Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Fürbitte für jenseitige Seelen.... I.

Immer wieder betone Ich es, daß die Menschen noch sehr im Dunkeln wandeln und daß ihnen darum ein Licht entzündet werden soll. Es wird aber vieles als Licht bezeichnet, das jedoch eher das Dunkel vertieft, denn es sind Blendlichter, von Meinem Gegner ausgegangen und von geistigen Kräften den Menschen zugeführt, die nicht die Berechtigung haben, lehrend zu wirken, jedoch sich dort äußern, wo Verbindungen hergestellt werden mit der geistigen Welt, wo sich auch unreife Geister einschalten können, weil gewisse Voraussetzungen noch nicht vorhanden sind, welche die Zuleitung der reinen Wahrheit garantieren.... Immer wird es Meinem Gegner daran gelegen sein, seinen Anhang nicht zu verlieren, und er sucht daher, die Menschen zurückzuhalten vom Liebewirken, ganz gleich, in welcher Form ein solches stattfindet.... Er sucht es vor allem zu verhindern, daß sich die Seelen aus der Tiefe erheben, daß sie aus dem Dunkel der Nacht zum Licht des Tages gelangen. Und also wird er auch alles tun, um die Erlösung der Seelen aus der Tiefe zu verhindern, wenn diese in das jenseitige Reich eingegangen sind und noch keinen Glauben an Jesus Christus gefunden haben. Solchen Seelen ist nur durch liebende Fürbitte zu helfen, denn eine solche bedeutet ganz sichere Rettung vor dem Sturz in die Tiefe, vor der ärgsten Finsternis.... Davon will er aber die Menschen zurückhalten, weil liebende Fürbitte das einzige Mittel ist, um den Willen jener unglücklichen Seelen zu stärken, daß sie zugänglich sind den Belehrungen, die ihnen auch im jenseitigen Reich von geistigen Führern gegeben werden.... Es mangelt allen unerlösten Seelen an Kraft, sich selbst ihre Lage zu verbessern, sie sind auf die liebende Fürbitte der Menschen angewiesen, die wieder als Kraft sich auswirkt an jenen Seelen, ohne sie jedoch zu zwingen.... Der Liebe aber wird auf die Dauer kein Wesen widerstehen können, und das ist es, was der Gegner unterbinden will.... Kann nun der Mensch von seinem Geist in sich belehrt werden, dann wird er immer nur wahrheitsgemäß Aufklärung erhalten.... Ist aber das Wirken des Geistes im Menschen in Frage gestellt, lässet er sich nicht von Mir Selbst, sondern von Wesen aus dem geistigen Reich belehren, die er selbst nicht kontrollieren kann, dann sollte er vorsichtig sein und ernstlich prüfen, ob die ihm vermittelten Lehren auch der Wahrheit entsprechen.... Denn er wird dann leicht selbst ein Gehilfe des Satans, wenn er Geistesgut verbreitet, das der Wahrheit widerspricht. Und es ist leicht zu prüfen, wenn der Mensch nur den Maßstab der Liebe anlegt.... Entspricht es Meiner Liebe und Weisheit, daß einem Wesen, das sich unglücklich fühlt, nicht geholfen wird? Werde Ich es zulassen, daß ein Wesen von den Klauen des Satans festgehalten wird, das sich nach Erlösung, nach Licht sehnet? Es ist immer nur der Wille des Wesens maßgebend, ob es Hilfe annimmt, niemals aber wird ihm die Hilfe verweigert, niemals wird dem Gegner die Macht eingeräumt, denn Ich verdamme niemals, sondern suche immer nur die Seelen aus der Tiefe zu erretten. Und es kann diese Rettung.... wenn die Seele selbst zu schwach ist.... nur durch Liebekraft geschehen, die von seiten der Menschen oder der Lichtwesen den armen Seelen zugeführt werden kann.... Und liebende Fürbitte eines Menschen auf Erden wirkt sich als Kraft aus, die dem Wesen zugute kommt und seinen Willen stärkt.... dem Willen der Seele aber wird entsprochen. Daß Mein Erlösungswerk auch im jenseitigen Reich fortgesetzt wird, das ist schon in Meiner übergroßen Liebe begründet, die allen Meinen Geschöpfen gilt.... Immer und immer wieder werde Ich dem Gefallenen verhelfen zur Höhe, wenngleich Ich seinen freien Willen achte. Die Liebe eines Menschen auf Erden, die solchen unerlösten, unglücklichen Seelen gilt, ist ein Kraftstrom, der jene Seelen berührt und ihren Willen anregen kann, die Belehrungen anzunehmen, die sie auch im geistigen Reich empfangen können, die ihnen zuerst ein schwaches Licht schenken, das sich verstärken wird, je williger sie jene Belehrungen entgegennehmen. Meine Liebe höret nimmer auf, sie gilt auch jenen Seelen, und nimmermehr werde Ich es zulassen, daß der Gegner sie hindert, wenn sie den Weg zum Licht suchen.... Den Menschen aber lege Ich ständig diese Seelen ans Herz, daß sie ihrer gedenken mögen in stiller Fürbitte, und wahrlich, es wird keine Seele verlorengehen, derer in liebender Fürbitte gedacht wird. Es ist dies wahrlich eine satanische Lehre, den Menschen die Nutzlosigkeit der Fürbitte zu predigen; eine solche Lehre kann niemals den Ausgang haben bei Mir, denn sie geht Meinem Erlösungsplan völlig zuwider, der auch für das jenseitige Reich gilt und an dem sich jeder Mensch auf Erden beteiligen kann eben durch liebende Fürbitte.... Immer wieder sage Ich euch: Ihr könntet wahrlich alle Bewohner der Hölle erlösen kraft eurer Fürbitte.... Denn der Liebe gegenüber ist Mein Gegner machtlos, die Liebe entreißt seinen Händen alle Seelen, die er festhalten möchte.... Der Liebe gegenüber hat er keine Kraft, und darum will er die Menschen am Liebewirken hindern, und er tut das, indem er euch Menschen die Nutzlosigkeit eurer liebenden Fürbitte vorlügt. Und er findet auch willige Menschen, die solchen Irrtum annehmen und als Wahrheit eifrig vertreten.... Und wenn sich diese Menschen überlegen möchten, daß ihre Lehren gänzlich Meiner Liebe und Weisheit widersprechen, dann würden sie selbst auch ihren Irrtum einsehen, denn immer werde Ich zu erlösen suchen, niemals aber verdammen. Und jeder Mensch, der liebewillig ist, der wird Mich unterstützen in diesem Erlösungswerk, so daß Ich um deren Liebe willen Kraft austeilen kann und dennoch nicht wider das Gesetz ewiger Ordnung wirke....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Voorspraak voor zielen in het hiernamaals (1)

Steeds weer leg IK er de nadruk op dat de mensen nog te veel in het duister verkeren, en dat hun daarom een licht moet worden ontstoken. Maar veel wordt vaak voor licht aangezien, dat toch eerder de duisternis nog dieper maakt. Het zijn verblindende lichten - afkomstig van Mijn tegenstander, en naar de mensen gebracht door krachten die niet de bevoegdheid hebben onderwijs te geven. Die zich echter toch daar openbaren waar verbindingen geknoopt worden met de geestelijke wereld, waar onrijpe geesten tussenbeide kunnen komen omdat zekere vereisten nog niet aanwezig zijn die het brengen van de zuivere waarheid garanderen.

Steeds is Mijn tegenstander er op uit zijn aanhang niet te verliezen.Daarom tracht hij de mensen terug te houden van het doen van liefdewerken, onverschillig op welke manier zoiets plaatsvindt. Vóór alles probeert hij te verhinderen dat de zielen de diepte ontstijgen, dat zij uit het donker van de nacht tot het licht van de dag komen. Zodoende zal hij ook alles doen om de verlossing van de zielen uit de diepte te verhinderen, als zij het rijk hierna zijn ingegaan en het geloof in JEZUS CHRISTUS nog niet hebben gevonden.

Zulke zielen zijn alleen door liefdevolle voorspraak te helpen, want dat betekent voor hen het zekerste behoud voor de val in de diepte, voor de ergste duisternis. Van deze liefderijke voorspraak wil hij echter de mensen terughouden, omdat die het enige middel is de wil van die ongelukkige zielen te sterken, zodat zij open staan voor die onderrichtingen die hun ook in het rijk hierna door geestelijke leiders wordt gegeven.

Het ontbreekt alle onverloste zielen aan kracht om voor zichzelf hun toestand te verbeteren. Zij zijn op de liefderijke voorspraak van de mensen aangewezen, die weer als kracht haar uitwerking op deze zielen heeft zonder hen echter te dwingen. Op de duur kan geen wezen de liefde weerstaan, en dat is het wat de tegenstander wil tegengaan.

Kan nu de mens door zijn Geest in zich onderricht worden, dan zal hij steeds waarheidsgetrouwe opheldering ontvangen. Wordt echter het werken van de geest in de mens in twijfel getrokken, laat hij zich niet door MIJZelf maar door wezens uit het geestelijke rijk onderrichten - die hijzelf niet controleren kan, dan moet hij voorzichtig zijn en ernstig onderzoeken of de hem overgebrachte lessen ook volgens de waarheid zijn. Want dan wordt hijzelf gemakkelijk een helper van satan, als hij geestelijk goed verspreidt dat in tegenspraak is met de waarheid, en dat is gemakkelijk te controleren als de mens maar de maatstaf van de liefde aanlegt.

Stemt het met Mijn Liefde en Wijsheid overeen, dat een wezen dat zich ongelukkig voelt niet geholpen wordt? Zal IK het toelaten dat een wezen door de klauwen van satan wordt vastgehouden, als het naar verlossing en liefde verlangt? Altijd is de wil van het wezen doorslaggevend of het hulp aanneemt. Nooit wordt hem echter hulp geweigerd, nooit wordt de tegenstander macht verleend, want IK verdoem nooit - maar tracht steeds slechts de zielen uit de diepte te redden. En deze redding kan, als de ziel zelf te zwak is, alleen door de kracht van de liefde geschieden, die van de zijde van de mensen of van de lichtwezens de arme zielen kan worden gebracht.

De liefdevolle voorspraak van een mens op aarde werkt zich uit als kracht die het wezen in het hiernamaals ten goede komt en zijn wil sterkt, aan de wil van de ziel echter wordt gevolg gegeven.

Dat Mijn Verlossingswerk ook in het rijk hierna wordt voortgezet vindt zijn oorsprong in Mijn overgrote Liefde, die al Mijn schepselen betreft. Steeds en steeds weer zal IK het gevallene omhoog helpen, hoewel IK zijn vrije wil eerbiedig. Maar ook de liefde van een mens op aarde die uitgaat naar zulke onverloste zielen is een krachtstroom, die deze zielen beroert en dus hun wil kan aansporen deze leringen aan te nemen - die zij ook in het geestelijke rijk kunnen ontvangen. Die hun eerst een zwak licht schenken, dat echter sterker zal worden hoe gewilliger zij deze onderrichtingen aannemen.

Mijn Liefde houdt nooit op, zij geldt ook voor die arme zielen. Nooit zal IK toelaten dat de tegenstander hen hindert als zij de weg zoeken naar het licht. De mensen echter bind IK steeds de liefde voor deze zielen op het hart, opdat zij hen gedenken in stille voorspraak. En waarlijk, er zal geen ziel verloren gaan aan wie in liefderijke voorbede gedacht wordt.

Het is werkelijk een satanische leer de mensen de nutteloosheid van voorspraak te verkondigen. Zulk een leer kan nooit uit MIJ haar oorsprong hebben, want zij is totaal in tegenspraak met Mijn plan van verlossing dat ook in het rijk hierna geldt - en waaraan ieder mens op aarde kan deelnemen door zijn liefdevolle voorspraak.

Steeds weer zeg IK u: U zou waarlijk al de bewoners van de hel kunnen verlossen op grond van uw voorbede. Want tegenover de liefde is Mijn tegenstander machteloos. De liefde ontrukt hem alle zielen die hij zou willen vasthouden. Tegenover de liefde heeft hij geen macht, en daarom wil hij de mensen verhinderen liefdewerk te verrichten. En dat doet hij door de mensen de nutteloosheid van 'n liefderijke voorspraak voor te liegen, en hij vindt ook gewillige mensen die zo'n dwaling aannemen en als waarheid ijverig verdedigen. Als deze mensen maar wilden overwegen dat hun leerstellingen Mijn Liefde en Wijsheid geheel en al tegenspreken, dan zouden zij zelf ook hun dwaling inzien. Want altijd zal IK trachten te verlossen - nooit echter verdoemen.

En ieder mens die bereid is lief te hebben zal MIJ ook ondersteunen in dit werk van verlossing, zodat IK terwille van hun liefde Mijn Kracht kan uitdelen en toch niet tegen de wettelijke orde van eeuwigheid inga.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte