• Zurück

Für den Gottsuchenden sind Irrlehren eine Schranke....

Der geistig suchende Mensch ist in einer gewissen Unfreiheit so lange, wie er sich gedanklich nicht frei machen kann von Lehren, die ihm menschlicherseits vermittelt wurden und die der Wahrheit nicht entsprechen. Solche Lehren hindern ihn am Erkennen, und also setzt er sich dadurch selbst eine Grenze seines Wissens, denn bevor er sich nicht frei gemacht hat, kann ihm die reine Wahrheit nicht geboten werden oder.... wenn sie ihm geboten wird, erkennt er sie nicht als solche. Dem suchenden Menschen kommt Gott zwar entgegen, Er will aber aufgenommen werden ohne jedes Bedenken. Irrige Ansichten jedoch sind Schranken, die der Mensch errichtet, die noch gewissermaßen eine Scheidewand bedeuten zwischen Gott und dem Menschen. Jede irrige Lehre, die der Mensch nicht hingeben will, ist eine solche Schranke, die den Menschen noch von Gott trennt. Gott wird nun wohl den Menschen anregen, die Schranke einzureißen, d.h., es wird von seiten der Mitmenschen gerüttelt an seiner Überzeugung, indem die irrigen Lehren einer abfälligen Kritik unterzogen werden und der Mensch dadurch beeinflußt wird, diese Lehre zu verwerfen. Tut er dies, so wird er bald in der Erkenntnis stehen. Denn nun wird er von Gott Selbst gelehret, Der ihm das rechte Gedankengut zugehen läßt, das der Mensch nun bereitwillig annimmt. Solange er aber in der irrigen Anschauung verharrt, wird es in diesem nicht hell werden. Er findet keinen Zusammenhang, und sein Wissen ist Stückwerk und genügt auch nicht zum Belehren der Mitmenschen, denn geben kann nur der, der selbst besitzet, nicht aber, dem es selbst mangelt. Je williger aber der Mensch ist, den rechten Weg zu wandeln, d.h., den göttlichen Willen zu erfüllen, desto sicherer leitet Gott ihn auch dem Erkennen entgegen, nur bedarf es längerer Zeit, ehe solche Hindernisse, die das Erkennen unmöglich machen, beseitigt werden. Es muß mit aller Geduld versucht werden, dem Menschen irrige Ansichten zu widerlegen. Die Liebe des Mitmenschen bringt dieses zuwege, sowie dieser selbst in der Wahrheit stehet und also auch Wahrheit weitergeben kann. Denn Sieger wird immer der Mensch sein, auf dessen Seite die Wahrheit ist, weil die Wahrheit von Gott ist und Gott niemals unterliegen kann. Wer Gott suchet, wird auch unweigerlich zu Ihm finden, denn Er gibt sich einem jeden zu erkennen, der ernstlich Ihn zu finden trachtet....

Amen

Voor de naar GOD zoekende mens zijn dwaalleren een barrière

De geestelijk zoekende mens is in zekere zin niet vrij zolang hij zich in zijn gedachten niet los kan maken van dwaalleren die hem van menselijke kant uit verkondigd werden, maar die niet overeenstemmen met de zuivere waarheid. Zulke leren hinderen hem om tot een waar inzicht te komen, en zo stelt hij zichzelf daardoor een grens aan zijn kennis. Want niet voordat hij zich heeft vrij gemaakt, kan hem ook de zuivere waarheid niet worden aangeboden - of, als ze hem wordt aangeboden herkent hij ze niet als zodanig.

Weliswaar komt GOD de zoekende mens tegemoet, maar HIJ wil zonder bedenking worden aangenomen. Verkeerde meningen zijn echter barrières door de mens opgesteld, die in zekere zin nog een scheidsmuur tussen GOD en de mens betekenen. Iedere verkeerde leerstelling die de mens niet wil opofferen is zo'n barrière die de mens nog van GOD scheidt. GOD zal nu wel de mens aansporen die hindernissen uit de weg te ruimen, d.w.z. er wordt van de kant van de medemensen gewrikt aan zijn overtuiging doordat er afkeurende kritiek tegen deze dwaalleren wordt opgeworpen die de mens beïnvloeden moet deze leren te verwerpen.

Doet hij dit dan zal hij ook spoedig het ware inzicht hebben. Want nu wordt hij door GOD Zelf onderwezen, DIE hem de juiste opvattingen laat toekomen, die hij nu ook bereidwillig aanneemt. Zolang hij echter in zijn verkeerde zienswijzen volhardt, zal het niet licht in hem worden. Hij ziet dan nergens een samenhang omdat zijn kennis maar fragmentarisch is, niet voldoende om de medemensen te onderrichten. Want geven kan alleen hij die ook bezit - niet echter hij die zelf gebrek heeft.

Hoe gewilliger de mens dus is de juiste weg te bewandelen, d.w.z. de goddelijke Wil te vervullen, des te zekerer zal GOD hem tot het inzicht brengen. Maar meestal duurt het een langere tijd voordat zulke hindernissen die het inzicht onmogelijk maken uit de weg worden geruimd. Daarom moet met alle geduld geprobeerd worden de mensen hun verkeerde meningen te weerleggen. En de liefde tot de medemensen brengt dit ook tot stand zodra een mens zelf in de waarheid wandelt, en de waarheid dus ook verder geven kan. Overwinnaar zal steeds die mens zijn aan wiens zijde de waarheid is, want de waarheid is uit GOD - en GOD kan nooit de mindere zijn. Wie dus GOD zoekt die zal HEM onherroepelijk vinden, want HIJ zal Zich bekend maken aan iedereen die HEM serieus tracht te vinden.

Amen