheid is niet erg bevredigend voor de ziel. Want nergens vindt ze begrip en hulp, omdat ze zich tot de mensen wendt, die haar niet kunnen helpen op de wijze zoals zij hulp wenst.
Pas het inzicht dat ze voor altijd van de aarde is heengegaan en dat de mensen haar alleen door gebed kunnen bijstaan, brengt de ziel ertoe om over haar tegenwoordige toestand na te denken en de mogelijkheid in overweging te nemen, dat ze deze toestand zelf kan veranderen. En nu slaat ze acht op elke gelegenheid die haar een andere graad van rijpheid oplevert. Nu pas keert ze in zichzelf en ze tracht aan zichzelf rekenschap af te leggen. En vaak wordt ze dan aangegrepen door bitter berouw dat ze het aardse leven niet zo heeft benut als God het wilde.
En in deze stemming van berouw wordt ze vaak door de lichtwezens opgezocht, die echter in een omhulling tot haar komen, opdat ze niet als lichtwezens herkend worden. Dezen maken haar opmerkzaam op het leed van andere zielen en proberen in haar medeleven met hen op te wekken. En nu is haar innerlijke gezindheid bepalend of de lichtwezens haar kracht geven of haar weer aan haar lot overlaten, tot het medelijden met de noodlijdende zielen het eigen leed overheerst en de lichtwezens nu opnieuw op haar inwerken, en dan met succes.
De aarde is omgeven door ontelbare wezens die als het ware nog op aarde leven, maar zonder herkend te worden door de mensen die voor niet bestaand houden wat ze niet kunnen zien en vastpakken, en die daarom ook niet willen geloven dat de zielen van overledenen de achtergebleven mensen omgeven. Want alleen het geestelijke oog zou hen kunnen zien. Het lichamelijke oog echter is blind. Bijgevolg kunnen de zielen op geen enkele manier de aandacht trekken, omdat de mensen daar niet op reageren, want ze zijn afhankelijk van de goddelijke natuurwetten waarin God zelf hen heeft geplaatst.
Ze zien en horen slechts met lichamelijke organen. De zielen van de overledenen willen echter met geestelijke ogen worden waargenomen. En dus is er tussen de zielen van de overledenen en de mensen op aarde geen verbinding, zuiver natuurlijk gezien. Er bestaat alleen maar een zuiver geestelijke verbinding, die pas dan kan worden aangeknoopt, wanneer de mens op aarde de wil heeft, met de zielen in goede verstandhouding te leven, dat wil zeggen: wanneer de mens op aarde in een voortleven van de ziel gelooft en, als gevolg van dit geloof, met deze zielen in overeenstemming tracht te zijn.
Dit bewuste leggen van de verbinding met de geestelijke wereld is voorwaarde dat er tussen de mensen en de zielen in het hiernamaals een contact tot stand kan worden gebracht, waardoor een wederzijdse verstandhouding mogelijk is. En nu komt het er op aan, wie meer inzicht heeft, de mens of de ziel in het hiernamaals. Want de wetende partij moet de onwetende partij onderrichten.
Bevindt de ziel in het hiernamaals zich in een zeer onrijp stadium, dan kan de mens haar zijn weten overbrengen, doordat hij met de ziel spreekt, wat de zielen heel goed kunnen vernemen en begrijpen. Maar is de mens onwetend, dan wordt hij door wetende geestelijke wezens onderricht, zodra zijn wil deze onderrichting verlangt.
En dus kunnen de mensen op aarde zegenrijk inwerken op de zielen die zich in de nabijheid van de aarde bevinden, want dezen hebben meestal een gebrekkige rijpheid. Ze weten weinig en hebben daarom weinig kracht. Zij kunnen door overdracht van weten in liefdevolle gedachtenis in zoverre geholpen worden, dat de zielen zich nu gemakkelijker van de aarde losmaken en hun aandacht nu aan de eveneens lijdende zielen in het hiernamaals schenken.
Daardoor kan de liefde in hen worden gewekt en kunnen zij nu in verdergaand weten worden binnengeleid door de lichtwezens, die de verandering van instelling van de zielen herkennen en nu van hun kant de zielen bijstaan.
Amen
Translator