Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Die göttliche Gnade muß erbeten werden.... Nicht wahllos.... (Prädestination)

Wer sich zu Mir hingezogen fühlt, wer in jeder Not und Trübsal zu Mir flüchtet, dessen Bitten will Ich erhören. Denn er erkennt Mich als seinen Vater an, und sein Flehen ist kindlich und vertrauend. Und immer ist der Vater bereit, die Not Seiner Kinder zu verringern, und so will auch Ich euch erretten und euch den Frieden geben. Es ist nur um eurer Seelen willig nötig, daß ihr in Bedrängnis kommt, auf daß ihr Mich suchet und eure Herzen den Ruf zu Mir emporsenden. Denn nur das Leid bringt euch Mir näher. Verlassen seid ihr jedoch niemals, so ihr nur Mich nicht aufgebet, so ihr euch nicht von Mir abwendet. Und darum vertrauet allzeit auf Meine Liebe, und harret, bis euch Hilfe kommt.

Des Menschen eigener Verdienst ist es niemals, so er zur Höhe gelangt, sondern es bewirkt dies die Gnade Gottes. Es darf den Menschen aber nicht abhalten, an sich zu arbeiten, er darf niemals denken, daß er nun nichts dazu tun braucht, sondern sich nur auf die Gnade Gottes verlassen kann. Er wird nur dann der Gnade Gottes gewürdigt werden, wenn er durch seine Taten, durch sein Verhalten, sein Denken und Handeln den Beweis erbringt, daß er zur Höhe will. Dieser Wille, der ihn nun im Gebet die Hilfe Gottes erbitten läßt, trägt ihm nun die Gnade ein, die wieder die Vervollkommnung der Seele nach sich zieht. Es ist also die göttliche Gnade keineswegs ein Geschenk Gottes, das dem Menschen wahllos zugeht, womit also der eine Mensch bedacht wird, während der andere Mensch darben müßte.... Nein, die göttliche Gnade steht jedem Menschen ungemessen zur Verfügung. Es wird kein Mensch vergeblich die Gnade Gottes erbitten. Nimmermehr aber kann sie dem Menschen vermittelt werden, ohne daß sie angefordert wird, und darum wird das einzige Verdienst des Menschen darin bestehen, daß er sich immer und immer wieder im Gebet an den himmlischen Vater wendet und demütig um Dessen Gnade bittet. Alles übrige bewirkt dann die Liebe Gottes selbst an einem Menschen, der also seinen Willen Gott dahingab und die Kraftzufuhr von Gott bewußt in Anspruch nimmt. Und es ist daher irrig, anzunehmen, daß Gott je nach Belieben den Menschen Seine Gnade zuwendet.... Es wäre dies ein Akt größter Ungerechtigkeit, denn es könnten dann nur immer die Menschen selig werden, die durch göttliche Gnade auserwählt wären. Es würde dann also das bewußte Streben nach der Vollkommenheit jeden Sinn verlieren, denn es könnte verständlicherweise die Frage dabei aufgeworfen werden: Gehöre ich zu denen, die Gott auserwählt hat für das ewige Reich?.... Es müßte eine solche Anschauung dazu führen, daß der Mensch die Seelenarbeit vernachlässigt und immer nur den Einwand geltend machen möchte, daß nur die göttliche Gnade ihn frei machen könne, diese aber nicht errungen werden kann, sondern der Mensch in Ruhe und Geduld warten müsse, bis die Gnade Gottes ihm zufließe, und so das nicht der Fall ist, er verlorengehen müsse auf ewig.... Wer diese Anschauung hat, ist in einer entsetzlichen geistigen Verfassung. Er muß zweifeln an der Liebe Gottes, an Seiner Güte und Barmherzigkeit, er müßte ferner sein Erdenleben als nutzlos ansehen, so nicht die Gnade Gottes ihm beschieden ist.... Und dabei hat es der Mensch selbst in der Hand, sich der göttlichen Gnade unbeschränkt zu bedienen. Es steht jedem Menschen frei, sooft er will, zu Gott zu kommen, d.h., im Gebet alles das anzufordern, was schlichthin Gnade genannt wird. Je inniger es darum bittet, desto reichlicher bedenkt Gott das Erdenkind und nun erst kann es so auf Erden wandeln, wie es Gott wohlgefällig ist.... Es ist also sein Lebenswandel dann wohl nicht mehr eigenes Verdienst, aber daß er diesen so führen kann, wie er es nun tut, ist nun das Wirken der göttlichen Gnade,.... Bitten kann ein jeder Mensch, also wird er auch empfangen seinem Gebet entsprechend. Er wird mit der Gnade Gottes bedacht werden und nun erfolgreich den Weg zur Höhe zurücklegen....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Om goddelijke genade moet worden gebeden - Niet willekeurig - Predestinatie

Wie zich tot Mij voelt aangetrokken, wie in elke nood en droefenis naar Mij vlucht, diens verzoeken wil Ik verhoren. Want hij erkent Mij als zijn Vader en zijn smeken is kinderlijk en vol vertrouwen. En steeds is de Vader bereid de nood van zijn kinderen te verminderen. En zo wil Ik u ook redden en u vrede geven. Het is alleen ter wille van uw ziel nodig, dat u in een benarde toestand komt, opdat u Mij zult zoeken en uw hart de roep naar Mij opzendt. Want alleen het leed brengt u dichter bij Mij. Maar u bent nooit verlaten, als u Mij maar niet opgeeft, als u zich niet van Mij afwendt. Vertrouw daarom altijd op Mijn Liefde tot u hulp krijgt.

Het is nooit de eigen verdienste van de mens als hij opwaarts klimt. Integendeel, dit wordt door Gods genade bewerkstelligd. Maar de mens mag zich niet ervan weerhouden om aan zichzelf te werken. Hij mag nooit denken dat hij nu niets daarvoor hoeft te doen en alleen op de genade van God hoeft te vertrouwen. Hij zal alleen dan de genade Gods waardig worden gekeurd, wanneer hij door zijn daden, door zijn gedrag, zijn denken en handelen, het bewijs levert, dat hij opwaarts wil. Deze wil, die hem nu in het gebed de hulp van God doet afsmeken, levert hem nu de genade op die weer de vervolmaking van zijn ziel tot gevolg heeft.

De goddelijke genade is dus in geen geval een geschenk van God dat de mens willekeurig wordt toegestuurd, waarmee dus de ene mens wordt bedacht, terwijl de andere mens gebrek zou moeten lijden. Nee, de goddelijke genade staat ieder mens onmetelijk ter beschikking. Er zal geen mens tevergeefs de genade Gods afsmeken. Maar nooit kan ze de mens worden overgebracht, zonder dat ze wordt gevraagd. En daarom zal de enige verdienste van de mens daarin bestaan, dat hij zich steeds weer in gebed tot de hemelse Vader wendt en deemoedig om diens genade vraagt. Al het overige bewerkstelligt dan de Liefde Gods Zelf bij een mens, die dus zijn wil aan God offerde en bewust een beroep doet op de toevoer van Gods kracht.

En daarom is het onjuist aan te nemen dat God naar believen de mens Zijn genade doet toekomen. Dit zou een daad van de grootste onrechtvaardigheid zijn, want dan zouden steeds alleen maar die mensen zalig kunnen worden, die door goddelijke genade waren uitverkoren. Dan zou dus het bewuste streven naar volmaaktheid elke zin verliezen, want begrijpelijkerwijs zou daarbij de vraag kunnen worden opgeworpen: “Hoor ik bij diegenen die God heeft uitverkoren voor het eeuwige rijk?” Een dergelijke opvatting zou ertoe moeten leiden dat de mens de arbeid aan zijn ziel nalaat en steeds alleen de tegenwerping zou willen doen gelden, dat alleen de goddelijke genade hem vrij zou kunnen maken, maar deze niet kan worden verkregen. Integendeel, de mens zou in rust en geduld moeten wachten tot de genade Gods hem toestroomt. En als dat niet het geval is, zou hij voor eeuwig verloren moeten gaan. Wie deze zienswijze heeft is in een vreselijke geestelijke gemoedsgesteldheid. Hij moet twijfelen aan de Liefde van God, aan Zijn goedheid en barmhartigheid. Verder zou hij zijn leven op aarde als nutteloos moeten beschouwen, als de genade Gods hem niet is beschoren. En toch heeft de mens het zelf in de hand, zich onbeperkt van de goddelijke genade te bedienen.

Het staat ieder mens vrij, zo vaak hij wil, tot God te komen, dat wil zeggen: in gebed al datgene te vragen wat gewoonlijk genade wordt genoemd. Hoe inniger het mensenkind erom vraagt, des te rijker bedenkt God het. En nu pas kan het zo op aarde wandelen, zoals het God welgevallig is. Zijn levenswandel is dan dus niet meer zijn eigen verdienste, maar dat hij deze zo kan leiden zoals hij nu doet, is nu het werkzaam zijn van de goddelijke genade. Vragen kan ieder mens, dus hij zal ook in overeenstemming met zijn gebed ontvangen. Hij zal met de genade Gods worden bedacht en nu succesvol de weg omhoog afleggen.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Gerard F. Kotte