Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Hat Gott den Abfall veranlaßt?....

Auch das wird euch Menschen einmal verständlich werden, daß Ich Selbst niemals Meinen Einfluß ausübe und je ausgeübt habe auf das Geistige, das Ich als frei und selbständig außer Mich herausgestellt habe.... Denn sowie Ich es erschuf als ein sich selbst-bewußtes Wesen, war es auch mit freiem Willen ausgestattet, und dieser freie Wille war nicht im geringsten gebunden an Meinen Willen, an Meine Liebeanstrahlung oder an irgendeinen Einfluß Meinerseits.... Der Wille war ganz frei und konnte sich nach jeder Richtung hin entscheiden. Aber daß das Wesen einen freien Willen hatte, war auch die Gewähr dafür, daß es einmal den Zustand eines "Geschöpfes" wandeln konnte in den Zustand eines "Kindes", was ohne den freien Willen undenkbar gewesen wäre. Mein Ziel bei der Erschaffung der Wesen aber waren rechte "Kinder Gottes".... also in höchster Vollkommenheit stehende Wesen, die diese Vollkommenheit jedoch selbst erreichen mußten. Es wird immer in euch Menschen die Frage auftauchen, ob der Gedanke eines Abfalles von Mir in diese Wesen von Mir aus gelegt worden sei, ob sie gleichsam abfallen mußten, weil Ich Mir jenes Ziel.... "rechte Kinder".... gesteckt hatte bei der Erschaffung der Wesen. Doch dann könntet ihr auch einen freien Willen der Wesen streiten, der aber die Ursache war und auch die Möglichkeit des Abfalles gab. Aber Ich sah von Ewigkeit voraus, wie Meine Geschöpfe ihren freien Willen nützten, und konnte also darum auch das in diesem Abfall begründete Ziel ersehen. Doch sowohl der Abfall als auch das Ziel wurde von Mir aus in keiner Weise bestimmt.... Der Abfall war Folge des freien Willens und mußte also nicht sein.... Das Ziel ist wieder Folge des freien Willens.... Es wird einmal erreicht, doch über die Zeitdauer dessen bestimmt das Wesen wieder selbst.... Und so muß also gesagt werden, daß Ich zwar um alles weiß, daß immer eines das andere begründet und daß es keinen Abfall hätte geben können, wenn Ich dem Wesen den freien Willen vorenthalten hätte.... daß aber dann auch das Ziel hinfällig geworden wäre, das Mich beim Erschaffen alles Wesenhaften bewegte und das nur höchste Seligkeit bedeutet, selbst wenn Zeiten unermeßlicher Qualen vorangingen.... Doch der Abfall der Wesen im freien Willen war ein Vergehen gegen Mich und Meine Liebe, denn das Wesen konnte auch seinen Willen mit dem Meinen gleichgehen lassen, es brauchte nicht sich von Mir abzuwenden und herauszutreten aus dem Gesetz ewiger Ordnung.... Und es hatten diesen Beweis auch unzählige Wesen gegeben, die bei Mir verblieben und dennoch unermeßlich selig sind.... Und es werden auch diese Wesen zur Erreichung der Gotteskindschaft zugelassen, wenn sie den Gang durch die Tiefe gehen wollen zum Zwecke der Erlösung der gefallenen Brüder.... Der Abfall von Mir war aber nicht Mein Werk, Mein Wille; doch um des höchsten Zieles willen ließ Ich ihn geschehen und betone nur immer wieder, daß diese Wesen in höchster Erkenntnis standen, daß ihnen hellstes Licht leuchtete und daher die Verkehrt-Richtung ihres Willens ein Mißbrauch ihrer Willensfreiheit war, der dann also auch den unseligen Zustand nach sich zog. (2.7.1961) Ich habe diesen Abfall nicht verhindert, ansonsten Ich Selbst die Willensfreiheit nicht geachtet hätte, die aber das Wesen zu einem göttlichen stempelte, denn es war etwas Vollkommenes ohne freien Willen nicht zu denken. Und werdet ihr einmal das Ziel erreicht haben, zu einem rechten Kind Gottes geworden zu sein, dann wird euch auch Mein Plan der Vergöttlichung voll verständlich sein, und ihr werdet auch den Abfall der Geister anders betrachten, wenngleich er ein schweres Vergehen gegen Meine Liebe gewesen ist. Und da das Gesetz ewiger Ordnung unveränderlich ist, konnte jene Vergöttlichung immer nur gesetzmäßig vor sich gehen, sie konnte anders nicht erreicht werden, weil alle göttlichen Eigenschaften, die Ich bei der Erschaffung in diese Wesen gelegt hatte, im freien Willen angestrebt werden mußten, was durch den Abfall von Mir eine Notwendigkeit wurde, aber auch um vieles schwerer war, als im Vollkommenheitszustand zu verbleiben im freien Willen.... Daß die Wesen abgefallen waren und sich also versündigten gegen Mich, hat ihnen auch einen äußerst langen Qualzustand eingetragen.... was niemals hätte sein können, wenn Ich Selbst diesen Abfall in irgendeiner Weise veranlaßt hätte.... Die Vollkommenheit jener Wesen kann nicht in Frage gestellt werden, und dennoch fielen sie.... was immer nur mit der Willensfreiheit zu erklären ist, die gleichfalls ein göttliches Gnadengeschenk war, das ihnen niemals wird genommen werden.... Und es ist durch den Rückführungsprozeß des gefallenen Geistigen auch dem Nicht-Gefallenen die Möglichkeit gegeben, zur Gotteskindschaft zu gelangen, weil dieses freiwillig auch den Weg durch die "Tiefe" gehen kann, einer erlösenden Mission wegen.... daß also nicht der "Abfall von Mir" alleinige Voraussetzung ist, um die Gotteskindschaft zu erreichen, sondern Ich wahrlich auch andere Wege habe, um die von Mir erschaffenen Wesen zu Meinen Kindern zu gestalten.... Es war also der Abfall nicht nötig, aber der Willensfreiheit wegen möglich. Und Ich ersah es von Ewigkeit und konnte darum auch den Heilsplan aufbauen, mit dem Ziel, das sowohl Mich als auch die von Mir erschaffenen Wesen überaus beseligte und das Ich auch einmal erreichen werde. Und auch ihr selbst werdet einmal im Zustand der höchsten Vollkommenheit sein und erkennen und verstehen, welch unermeßliche Liebe allen Meinen Geschöpfen gilt und daß diese Liebe immer nur Gutes gebären kann und also auch dem durch eigene Schuld zu Tode-Gekommenen wieder zum ewigen Leben verhelfen wird....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Heeft God de val veroorzaakt?

Ook dat zal u mensen eenmaal begrijpelijk worden, dat Ik zelf nimmer mijn invloed uitoefen en ooit uitgeoefend heb op het geestelijke dat Ik als vrij en zelfstandig buiten Mij geplaatst heb. Want zodra Ik het schiep als een zichzelf bewust wezen, was het ook uitgerust met een vrije wil en deze vrije wil was niet in het minst gebonden aan mijn wil, aan de straling van mijn liefde of aan enige invloed mijnerzijds. De wil was geheel vrij en kon aan iedere richting de voorkeur geven.

Maar dat het wezen een vrije wil had, was ook de waarborg dat het eenmaal de staat van "schepsel" kon veranderen in de staat van "kind", wat zonder de vrije wil ondenkbaar zou zijn geweest. Mijn doel bij de schepping van de wezens echter waren ware "kinderen Gods", dus wezens die zich in hoogste volmaaktheid bevinden, die deze volmaaktheid evenwel zelf bereiken moesten.

Steeds zal in u mensen de vraag opkomen of de gedachte van een afval van Mij, van Mij uit in die wezens gelegd is, of zij als het ware moesten afvallen omdat Ik Mij het doel van "ware kinderen" gesteld had bij het scheppen van de wezens. Maar dan zou u ook een vrije wil van de wezens kunnen betwisten, die echter de oorzaak was en ook de mogelijkheid van een afval gaf. Maar Ik zag sinds eeuwigheid vooruit hoe mijn schepselen hun vrije wil gebruikten en kon dus ook het in deze afval gefundeerde doel zien. Doch zowel de afval als ook het doel werd door Mij absoluut niet bepaald. De afval was een gevolg van de vrije wil, hoefde dus niet te gebeuren. Het doel is wederom het voortvloeisel uit de vrije wil. Het zal eenmaal bereikt worden, maar over de tijdsduur beslist het wezen weer zelf.

En zo moet dus gezegd worden dat Ik weliswaar van alles op de hoogte ben, dat altijd het één de grondslag is voor het ander en dat er geen afval had kunnen zijn als Ik de wezens de vrije wil zou hebben onthouden, dat echter dan ook het doel ongegrond zou zijn geworden dat Mij bewoog bij het scheppen van alle wezens en dat alleen hoogste gelukzaligheid betekende, zelfs al gingen er tijden van onmetelijk lijden aan vooraf.

Maar de afval van de wezens in vrije wil was een overtreding tegen Mij en mijn liefde. Want het wezen kon ook zijn wil met de mijne samen laten gaan, het hoefde zich niet van Mij af te wenden en uit de wet van de eeuwige ordening te treden. En ook talloze wezens die bij Mij bleven en toch onmetelijk gelukzalig zijn, hebben dat bewijs gegeven. En ook deze wezens worden toegelaten tot het kindschap Gods, als zij de gang door de diepte willen gaan met het doel de gevallen broeders te verlossen.

Het afvallen van Mij was echter niet mijn werk, niet mijn wil; doch ter wille van het hoogste doel liet Ik het gebeuren en Ik leg er steeds weer de nadruk op dat deze wezens het hoogste inzicht hadden, dat het helderste licht hen verlichtte en daarom het verkeerd richten van hun wil een verkeerd gebruik van hun wilsvrijheid was, dat dan ook de onzalige toestand tot gevolg had. Ik heb deze afval niet verhinderd daar Ikzelf anders de wilsvrijheid niet geëerbiedigd zou hebben, die echter het wezen tot een goddelijk wezen bestempelde. Want iets volmaakts is zonder vrije wil niet denkbaar. En hebt u eenmaal het doel bereikt, een waar kind van God geworden te zijn, dan zal voor u ook mijn plan van vergoddelijking volledig begrijpelijk zijn en u zult ook de afval van de geesten met andere ogen beschouwen, ofschoon het een zwaar vergrijp tegen mijn liefde geweest is.

En omdat de wet van de eeuwige ordening onveranderlijk is, kon die vergoddelijking altijd alleen maar overeenkomstig die wet plaatsvinden. Ze kon niet anders bereikt worden, omdat alle goddelijke eigenschappen die Ik bij het scheppen in deze wezens gelegd had, in vrije wil moesten worden nagestreefd, wat door de afval van Mij een noodzakelijkheid werd, maar ook veel moeilijker was dan in de staat van volmaaktheid te blijven in vrije wil. Dat de wezens afgevallen waren en dus zondigden tegen Mij heeft hun ook een uiterst lange toestand van ellende bezorgd, wat nooit zou hebben kunnen gebeuren als Ik zelf deze afval op een of andere wijze veroorzaakt zou hebben.

De volmaaktheid van die wezens kan niet in twijfel getrokken worden en toch vielen zij, wat steeds alleen met de wilsvrijheid te verklaren is, die eveneens een goddelijk genadegeschenk was, dat hun nooit ontnomen zal worden. En door het proces het gevallen geestelijke terug te voeren, is ook het niet-gevallene de mogelijkheid gegeven tot het kindschap Gods te komen, omdat dit vrijwillig ook de weg door de "diepte" kan gaan omwille van een verlossende missie, zodat dus de afval van Mij niet de enige voorwaarde is om het kindschap Gods te bereiken, veeleer heb Ik waarlijk nog andere wegen om de door Mij geschapen wezens tot mijn kinderen te vormen. De afval was dus niet nodig, maar vanwege de wilsvrijheid wel mogelijk. En Ik voorzag het sinds eeuwigheid. Daarom kon Ik ook het heilsplan laten ontstaan met het doel dat zowel Mij als ook de door Mij geschapen wezens bovenmate gelukkig maakt en dat Ik ook eens zal bereiken. En ook uzelf zult u eenmaal in de staat van hoogste volmaaktheid bevinden en inzien en begrijpen, welk een onmetelijke liefde naar al mijn schepselen uitgaat en dat deze liefde alleen het goede kan voortbrengen en dus ook het wezen dat door eigen schuld de dood gevonden heeft, weer het eeuwige leven verschaft.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte