Es wird euch immer zum Heil gereichen, wenn ihr euch des Nächsten annehmet in seiner Not.... Ihr werdet dann immer Meinen Willen erfüllen, der in Meinen Geboten der Gottes- und Nächstenliebe zum Ausdruck kommt. Ihr sollt aber die Liebe zum Nächsten im freien Willen üben, ihr sollt euch von innen heraus angetrieben fühlen, dann erst entzündet ihr in euch den Liebefunken, und dann erst werdet ihr reifen an eurer Seele. All euer Denken, Reden und Handeln muß von der Liebe getragen sein, soll es sich geistig auswirken, ansonsten ihr immer nur irdischen Pflichten nachkommt, eure Seele aber keinerlei Nutzen davon zieht.... Es geht immer nur um die Liebe.... um den inneren Drang, Gutes zu tun, zu helfen, wo Not ist, zu beglücken und zu erfreuen, wo sich die Gelegenheit ergibt.... es geht um das innere Wesen des Menschen, das in der Liebe zu Mir und zum Nächsten aufgehen soll, das jegliche Eigenliebe überwindet und von der Liebe ganz erfüllt ist, so daß nun auch Ich Selbst in ihm gegenwärtig sein und also in ihm wirken kann durch Meinen Geist. Dann kann der Mensch nicht mehr anders als gut sein und immer in der Verbindung mit Mir leben, dann kann die irdische Welt ihn nicht mehr reizen, sondern seine Gedanken werden immer in der geistigen Welt weilen, weil der Geist in ihm all sein Denken und Wollen bestimmt. Solange aber des Menschen Gedanken von der Welt gefesselt sind, wird es ihm auch nicht möglich sein, die Liebe in sich zur Entfaltung zu bringen, denn dann wird immer noch die Eigenliebe angesprochen von der Welt, und diese wird zuerst erfüllt, was immer der Liebe zum Nächsten Abbruch tut. Und dann muß ihm oft die Not des Mitmenschen offensichtlich vor Augen gestellt werden, er muß viel Elend sehen, auf daß er angeregt werde zu helfen und dann der Liebefunke in ihm sich entzünden kann, wenn er den Segen einer guten Tat an sich selbst verspürt. Und darum muß auch noch viel Not über die Erde gehen, weil die Liebe unter den Menschen erkaltet ist, weil Meiner Liebeboten wenig nur geachtet wird und weil daher auch die geistige Not sehr groß ist, die nur durch die Liebe behoben werden kann. (31.3.1960) Lieblosigkeit der Menschen ist geistige Not und zieht auch immer irdische Not nach sich, weshalb diese in der Endzeit sich noch vergrößern wird, um doch noch menschliche Herzen anzurühren, daß in ihnen erbarmende Nächstenliebe entzündet wird. Aber es werden nur noch wenige Menschen sein, die dieser geistigen Not entfliehen, denn die Ichliebe nimmt überhand, und das bedeutet auch, daß die Weltliebe stets größer wird, daß die Menschen der Materie verfallen und im Streben nach dieser sich ihr späteres Los schaffen, daß sie selbst wieder zur Materie werden, die sie schon überwunden hatten vor langer Zeit. Und es gibt nur noch einen Ausweg, dieser Bannung zu entgehen, und dieser Ausweg ist und bleibt die Liebe.... Von dem Gebot, Liebe zu üben, kann euch auch Meine Liebe nicht entbinden, denn die Liebe ist erstes Gesetz, und ohne Liebe kann niemand selig werden....
Amen
ÜbersetzerHet zal u altijd tot heil strekken wanneer u zich bekommert om de naaste in zijn nood. U zult dan steeds mijn wil vervullen die in mijn geboden van de liefde tot God en de naaste tot uitdrukking komt. Maar u moet de liefde tot de naaste in vrije wil beoefenen, u moet u van binnenuit gedreven voelen, dan pas ontsteekt u in u de liefdesvonk en dan pas zal uw ziel rijp worden. Al uw denken, spreken en handelen moet door de liefde gedragen zijn wil dit een geestelijke uitwerking hebben, daar u anders alleen aardse plichten nakomt, maar uw ziel daar geen enkel voordeel uit haalt.
Het gaat steeds alleen om de liefde, om de innerlijke drang goed te doen, te helpen waar nood is, gelukkig en blij te maken waar de gelegenheid zich voordoet. Het gaat om het innerlijke wezen van de mens dat in de liefde voor Mij en voor de naaste moet opengaan, dat elke eigenliefde overwint en met de liefde helemaal is vervuld, zodat nu ook Ik zelf in hem tegenwoordig kan zijn en dus in hem werkzaam kan zijn door mijn geest. Dan kan de mens niet meer anders dan goed zijn en steeds in verbinding met Mij leven, dan kan de aardse wereld hem niet meer bekoren. Integendeel, zijn gedachten zullen steeds in de geestelijke wereld vertoeven omdat de geest in hem al zijn denken en willen bepaalt.
Maar zolang de gedachten van de mens door de wereld in de ban worden gehouden, zal het hem ook niet mogelijk zijn de liefde in hem tot ontplooiing te brengen. Want dan wordt door de wereld altijd nog aanspraak gemaakt op de eigenliefde en deze wordt als eerste vervuld, wat steeds afbreuk doet aan de liefde tot de naaste. En dan moet hem vaak de nood van de medemens duidelijk voor ogen worden gesteld. Hij moet veel ellende zien opdat hij zal worden aangespoord te helpen en dan de liefdesvonk in hem kan worden ontstoken, wanneer hij de zegen van een goede daad bij zichzelf bemerkt. En daarom moet er ook nog veel nood over de wereld komen, omdat de liefde onder de mensen is bekoeld, omdat er geen aandacht wordt geschonken aan de boden van mijn liefde en omdat daarom ook de geestelijke nood heel groot is, die alleen door de liefde kan worden opgeheven.
Liefdeloosheid van de mensen is geestelijke nood en heeft ook altijd aardse nood tot gevolg, om welke reden deze in de eindtijd nog groter zal worden om toch nog de harten van de mensen te raken, zodat in hen erbarmende naastenliefde wordt ontstoken. Maar er zullen nog maar weinig mensen zijn die aan deze geestelijke nood ontkomen, want de eigenliefde krijgt de overhand en dat betekent ook dat de liefde voor de wereld steeds groter wordt, dat de mensen ten prooi vallen aan de materie en in hun streven hiernaar zichzelf hun latere lot scheppen: dat ze zelf weer tot de materie worden die ze al lang geleden hadden overwonnen.
En er is nog maar één uitweg om deze kluistering te ontgaan en deze uitweg is en blijft de liefde. Van het gebod liefde te beoefenen kan ook mijn liefde u niet ontslaan, want de liefde is de eerste wet en zonder liefde kan niemand zalig worden.
Amen
Übersetzer