• Zurück

Geistige Belehrungen erfordern das Gebet um Gottes Gnade....

Jede geistige Belehrung trägt dem Erdenkind unnennbaren Segen ein, sowie das ernste Gebet um Gottes Gnade vorangegangen ist und also dieses Seine Gnadenzuwendung möglich macht. Gott will den Menschen mit Seiner Gnade bedenken, und eine unfaßbare Gnade ist es, wenn Er ihn wissend machen will und ihm Seine Lehren vermittelt. Doch nicht immer ist der Mensch bereit, Seine Gnade in Empfang zu nehmen; nicht immer ist er gewillt, sich belehren zu lassen oder das ihm Gebotene ins Herz aufzunehmen. Die göttliche Gnade kann aber erst dann am Menschen wirksam werden, wenn dieser sie begehrt, d.h. durch inniges Gebet solche anfordert. Die Belehrungen, die Gott den Menschen zugehen läßt, sind so außerordentlich aufschlußreich und erhellen des Menschen Geist.... Ihm wird alles verständlich, was er zuvor nicht begreifen konnte, sein Streben nach der Höhe wird ihm beträchtlich erleichtert, weil er den Sinn und Zweck des Erdenlebens erkennt.... Ihm wird sein Ausgang bewußt und auch sein Ziel.... und er kann nun seinen Erdenwandel entsprechend seinem Wissen zurücklegen, d.h. nutzbringend für die Ewigkeit. Es ist dies eine unverdiente Gnade, ein Geschenk, das in der Liebe Gottes begründet ist, das aber nimmermehr dem Menschen zugewendet wird, der ein solches Gnadengeschenk nicht achtet, der es nicht begehrt, der es also nicht bewußt durch das Gebet von Gott erbittet. Und daher gehen so viele Menschen leer aus, sie können nicht bedacht werden mit göttlicher Weisheit, sie können Seine Belehrungen nicht in Empfang nehmen, denn sie tun nichts, um der göttlichen Gnade teilhaftig zu werden; sie flehen Ihn nicht um solche an, obgleich Gott immer und immer wieder sie ihnen darbieten möchte, also ihnen Kunde gibt durch Menschenmund von Seiner übergroßen Liebe und Barmherzigkeit. Der Hinweis auf diese soll die Menschen bewegen, sich vertrauensvoll bittend an Ihn zu wenden um Übermittlung Seiner Gnade. Sie sollen wie Kinder zum Vater kommen und Ihm ihre Schwäche und ihre seelische Not vorstellen, und sie sollen Kraft und Stärke von Ihm erbitten, auf daß Er nun Seine Gnade austeilen kann im Übermaß, auf daß Er sie belehren und ihnen reinstes Wissen vermitteln kann. Dann wird reichster Segen ihr Lohn sein, sie werden geistig reifen und ihr Wissen vermehren, sie werden geistiges Gut sammeln und austeilen können, solange sie auf Erden wandeln, und sie werden dereinst mit reichen Schätzen eingehen können in die Ewigkeit. Und sie werden jeglicher Versuchung widerstehen, denn so ihnen Wissen vermittelt wird, strömt ihnen auch die Kraft zu, denn Wissen ist Licht und Kraft.... Und also werden sie Widerstand bieten können auch jeglicher Anfechtung. Sie werden immer inniger nach Gott verlangen und immer eifriger Ihm entgegenstreben, je mehr sie von Seiner göttlichen Gnadenzuwendung Gebrauch machen. Was sie begehren, das lassen sie nicht brachliegen. Sie werden auch die Mitmenschen in den Segen dessen versetzen wollen, was ihnen lieb und wert geworden ist; sie werden die Belehrungen, die sie empfangen haben, in Liebe weitergeben, und so inniges Gebet diese Arbeit begleitet, wird sie gesegnet sein....

Amen

Geestelijke onderrichtingen vereisen het gebed om Gods genade

Elk geestelijk onderricht levert het mensenkind onnoemelijke zegen op, zodra het ernstige gebed om Gods genade eraan voorafgegaan is en dit dus Zijn genadeschenking mogelijk maakt. God wil de mens met Zijn genade bedenken en het is een onbegrijpelijke genade, dat Hij hem wetend wil maken en hem Zijn leringen geeft. Maar de mens is niet altijd bereid om Zijn genade in ontvangst te nemen. Hij is niet altijd genegen om zich te laten onderwijzen of het hem gebodene in het hart op te nemen. Maar de goddelijke genade kan pas dan in een mens werkzaam worden, als deze ernaar verlangt. Dat wil zeggen hier door een vurig gebed om vraagt.

De leringen die God de mens toe laat komen, zijn buitengewoon leerzaam en verlichten de menselijke geest. Voor hem wordt alles begrijpelijk, wat hij eerst niet kon begrijpen. Zijn opwaartse streven wordt voor hem aanzienlijk makkelijker, omdat hij de zin en het doel van het aardse leven inziet. Hij wordt zich van zijn oorsprong en doel bewust en hij kan nu zijn gang over de aarde overeenkomstig zijn kennis afleggen. Dat wil zeggen nuttig voor de eeuwigheid. Dit is een onverdiende genade. Een geschenk, dat gebaseerd is op de liefde van God, maar dat nooit naar die mens toegestuurd wordt, die aan zo’n genadegeschenk geen aandacht schenkt. Die er niet naar verlangt. Die er dus niet bewust door het gebed tot God om vraagt.

En daarom vertrekken zo veel mensen met lege handen. Ze kunnen niet bedacht worden met goddelijke wijsheid. Ze kunnen Zijn leringen niet in ontvangst nemen, want ze doen niets om aan de goddelijke genade deelachtig te worden. Ze smeken hier niet om, ofschoon God hen deze steeds weer aan zou willen bieden. Hun dus door de mond van een mens Zijn enorme liefde en barmhartigheid bekendmaakt.

De verwijzing hiernaar moet de mensen ertoe bewegen om zich vol vertrouwen vragend tot Hem te wenden om het overdragen van Zijn genade. Ze moeten als kinderen tot de Vader komen en Hem hun zwakheid en de nood van hun ziel bekendmaken en ze moeten kracht en sterkte aan Hem vragen, opdat Hij nu Zijn genade in overvloed aan hen uit kan delen, opdat Hij hen kan onderwijzen en hun de zuiverste kennis kan geven. Dan zal de kostbaarste zegen hun loon zijn. Ze zullen geestelijk rijpen en hun kennis zal toenemen. Ze zullen geestelijke goederen kunnen verzamelen en uitdelen, zolang ze over de aarde gaan en ze zullen eens met een rijke schat de eeuwigheid binnen kunnen gaan.

En ze zullen elke verleiding weerstaan, want als hun kennis gegeven wordt, stroomt er ook kracht naar hen toe, want kennis is licht en kracht. En zodoende zullen ze weerstand kunnen bieden aan elke verleiding. Ze zullen steeds vuriger naar God verlangen en steeds ijveriger naar Hem streven, naarmate ze meer van Zijn goddelijke genadeschenking gebruik maken. Waar ze naar verlangen, dat laten ze niet braak liggen. Ze zullen ook de medemensen de zegen willen brengen van dat, wat hun lief en waardevol geworden is. Ze zullen de leringen, die ze ontvangen hebben, in liefde doorgeven en als een vurig gebed dit werk begeleidt, zal dit ook gezegend worden.

Amen