Die Seele benötigt den Aufenthalt auf der Erde, um die Entfernung von Gott zu verringern. Dies ist der Zweck des Erdenlebens. Sie ist bei Beginn der Verkörperung in weitester Entfernung von Gott und kann bei der Beendung Ihm ganz nahe sein.... sie kann aber auch beim Ableben in der gleichen Entfernung von Gott stehen, und dann war das Erdenleben zwecklos. Der Gang auf Erden soll ein Dienen in Liebe sein, dann muß auch unweigerlich die Entfernung von Gott verringert werden, denn ein liebendes Wesen gestaltet sich so, wie Voraussetzung ist, um Gott nahezukommen. Formt sich nun die Seele dem göttlichen Willen entsprechend, dann ist sie nichts Gott-Fernes mehr, sie ist ein Wesen geworden, das zum Urzustand zurückgekehrt ist.... sie ist nur Liebe und somit göttlicher Anteil, und dann benötigt sie den Aufenthalt auf Erden nicht mehr, sondern sie trennt sich von der Erde und geht ein in das geistige Reich. Dieser Zustand ist das Ziel einer jeden Seele und kann nur durch bewußtes Streben erreicht werden. D.h., es muß der Mensch wissen um seinen mangelhaften Zustand, ihn beheben wollen und das tun, was Gott verlangt.... Er muß in der Liebe tätig sein und also an sich arbeiten. Es gibt keine andere Möglichkeit, die Gott-Ferne zu verringern, als sich zur Liebe zu gestalten. Und je ernster es der Mensch mit seiner Aufgabe nimmt, desto kürzere Zeit benötigt er für diese, und das soll er bedenken, wenn er lau und nachlässig zu werden droht, denn jede Zeit auf Erden ist verloren für die Ewigkeit, die er zu anderer als Seelenarbeit nützt. Nur des Lebens nach dem Tode soll er gedenken, dann nützet er die Erdenzeit in der rechten Weise, doch so er nur für das irdische Leben sorgt, bleibt er auf der gleichen Entwicklungsstufe stehen, und die kostbare Zeit geht ihm verloren....
Amen
ÜbersetzerDe ziel heeft het verblijf op de aarde nodig om de verwijdering van God te verminderen. Dit is het doel van het aardse leven. Ze is bij het begin van de belichaming het verst van God verwijderd en kan bij de beëindiging hiervan heel dicht bij Hem zijn. Maar ze kan bij het sterven ook op dezelfde afstand van God staan, en dan is haar aardse leven doelloos geweest.
De gang over de aarde moet een dienen in liefde zijn. Dan moet onvermijdelijk de afstand tot God verminderd worden, want een liefhebbend wezen vormt zich zo, zoals het de voorwaarde is om God te naderen. Als de ziel zich nu overeenkomstig de goddelijke wil ontwikkelt, dan is ze niet ver van God meer verwijderd. Ze is een wezen geworden, dat naar de oorspronkelijke toestand teruggekeerd is. Ze is alleen maar liefde en dus een deel van God en dan heeft ze het verblijf op aarde niet meer nodig, maar ze scheidt zich van de aarde en gaat het geestelijke rijk binnen.
Deze toestand is het doel van elke ziel en kan alleen maar door een bewust streven bereikt worden. Dat wil zeggen dat de mens moet weten van zijn gebrekkige toestand, hij deze op wil heffen en dat wil doen, wat God verlangt. Hij moet in de liefde actief zijn en dus aan zichzelf werken. Er bestaat geen andere mogelijkheid om de afstand tot God te verminderen, dan zich tot liefde te vormen.
En hoe serieuzer de mens zijn taak neemt, des te kortere tijd heeft hij hiervoor nodig en dat moet hij zich bedenken, wanneer hij slap en onverschillig dreigt te worden, want alle tijd, die hij voor iets anders dan zijn zielenarbeid gebruikt, is voor de eeuwigheid verloren. Hij moet alleen aan het leven na de dood denken. Dan gebruikt hij de tijd op aarde op de juiste manier, maar als hij alleen maar voor het aardse leven zorgt, blijft hij op dezelfde trede van ontwikkeling staan en de kostbare tijd gaat voor hem verloren.
Amen
Übersetzer