• Zurück

Gott lässet Sich finden....

Gott verbirgt Sich nicht vor euch, so ihr Ihn suchet.... Er lässet Sich finden von einem jeden, und Er erleuchtet euch den Weg, der zu Ihm führt. Und darum wird auch niemand im Dunkeln zu wandeln brauchen, der nach Licht verlangt; es wird niemandem das Wissen um Gott und Sein Walten und Wirken verwehrt, der es zu besitzen trachtet. Denn Er offenbaret Sich stets und ständig.... Jeder Gott-Suchende wird Ihn erkennen können, so er seiner Gedanken achtet, die ihm zugehen aus dem geistigen Reich, sofern er Aufschluß begehrt über geistige Fragen, über Gott als Schöpfer und Dessen Geschöpfe. Denn Er hält Sich nicht verborgen, weil es Sein Wille ist, daß ihr Ihn findet, und weil Seine Liebe nach euch verlangt, ihr also nicht getrennt von Ihm bleiben sollt. Wer aber sich mit Gott zusammenschließen will, der muß Ihn gefunden haben, er muß Ihn erkannt haben, nachdem er Ihn erkennen lernen wollte.... Er muß Ihn suchen, um Ihn zu finden.... und also muß er glauben, daß Gott ist.... Er muß ein höchst vollkommenes Wesen bejahen, wenngleich er sich noch keine Vorstellung machen kann von Ihm, doch in seinem Herzen muß er es spüren, daß ohne dieses vollkommene Wesen nichts bestehen kann, was ist, auf daß er nun nach diesem Wesen Verlangen trägt. Und sein Verlangen wird gestillt werden, denn sowie der Glaube in ihm ist, daß er das Geschöpf eines allmächtigen Schöpfers ist, nimmt Sich auch der ewige Schöpfer Seiner Geschöpfe an, und das in offensichtlicher Weise.... Er tritt ihm stets und ständig in den Weg, auf daß das Kind seinen Vater kennenlerne. Und es wird das Kind auch die Liebe des Vaters spüren, sowie es selbst Ihm Liebe entgegenbringt. Also wird es durch die Liebe Gott finden, wie Gott Sich auch finden lässet, indem Er dem Menschen Liebe zuwendet. Gott suchen werden nur die Menschen, die Liebe empfinden im Herzen, denn die lieblosen Menschen wollen keinen Gott anerkennen; sie verschließen ihre Augen, so Er ihnen in den Weg tritt, denn sie sind hörig dem Gegner Gottes, der alle Mittel anwendet, um Gott zu entthronen.... der also den Menschen jeglichen Glauben an Gott nehmen will. Wer Gott suchet und Ihn finden will, kann dies nur durch die Liebe.... Und darum offenbaret Sich Gott den in der Liebe stehenden Menschen, indem Er ihr Denken erleuchtet, indem Er den Schleier vor ihren Augen hinwegzieht, indem Er Sich Selbst enthüllt vor ihnen, so sie zur Liebe geworden sind.... und also tiefste Weisheit die Folge ihres Liebelebens ist. Denn jegliche Offenbarung Gottes birgt Weisheit in sich, ob sie gedanklich oder durch die Stimme des Geistes dem Menschen zugeht. Jegliche Offenbarung trägt zum Erkennen der ewigen Gottheit bei, Gott Selbst lässet den Menschen Einblick nehmen in Sein Walten und Wirken im Universum und im geistigen Reich, und er wird nun eingeführt in tiefstes Wissen, das ihn wiederum näherführt dem höchsten und vollkommensten Wesen, weil das Wissen, das Erkennen, die Liebe zu Gott vertieft und die Liebe den Menschen immer inniger verbindet mit Gott, Der die ewige Liebe Selbst ist. Und Gott lässet Sich finden.... Er zieht jeden, der Ihn anstrebt, an Sich kraft Seiner Liebe, die nie aufhöret und immer mit gleicher Kraft Seine Geschöpfe umfaßt.... Er ergreifet, was sich Ihm nähert, und Er lässet es nimmermehr fallen.... Denn Er verlangt nach Seinen Kindern, weil sie Seine Geschöpfe sind, die, aus Seiner Liebe hervorgegangen, sich verirrt haben und nicht eher selig werden können, bis sie wieder heimgekehrt sind ins Vaterhaus.... Und darum kommt Gott einem jeden entgegen, und Er suchet ihn auf den rechten Weg zu leiten. Er kommt Selbst, um Seine Kinder heimzuholen, und Er freut Sich eines jeden Kindes, das von selbst Ihn suchet, weil Er dieses Kindes Liebe besitzet und Er es nun mit Seiner Liebe beglücken kann bis in alle Ewigkeit....

Amen

God laat zich vinden

God verbergt zich niet voor u als u Hem zoekt. Hij zal zich door iedereen laten vinden en Hij verlicht voor u de weg die naar Hem voert. En daarom zal ook niemand in het donker hoeven te wandelen die naar licht verlangt. Aan niemand wordt het weten over God en Zijn regeren en werkzaam zijn ontzegd, die ernaar streeft het te bezitten. Want Hij openbaart zich voortdurend. Ieder die God zoekt zal Hem kunnen herkennen, als hij acht slaat op zijn gedachten, die hem toegestuurd worden uit het geestelijke rijk indien hij opheldering wenst over geestelijke vragen, over God als Schepper en diens schepselen. Want Hij houdt zich niet verborgen, omdat het Zijn wil is dat u Hem vindt en omdat Zijn liefde naar u verlangt. U moet dus niet van Hem gescheiden blijven.

Maar wie zich met God aaneen wil sluiten, die moet Hem gevonden hebben. Hij moet Hem herkend hebben nadat hij Hem wilde leren onderkennen. Hij moet Hem zoeken om Hem te vinden. En dus moet hij geloven dat God bestaat. Hij moet een hoogst volmaakt Wezen bevestigen, ofschoon hij zich nog geen voorstelling van Hem kan maken. Maar in zijn hart moet hij het voelen dat zonder dit volmaakte Wezen niets kan bestaan wat is, opdat hij nu naar dit Wezen verlangt. En zijn verlangen zal gestild worden, want zodra er in hem het geloof is dat hij het schepsel is van een almachtige Schepper, bekommert zich ook de eeuwige Schepper om Zijn schepselen, en wel op een duidelijke manier. Hij kruist steeds maar weer zijn pad, opdat het kind zijn Vader zal leren kennen. En het kind zal ook de liefde van de Vader voelen, zodra het Hem zijn liefde betoont. Dus zal het door de liefde God vinden, zoals God zich ook laat vinden doordat Hij de mens liefde doet toekomen.

Alleen de mensen die liefde in hun hart voelen zullen God zoeken. Want de liefdeloze mensen willen geen God erkennen. Ze sluiten hun ogen als Hij hun pad kruist, want ze zijn gebonden aan de tegenstander van God die alle middelen aanwendt om God te onttronen, die dus de mensen elk geloof in God wil ontnemen. Wie God zoekt en Hem wil vinden, kan dit alleen door de liefde. En daarom openbaart God zich aan de mensen die in liefde leven doordat Hij hun denken verlicht, doordat Hij de sluier voor hun ogen wegneemt, doordat Hij zich zelf voor hen onthult als ze tot liefde zijn geworden en dus diepste wijsheid het gevolg is van hun leven in liefde. Want elke openbaring van God bevat wijsheid, of ze de mens door middel van gedachten wordt toegestuurd of door de stem van de geest. Elke openbaring draagt ertoe bij de eeuwige Godheid te herkennen. God zelf laat de mens een kijkje nemen in Zijn regeren en werkzaam zijn in het universum en in het geestelijke rijk. En dan wordt hij bekend gemaakt met het diepste weten dat hem wederom dichter bij het hoogste en meest volmaakte Wezen voert, omdat het weten, het herkennen, de liefde voor God verdiept en de liefde de mens steeds inniger met God verbindt die de eeuwige Liefde zelf is.

En God laat zich vinden. Hij trekt ieder die op Hem aanstuurt tot zich op grond van Zijn liefde, die nooit ophoudt en steeds met dezelfde kracht zijn schepselen omvat. Hij pakt vast wat dichter bij Hem komt en Hij laat het nooit meer vallen. Want Hij verlangt naar Zijn kinderen, omdat ze Zijn schepselen zijn die - uit Zijn liefde voortgekomen - verdwaald zijn en niet eerder gelukzalig kunnen worden dan wanneer ze weer thuis zijn gekomen in het vaderhuis. En daarom komt God iedereen tegemoet en Hij probeert hen op de juiste weg te leiden. Hij komt zelf om Zijn kinderen naar huis te halen en Hij verblijdt zich over ieder kind dat Hem uit zichzelf zoekt, omdat Hij de liefde van dit kind bezit en Hij het nu met Zijn liefde tot in alle eeuwigheid gelukkig kan maken.

Amen