The human being's thinking apparatus resembles the blank pages of a book as long as it is not active, that is, as long as the intellectual capacity is not developed yet, thus as long as the human being is not yet capable of formulating thoughts.... At the tender age of infancy, the thinking organs are not yet active and it requires a certain time until the human brain starts to take in outside impressions. And this happens as follows: The human eye imparts an observed image to the human being's thinking apparatus, the brain, and this begins its actual activity by allowing the imparted image to take effect on a highly sensitive retina. This receives the image and conscious impressions occur which emerge in the human being as thoughts and effectively are thus retroactive effects of the image in the human brain.... Every impression, in turn, makes itself identifiable on the hitherto empty space of the cerebral cortex and can remain indelibly engraved for long times.... but it can also become unrecognisable through new impressions and vanish into the unconscious mind, hence no longer entering a person's consciousness. As long as the human being is alive, constantly new layers keep forming for the purpose of receiving and reflecting new impressions. However, the sensitivity increasingly lessens, therefore the images will no longer stand out so clearly in the receptive area and therefore are no longer able to impart the impressions to the thinking apparatus as strongly, which manifests itself as forgetfulness, as less intellectual capacity and as a reduction of receptivity for impressions which require a certain amount of concentration. Then the thinking apparatus will only work slowly, the external impressions are no longer capable of causing increased activity; the images will no longer be clearly imparted to the cerebral cortex and the whole mental activity starts to slow down.... The human being will no longer be able to effortlessly and easily recall individual occurrences because the images have become indistinct and blurred, nevertheless, they will be able to describe earlier occurrences precisely because these images are indelibly and clearly inscribed in his consciousness and can even be brought to light from earliest childhood, because the thinking apparatus can be impressed by these clear images and thus every image appears in the form of thoughts.
The process of mental activity can be likened to a constant diving-down and fetching-up.... where it concerns earlier experiences. Countless images are engraved in countless thin layers, every empty and blank space has been covered by impressions imparted by the human eye, and countless spaces have been covered by mental images which a penetrating image from outside made appear again. The mental function of the designated organs is therefore an inherent activity, brought about through external impressions and implemented through the person's will to allow this or that image to take an effect on him. These images need not always penetrate him through the eyes, spiritual images can also trigger the same process, which the human being conjures up through his will and which thereby trigger an associated mental activity. These organs are therefore first prompted to become active through a person's will, and the thoughts subsequently take the direction which corresponds to the person's will. Purely earthly interests and imaginations will, understandably, only impart these kinds of images to the cerebral cortex, and thus the mental activity will therefore express itself such that only thoughts which correspond to these earthly notions will dominate a person. The human being's train of thought is always in agreement with his will.... The will determines his mentality....And this is why the human being is also responsible for his thoughts, since it is up to him to impart images to his spiritual eye, regardless of what kind they are. But he should not forget that too many earthly images reduce the capacity for impressions and that it is therefore to his own disadvantage if the mental activity reduces accordingly and, in the end, is no longer receptive to spiritual truths, i.e. mental transmissions. All thoughts will therefore only ever express that which moves a person most.... and thus the human being, having been furnished with all abilities by the divine Creator.... which also includes the mental activity.... is fully responsible for his thoughts, because it is up to him to formulate them according to his will....
Amen
TranslatorHet denkapparaat van de mens lijkt op onbeschreven bladzijden zolang het niet in werking is, d.w.z. zolang het denkvermogen nog niet ontwikkeld is, dus de mens nog niet in staat is gedachten te formuleren.
In de tedere kinderjaren zijn de denkorganen nog niet in werking. En er is een bepaalde tijd voor nodig dat de menselijke hersenen indrukken van buiten in zich op beginnen te nemen. En dat geschiedt op de volgende manier.
Het menselijke oog geeft een waargenomen beeld door aan het denkapparaat van de mens - de hersenen. En deze beginnen dan hun eigen werk, doordat ze dit, aan de hersenen doorgegeven beeld, laten inwerken op een netvlies, gevoelig voor de fijnste gewaarwording. Dit neemt dat beeld op en nu ontstaan indrukken die men zich bewust is en als gedachten in de mens opduiken en in zekere zin de uitwerking naar binnentoe zijn van het beeld in de menselijke hersenen.
Elke indruk maakt zich dus kenbaar op het tot nu toe lege vlak van de hersenwand en kan, of voor lange tijden onuitwisbaar ingegrift zijn, of hij kan echter ook door nieuwe indrukken onherkenbaar worden en in het onbewuste verdwijnen, dus bij de mens niet meer in het bewustzijn komen.
Zolang de mens leeft, vormen zich steeds weer nieuwe lagen, die bestemd zijn nieuwe indrukken op te nemen en te weerspiegelen. Evenwel wordt die gevoeligheid met toenemende ouderdom steeds geringer. Daarom zullen zich de beelden niet meer zo scherp aftekenen tegen de ontvanglaag en bijgevolg de indrukken ook niet meer zo sterk aan het denkapparaat kunnen overbrengen, zodat dit zich uit in vergeetachtigheid, in zwakker bevattingsvermogen en in het afnemen van het opnamevermogen voor indrukken, waarvoor een zekere concentratie is vereist.
Dan werkt het denkapparaat nog maar langzaam, de indrukken van buiten zijn niet meer in staat een verhoogde activiteit teweeg te brengen. De beelden worden niet meer duidelijk op de hersenwand overgebracht en er treedt een stagnatie op in de gehele denkactiviteit. De mens zal zich niet meer gemakkelijk en zonder inspanning de afzonderlijke voorvallen in het bewustzijn kunnen roepen, omdat deze beelden onduidelijk en vervaagd zijn, maar de vroegere gebeurtenissen nog met nauwkeurigheid beschrijven kunnen omdat deze beelden nog steeds onuitgewist en helder in zijn bewustzijn aanwezig zijn en zelfs uit z'n vroegste jeugd aan het licht gebracht worden, omdat die heldere beelden duidelijk kunnen inwerken op het denkapparaat - en dus elk beeld in de vorm van gedachten tevoorschijn komt.
Het proces van het denkend bezig zijn is als 'n in de diepte duiken en iets naar de oppervlakte halen, als het om vroegere belevenissen gaat. Talloze beelden zijn in talloze blaadjes ingegrift. Al het vrije, onbeschrevene is bedekt door indrukken die het menselijke oog heeft doorgegeven, en talloze vlakken zijn door gedachten in de vorm van beelden bedekt - die door een van buitenaf binnenkomend beeld ontstaan waren.
De functie van de daartoe bestemde organen gedachten te "vormen" is dus een in zich afhankelijke activiteit, teweeggebracht door indrukken van buitenaf en uitgevoerd door de wil van de mens, deze of die beelden op zich in te laten werken.
Deze beelden behoeven ook niet altijd door het oog binnen te dringen, ook geestelijke beelden kunnen hetzelfde proces in werking zetten. Beelden, die de mens in zichzelf door zijn wil laat ontstaan, en die dan een daarmee samenhangende denkaktiviteit in werking stellen.
Deze organen worden dus eerst door de wil van de mens gestimuleerd actief te zijn, en dan nemen de gedachten die richting die aan de wil van de mens beantwoordt. Zuiver aardse interessen en aardse denkbeelden zullen begrijpelijkerwijs ook alleen zulke beelden aan de hersenwand doorgeven- en dan zal het denkend bezig zijn zich dus ook zo uiten dat zulke gedachten de mens beheersen die met de aardse voorstellingen overeenstemmen.
Altijd is de gedachtengang van de mens in overeenstemming met zijn wil. De wil bepaalt zijn gedachtenwereld. En daarom is de mens ook voor zijn gedachten verantwoordelijk, daar het hem vrijstaat zijn geestelijk oog beelden te verschaffen van welke aard dan ook. Alleen mag hij niet vergeten dat teveel aardse beelden het vermogen om indrukken op te nemen verminderen en dat het dus in zijn eigen nadeel is als, daaraan beantwoordend, het denkend bezig zijn geestelijk minder wordt, en hij zo tenlaatste niet meer in staat is geestelijke waarheden die overgebracht worden d.m.v. gedachten, op te nemen.
Dus zullen alle gedachten altijd dat uitdrukken wat de mens ten zeerste bezighoudt. Derhalve is de mens, die door de goddelijke Schepper met alle bekwaamheden - waartoe ook de aktiviteit van het denken behoort - is uitgerust, geheel verantwoordelijk voor al zijn gedachten, omdat het hem vrij staat deze naar zijn wil onder bewoordingen te brengen.
Amen
Translator