Kundgabe mit Übersetzung vergleichen

Weitere Übersetzungen:

Anpassungsfähigkeit.... Tätigkeitsdrang.... Erwecken des Gottesgeistes....

Aller Geist aus Gott hat die Fähigkeit, sich anzupassen, und vermag daher auch in jeder Form, die ihn umschließt, anders zu wirken, d.h., die Tätigkeit des Geistes entspricht immer der Aufgabe, welche die jeweilige Form zu erfüllen hat auf Erden. Es muß sonach der Geistträger, die Außenform, gleichfalls eine ständig sich ändernde Tätigkeit ausführen, um dem Geistigen in sich dadurch zu dienen und eben auch die in der Schöpfung vorgesehenen Lebensbedingungen der einzelnen Wesen zu erfüllen. Es kann zwar oft eine ähnliche Tätigkeit festgestellt werden bei den verschiedenen kleinen Lebewesen, doch bringt das Geistige aus Gott in jede Tätigkeit eine gewisse Ordnung, und dies ist im besonderen auch seine geistige Tätigkeit, daß ebendiese Ordnung hergestellt und erhalten bleibt in der Gesamtschöpfung, während ohne diese ein unvergleichliches Durcheinander und willkürliches Ausnutzen der Kraft nur ein unbeschreibliches Chaos in der Schöpfung ergeben würde. Der Tätigkeitsdrang der verschiedenen Lebewesen ist nicht immer gleich stark, weil auch die sie belebende Geisteskraft von verschiedener Stärke ist und daher auch nicht die gleiche regsame Fähigkeit den Wesen innewohnt, solange die geistige Substanz nicht im gleichen Größenverhältnis zueinander steht. Nur der Mensch hat in seiner Außenform auch eine völlig gleichgestaltete Seele, die nur in sich wieder unterschiedlich ist eben durch die geistige Reife des Menschen, die wieder erst eine Folge des Erweckens des göttlichen Funkens, des Gottesgeistes im Menschen, ist. Geistige Substanz ist alles, was die Materie belebt, und bildet sonach die Seele des Menschen nach langer Wanderung unzähliger Seelenpartikelchen durch unzählige Verkörperungen.... Der Gottesgeist jedoch wird in die nun vollkommen ausgebildete Seele erst hineingelegt und muß nun durch den Willen des Menschen, d.h. durch eigene bewußte Mitarbeit, erweckt werden und sich völlig mit der Seele einen.... Dies ist die geistige Aufgabe des Menschen auf Erden, die völlig getrennt geht von der irdischen Tätigkeit, denn letztere ist auf Erden in so unterschiedlicher Art den Menschen anheimgestellt worden, während die geistige Tätigkeit, die Erweckung des göttlichen Geistes, eines jeden Menschen Bestimmung ist und die auch ganz unabhängig ist von der irdischen Tätigkeit resp. eine jede irdische Tätigkeit die gleiche Möglichkeit zum Ausreifen und Vereinen mit dem in ihr schlummernden Gottesgeist gibt. So wird also nimmermehr die geistige Reife von der irdischen Erdenaufgabe abhängig gemacht werden können, sondern ein jeder Mensch in jeder Lebenslage zu seiner inneren Gestaltung beitragen können und also auch für diese verantwortlich sein....

Amen

Übersetzer
Dies ist eine Originalkundgabe von Bertha Dudde

Aanpassingsvermogen – Drang tot werkzaamheid – Opwekken van de geest van God

Alle geest uit God heeft de bekwaamheid om zich aan te passen, en hij is daarom ook in staat om in elke vorm, die hem omsluit, anders te werken. Dat wil zeggen, dat de werkzaamheid van de geest steeds voldoet aan de opdracht, die de vorm van dat ogenblik op aarde te vervullen heeft. De drager van de geest, de uiterlijke vorm, moet dus eveneens een zich voortdurend veranderende taak uitvoeren om het geestelijke in zich daardoor te dienen en nu juist ook de in de schepping beoogde levensvoorwaarde van het afzonderlijke wezen vervullen.

Er kan weliswaar vaak een gelijksoortige werkzaamheid bij de diverse kleine levende wezens vastgesteld worden, toch brengt het geestelijke uit God in elke werkzaamheid een zekere ordening aan. En het is vooral ook zijn geestelijke werkzaamheid, die juist deze ordening in de gehele schepping tot stand bracht en behoudt, terwijl het zonder deze ordening een onvergelijkelijke warboel zou zijn en het willekeurig gebruiken van de kracht alleen maar een onbeschrijfelijke chaos in de schepping tot gevolg zou hebben.

De drang tot werkzaamheid van de verschillende levende wezens is niet altijd even sterk, omdat ook de hun leven gevende geestelijke kracht van verschillende sterkte is en daarom ook niet dezelfde actieve bekwaamheid in het wezen aanwezig is, zolang de geestelijke substantie in verhouding niet dezelfde grootte heeft. Alleen de mens heeft in zijn uiterlijke vorm een volledig gelijk gevormde ziel, die op zich juist alleen weer verschillend is door de geestelijke rijpheid van de mens, wat eerst weer een gevolg is van het opwekken van de goddelijke vonk, de geest van God in de mens.

Geestelijke substantie is alles, wat leven aan de materie geeft, en vormt dus de ziel van de mens na een lang rondzwerven van talloze zielenpartikeltjes door talloze belichamingen. Echter wordt de geest van God pas nu in de volmaakt gevormde ziel gelegd en moet nu door de wil van de mens, dat wil zeggen door eigen bewuste medewerking, opgewekt worden en zich volledig met de ziel verenigen.

Dit is de geestelijke opdracht van de mens op aarde, wat volledig gescheiden gaat van de aardse werkzaamheid, want dat laatste wordt op aarde op verschillende manieren aan de mensen overgelaten. Terwijl de geestelijke werkzaamheid, de opwekking van de goddelijke geest, wat de bestemming van elk mens is, geheel onafhankelijk is van de aardse werkzaamheid, elke aardse werkzaamheid geeft welteverstaan dezelfde mogelijkheid voor het uitrijpen en verenigen met de in haar sluimerende geest van God. Zo zal dus nooit de geestelijke rijpheid van de wereldse opdrachten afhankelijk gemaakt kunnen worden, maar elk mens kan in elke levensomstandigheid aan zijn innerlijke ontwikkeling bijdragen en hier ook verantwoordelijk voor zijn.

Amen

Übersetzer
Übersetzt durch: Peter Schelling