Kundgabe mit Übersetzung vergleichen
Gnade der Verkörperung als Mensch....
Es ist die Verkörperung der Wesen eine Gnade und von so unerhörter Bedeutung und wird doch viel zu wenig als solche erkannt. Und gerade die Unkenntnis ist Ursache, daß die Zeit der Verkörperung nicht recht genützt wird im letzten Stadium, wo dem Menschen Vernunft und Verstand gegeben ist, um darüber nachzudenken und also den Vorteil aus dem rechten Denken zu ziehen. Es ist nicht eigenes Verdienst des Wesens, jenen Reifegrad erreicht zu haben, der die Verkörperung als Mensch nun zuläßt. Es ist dieser Reifegrad vielmehr auch eine Gnadenzuwendung des göttlichen Schöpfers, Dessen Liebe zu Seinen Geschöpfen diese wieder zu Sich heranziehen möchte. Es ist diese übergroße Liebe, die das Schöpfungswerk entstehen ließ, eben der vielen Wesenheiten wegen, die sich durch die Schöpfung entwickeln können bis zu einer gewissen Stufe. Ohne göttliche Hilfe wäre dies jedoch nicht möglich, also wendet Gott dem Wesen Seine ganze Liebe zu, indem Er es in die Lage versetzt, sich zur höchsten Reife entwickeln zu können, und das Wesen sich zu diesem Zweck verkörpern darf als Mensch, um nun alle Mittel und Zuwendungen von seiten der ewigen Gottheit in Empfang nehmen und nutzen zu können. Gott gibt dem Menschen unbeschränkt alles, was ihm zur Höhe verhilft.... als Mensch kann das Wesen jede Hilfe in Empfang nehmen, also die göttliche Gnadenzuwendung wird nie aufhören oder in beschränktem Maß dem Wesen zugehen, solange es auf Erden weilt. Zwar hat die Liebe Gottes das Wesen betreut schon vor der Zeit der Verkörperung als Mensch, jedoch hatte es weder Vernunft noch Verstand, um die göttliche Liebe erkennen zu können, während der Mensch durch Gottes Gnade fähig ist, die unendliche Liebe Gottes zu erkennen, und also auch die offensichtliche Gnade erfaßt, die durch die Verkörperung dem Wesen zugewendet wird. Gottes Liebe in ihrer ganzen Tiefe zu fassen ist zwar den Menschen auf Erden nicht möglich, doch daß der Mensch überhaupt zu denken vermag, ist einer der größten Liebesbeweise des Herrn. Denn schon das Denken ist ein Zeichen göttlicher Kraft.... So das Wesen fähig ist zu denken, kann es in Verbindung treten mit seinem Schöpfer, und so es diese Verbindung erstrebt, also Fühlung nimmt mit der höchsten Wesenheit, kann es zum höchsten Lichtwesen sich gestalten schon auf Erden. Es gibt ihm also Gott Selbst die Möglichkeit, sich zu gestalten nach Seinem Willen. Und das ist ein Gnadengeschenk von unerhörter Bedeutung, daß Gott dem Wesen das Höchste anträgt.... die Möglichkeit, ein Kind Gottes werden zu können.... Und daß Er ihm alle Mittel dazu in die Hand gibt, also Gnaden noch und noch dem Wesen zuwendet, nur um dieses zurückzugewinnen und für ewige Zeiten Sein Kind nennen zu können. Er geht in Seiner Liebe sogar so weit, daß Er die Gnaden auch jenen anträgt, die sie nicht bewußt begehren, indem Er Seine Boten beauftragt, Licht zu bringen, obwohl es nicht begehrt wird.... Es ist diese Gnade nicht zu ermessen, denn Er vermittelt den Menschen etwas, das größtes Verlangen voraussetzt.... Er weiset Seine Boten an, dieses Verlangen in den Menschen zu erwecken, und wirket offensichtlich, um den Unwissenden Kenntnis zu bringen von Seiner unendlichen Liebe.... Und dieses Wirken ist Gnade.... Gnade, die allen denen zugeht, die ihren Verstand und die Vernunft benützen, ihren Daseinszweck ergründen zu wollen. Jenen ist Gott mit Seiner Gnade nahe, auf daß die Verkörperung als Mensch ihnen letzte Erlösung bringe.... auf daß die Verkörperung auf Erden zum letzten Ziel führe, zur restlosen Freiwerdung aus der Form....
Amen
Übersetzer
Genade van de belichaming als mens
De belichaming van de wezens is een genade van een enorme betekenis en toch wordt het veel te weinig als zodanig herkend. En juist die onwetendheid is er de oorzaak van, dat de tijd van de belichaming in het laatste stadium, waar de mens verstand en denkvermogen gegeven werd om hierover na te denken en dus het voordeel uit het juiste denken te halen, niet goed gebruikt wordt.
Het is niet de eigen verdienste van het wezen deze rijpheidsgraad bereikt te hebben, die nu de belichaming als mens toelaat. Deze rijpheidsgraad is veeleer ook een genadeschenking van de goddelijke Schepper, Wiens liefde voor Zijn schepselen dezen weer naar Zich toe zou willen trekken. Het is deze buitengewoon grote liefde, die het scheppingswerk tot stand heeft gebracht, juist ter wille van de vele wezens, die zich door de schepping tot een bepaald niveau kunnen ontwikkelen.
Maar zonder goddelijke hulp zou dit niet mogelijk zijn. Daarom doet God het wezen Zijn gehele liefde toekomen, doordat Hij het in die toestand plaatst, zodat het zich tot de hoogste rijpheid kan ontwikkelen en het wezen zich voor dit doel als mens mag belichamen om nu alle middelen en toewijding van de kant van de eeuwige Godheid in ontvangst te kunnen nemen en het te kunnen gebruiken. God geeft de mens onbeperkt alles, wat hem omhoog helpt. Als mens kan het wezen elke hulp in ontvangst nemen, dus de goddelijke genadeschenking zal nooit ophouden of het wezen in beperkte mate toegestuurd worden, zolang het op aarde verblijft.
Weliswaar heeft de liefde van God het wezen al voor de tijd van de belichaming als mens verzorgd. Maar dit wezen had noch verstand, noch denkvermogen om de goddelijke liefde te kunnen herkennen, terwijl de mens door Gods genade in staat is om de eindeloze liefde van God te herkennen en dus ook de duidelijke genade begrijpt, die door de belichaming het wezen toegestuurd wordt.
Het is voor de mensen op aarde niet mogelijk om Gods liefde in haar gehele diepte te begrijpen, maar dat de mens zelfs maar in staat is te denken, is één van de grootste bewijzen van liefde van de Heer. Want het denken is al een teken van goddelijke kracht. Als het wezen in staat is om te denken, kan het zich in verbinding stellen met zijn Schepper. Als het deze verbinding nastreeft, dus in contact komt met het hoogste Wezen, kan het zich op aarde al tot het hoogste lichtwezen ontwikkelen. Dus God geeft hem Zelf de mogelijkheid om zich volgens Zijn wil te ontwikkelen.
En dat, dat God het wezen het hoogste aanbiedt, is een genadegeschenk van een ontzettende betekenis: de mogelijkheid om een kind van God te kunnen worden. En dat Hij hun daartoe alle middelen in de hand geeft. Dus het wezen steeds opnieuw genade verleent, enkel om deze terug te winnen en het voor eeuwig Zijn kind te kunnen noemen. Hij gaat in Zijn liefde zelfs zo ver, dat Hij de genaden ook degenen, die niet bewust naar deze genaden verlangen, aanbiedt, doordat Hij Zijn boden opdraagt licht te brengen, ofschoon niet naar dit licht verlangd wordt.
Deze genade is niet in zijn volle omvang te beseffen, want Hij geeft de mensen iets, dat het grootste verlangen vooropstelt. Hij wijst Zijn boden aan om dit verlangen in de mensen op te wekken en Hij is zichtbaar werkzaam om de onwetenden kennis te geven van Zijn eindeloze liefde. En dit werkzaam zijn is genade. Genade, die al degenen, die hun verstand en denkvermogen gebruiken om het doel van hun bestaan te doorgronden toegestuurd wordt. God is dezen met Zijn genade nabij, opdat de belichaming als mens hun de grootste verlossing brengt. Opdat de belichaming op aarde tot het hoogste doel leidt, tot de volkomen bevrijding uit de vorm.
Amen
Übersetzer