Der Vorgang der Lichtausstrahlung ist zu vergleichen mit einem fortgesetzten Liebeswirken. Es ist das insofern nicht recht verständlich, als die Lichtstrahlen ersichtlich sind, sich also als etwas Bestehendes nicht ableugnen lassen, wenngleich es kein Raum-benötigendes Schöpfungswerk ist.... daß ein Liebeswirken aber eine Tat ist, die als Produkt eine neue Form ergeben müßte. Es ist aber das Licht mehr als ein Vorgang, als eine Form anzusehen, denn es ist nicht greifbar, jedoch wahrnehmbar. Es würde der Mensch auch keine Form daraus bilden können, und es ist dies wieder ein Beweis, daß das Licht eine Kraft ist aus dem überirdischen Reich, denn alles, was irdisch ist, läßt sich zur Form gestalten, sofern der menschliche Wille ernstlich tätig ist. Um die Lichtstrahlen aber irgendwie zu formen, gehört ein bestimmter Reifezustand geistiger Wesen, denen das obliegt. Es müssen diese Wesen völlig unabhängig sein von der Erde und ihren Gesetzen; sie müssen sich zu einer Tätigkeit entschlossen haben, die tiefe Liebe voraussetzt; sie müssen zu ständigem Geben bereit sein, und zwar geben wollen von einer Kraft, die ihnen selbst gleichfalls zuströmt. Es geht diese Kraft von Gott aus, ist infolgedessen geistige Substanz, die in sich leuchtend ist, weil alles, was von Gott ist, eine unvorstellbare Leuchtkraft besitzt. Denn Gott ist Selbst das Licht. Also ist jeder Sonnenstrahl erstmalig die Kraft aus Gott, die zur Erde geleitet wird durch unzählige Wesen, die wieder ihre Mission erfüllen, indem sie als Träger göttlicher Kraft fungieren. Zweitens aber sind die Sonnenstrahlen der Beweis unermüdlicher Tätigkeit dieser Wesen, sie sind gewissermaßen ein Reservoir, woraus unentwegt alles in der Schöpfung gespeist wird. Es spielt sich hier ein Vorgang ab, der erst dann verständlich ist, wenn erkannt wird, daß ohne dieses Weiterleiten der Kraft aus Gott die Schöpfung vergehen müßte, sie also abhängig ist von der Tätigkeit jener Wesen, die unentwegt diese Kraft-Vermittlung, das Weiterleiten an alles die Kraft Gottes Benötigende, zur Aufgabe haben.... daß es also einen hohen Liebesgrad erfordert, um ständig zu geben, was diese Wesen selbst empfangen.... Es ist diese Mission also ein Liebeswirken des vollkommenen Wesens an dem noch unvollkommenen Wesenhaften, das in der Schöpfung gebannt ist und die Kraftzufuhr aus Gott benötigt, die das aus der Form erlöste Geistige im Übermaß empfängt und kraft seiner Liebe zu dem Unerlösten stets und ständig diesem übermittelt.... Es ist dieses die rein geistige Erklärung für einen Vorgang, der irdisch noch ungeklärt ist....
Amen
ÜbersetzerHet proces van de lichtuitstraling is te vergelijken met een voortdurend werkzaam zijn in liefde. Dat valt in dit opzicht niet goed te begrijpen, omdat de lichtstralen zichtbaar zijn, zich dus als iets bestaands niet laten ontkennen, ofschoon het geen scheppingswerk is, dat ruimte nodig heeft, maar dat een werkzaam zijn in liefde een daad is, die als product een nieuwe vorm tot resultaat zou moeten hebben.
Maar het licht is meer als een proces, dan als een vorm te beschouwen, want het is niet tastbaar, maar wel waarneembaar. De mens zou daar ook geen vorm van kunnen maken en dit is weer een bewijs, dat het licht een kracht uit het bovenaardse rijk is, want alles wat aards is, laat zich tot vorm maken, indien de menselijke wil serieus werkzaam is.
Maar om de lichtstralen op één of andere manier te vormen, moeten de geestelijke wezens die deze taak hebben, een bepaalde staat van rijpheid hebben. Deze wezens moeten volledig onafhankelijk zijn van de aarde en haar wetten. Ze moeten besloten hebben tot een werkzaam zijn, dat diepe liefde vereist. Ze moeten tot een voortdurend geven bereid zijn en vanuit een kracht willen geven, die hen eveneens toestroomt.
Deze kracht gaat van God uit, is dientengevolge geestelijke substantie, die op zichzelf stralend is, omdat alles wat van God komt, een onvoorstelbare lichtintensiteit bezit. Want God Zelf is het licht. Zodoende is elke zonnestraal eerst de kracht uit God, die door talloze wezens die weer hun missie vervullen, doordat ze als dragers van goddelijke kracht fungeren, naar de aarde geleid wordt.
Maar ten tweede zijn de zonnestralen het bewijs van een onvermoeibaar actief zijn van deze wezens. Ze zijn in zekere zin een reservoir, waaruit onophoudelijk alles in de schepping gevoed wordt. Hier is een proces gaande, dat pas dan begrijpelijk is, wanneer beseft wordt dat zonder dit doorgeven van de kracht uit God de schepping zou moeten vergaan. Ze is zodoende afhankelijk van de activiteit van deze wezens, die onophoudelijk deze krachtoverdracht, het doorgeven aan alles, wat deze kracht uit God nodig heeft, tot taak hebben. Dat het dus een hoge graad van liefde vereist om voortdurend te geven, wat deze wezens zelf ontvangen.
Deze missie is een werkzaam zijn in liefde van het volmaakte wezen voor het nog onvolmaakt wezenlijke, dat in de schepping gebonden is en de krachttoevoer uit God nodig heeft, die het uit de vorm bevrijde geestelijke in overvloed ontvangt en op grond van zijn liefde voor het niet-verloste voortdurend deze kracht geeft.
Dit is de zuiver geestelijke verklaring van een proces, dat aards nog niet opgehelderd is.
Amen
Übersetzer