• Zurück

Lüge und Wahrheit und ihr Ursprung....

Des Geistes Wirken ist unverkennbar, wo die Begriffe Wahrheit und Lüge so klar auseinandergehalten werden, also Gott oder Sein Gegner als Ursprung dessen, was den Menschen dargeboten wird, zu erkennen ist. Der Geist aus Gott wird immer jeglicher Unwahrheit den Kampf ansagen, da er in sich die pure Wahrheit ist.... die Ausstrahlung Gottes, Der die Wahrheit Selbst ist. Die Wahrheit und die Lüge sind so gegensätzlich, daß auch der Ursprung zwei ganz entgegengesetzte Wesenheiten sein müssen. Und immer wird der Mensch, der in der Wahrheit sich befindet, sich Gott verbunden fühlen, d.h. von innen heraus das Gute anstreben, während der Anhänger der Lüge dem Willen der Macht hörig ist, die alle bösen Triebe im Menschen entfacht. So wie nun der Begriff Wahrheit nur mit Gott in Verbindung gebracht werden kann, wird niemals der Mensch Unwahrheit oder Irrtum zu befürchten haben, der sich selbst in Verbindung mit Gott setzt, und folglich kann immer dort die Wahrheit vermutet werden, wo die Menschen Gott-zugewandten-Willens sind. Maßgebend dafür sind aber nicht die Worte, sondern die Taten derer, die wissend zu sein glauben. Ein Mensch, der sich nicht genug tun kann im Liebeswirken, der wird unwiderruflich auch in der Wahrheit stehen, denn der Geist aus Gott lenkt dessen Gedanken dem rechten Erkennen entgegen. Lügen vertreten aber werden die Menschen, die sich selbst nicht liebend betätigen, denn das Denken derer beeinflußt die Gott-gegnerische Macht. Diese wird stets Wahrheit und Lüge zu vermengen suchen.... Es wird der Mensch weder die Wahrheit begehren, noch die Lüge als solche erkennen, sondern urteilslos alles annehmen, was ihm geboten wird, ja sogar alles für gut halten, selbst wenn es offensichtlich auf schlechte Kräfte schließen läßt. Denn er verabscheut die Lüge nicht, da er blind ist im Geist und durch sein liebeloses Wesen noch sehr wesensverwandt ist mit dem, der selbst jeder Liebe bar ist. Und er wird auch nicht den Drang in sich spüren, das Wahre und Rechte erkennen zu wollen, weil er nichts begehrt, was von Gott ist, solange er noch in der Gewalt des Gegners von Gott sich befindet. Ein Wirken des Geistes ist verständlicherweise dann nicht möglich, denn der Geist aus Gott kann sich nur äußern, wo die Wahrheit begehrt wird, weil Gott Göttliches nur dem bieten kann, der Gott nahezukommen trachtet. Die Lüge aber geht vom Widersacher aus und leitet auch zu ihm zurück, denn alles, was Lüge ist, bedeutet Entfernung von Gott und also Annäherung an Seinen Gegner. Dem nach der Wahrheit verlangenden Menschen werden alle Merkmale der Wahrheit sowohl als auch die der Lüge kenntlich, und er wird sehr bald wissen, wo er die Wahrheit suchen soll und wo er die Lüge meiden kann. Denn der Wahrheit begehrende Mensch gibt sich selbst, d.h. sein Denken, hin an Gott, Der ihn nun mit Seinem Geist erleuchtet, d.h. das Denken richtet, so daß er klar erkennen kann und die Wahrheit von der Lüge wohl unterscheidet....

Amen

Leugen en waarheid en hun oorsprong

Het werkzaam zijn van de GEEST is niet te miskennen, waar de begrippen waarheid en leugen zo duidelijk van elkaar worden onderscheiden, dus GOD of Zijn tegenstander als oorsprong van datgene wat de mensen wordt aangeboden, te herkennen is. De GEEST uit GOD zal steeds tegen elke onwaarheid ten strijde trekken, daar HIJ in Zich de zuivere Waarheid is - de Uitstraling van GOD, DIE de WAARHEID Zelf is. De waarheid en leugen zijn zo tegengesteld, dat ook de oorsprong ervan twee heel tegengestelde wezens moeten zijn. En steeds zal de mens die zich in de waarheid bevindt, zich met GOD verbonden voelen, d.w.z. vanuit zijn innerlijk het goede nastreven, terwijl de aanhanger van de leugen gebonden is aan de wil van de macht die alle slechte driften en neigingen in de mens opwekt.

Zoals nu het begrip waarheid alleen met GOD in verband kan worden gebracht, zal de mens nooit onwaarheid of dwaling hoeven te vrezen die zich zelf in verbinding stelt met GOD en bijgevolg kan steeds daar de waarheid vermoed worden waar de wil van de mensen op GOD is gericht. Maatgevend daarvoor zijn echter niet de woorden, maar de daden van diegenen die geloven dat ze wetend zijn. Een mens die niet ophoudt met werkzaam te zijn in liefde, zal onherroepelijk in de waarheid wandelen want de GEEST uit GOD stuurt zijn gedachten naar het goede inzicht.

Maar achter de leugen staan zullen die mensen die niet actief zijn in de liefde, want het denken van hen wordt door de macht die tegen GOD gericht is, beïnvloed. Deze zal steeds waarheid en leugen trachten te vermengen. De mens zal noch de waarheid begeren, noch de leugen als zodanig inzien, veeleer alles zonder te oordelen aannemen wat hem wordt aangeboden, nog wel alles voor goed houden, zelfs wanneer men duidelijk kan besluiten dat er slechte krachten in het spel zijn. Want hij verafschuwt de leugen niet daar hij in zijn verstand blind is en door zijn liefdeloze wezen nog zeer verwant is aan hem die zelf zonder enige liefde is. En hij zal ook niet de drang in zich voelen het ware en juiste te willen inzien, omdat hij niets begeert wat van GOD is, zolang hij zich nog in de macht van de tegenstander van GOD bevindt.

Een werkzaam zijn van de GEEST is dan begrijpelijkerwijs niet mogelijk, want de GEEST uit GOD kan Zich alleen uiten waar de waarheid wordt begeert, omdat GOD het goddelijke alleen aan diegene kan aanbieden die probeert dichter bij GOD te komen. Maar de leugen gaat van de tegenstander uit en voert ook naar hem terug, want alles wat leugen is, betekent verwijdering van GOD en dus aanpassing aan Zijn tegenstander.

Alle kenmerken van de waarheid zowel als ook die van de leugen worden herkenbaar aan de mens die naar de waarheid verlangt en hij zal zeer spoedig weten waar hij de waarheid zoeken moet en waar hij de leugen kan vermijden. Want de mens die de waarheid begeert geeft zichzelf, d.w.z. zijn denken, over aan GOD, DIE hem nu met Zijn GEEST verlicht, d.w.z. het denken richt, zodat hij duidelijk kan inzien en de waarheid goed onderscheidt van de leugen.

Amen