모든 창조물을 가진 세상은 다양한 성장 정도에 있는 영적인 존재들을 포함하고 있고 다양한 성장 정도가 이제 다양한 창조물의 성품을 정한다. 빛 안에 거하는 성숙한 영적인 존재는 더 이상 어떤 물질적 창조물이 필요하지 않다. 반면에 성숙하지 못한 영적인 존재는 창조물 안에서 성숙하기 위해 자신이 머물기 위한 물질적인 창조물이 필요하다. 그러므로 보이는 창조물은 내 대적자의 나라라고 말할 수 있다. 왜냐면 물질적인 창조물 안에 아직 자원하여 내 대적자에게 속한 영적인 존재들이 거하고 있기 때문이다. 그럼에도 불구하고 내 대적자는 창조물 안에 거하는 영적인 존재가 자신의 뜻대로 일하도록 정할 수 없다. 왜냐면 내 대적자가 창조물 안에 묶임을 받은 영적인 존재에 대한 권세를 빼앗겼기 때문이다.
그러므로 창조물 안에서 내 대적자가 막을 수 없는 영적이 성장이 이뤄지고 일어나고 언젠가 자신이 자유의지로 자신이 누구에게 속하기를 원할지 즉 나에게 또는 내 대적자에게 속하기를 원할지 결정할 수 있는 때가 영적인 존재에게 올 것이다. 그러나 내 대적자가 묶임을 받은 의지를 가진 상태에 있는 영적인 존재에게 무제한으로 영향을 미칠 수 있었다면, 이런 일은 절대로 불가능했을 것이다. 그러므로 이를 통해 내 대적자의 권세가 이미 꺾였고 단지 사람에 대한 권세가 있다는 것을 알 수 있다. 인간이 내가 그를 돕도록 허용하지 않으면, 인간은 단지 대적자의 소유라는 것을 알 수 있다.
창조물은 처음으로 창조 된 존재의 생각이 비로소 가져온 결과였고 그의 의지를 남용한 결과였다. 그러나 나는 그의 유혹을 받은 모든 피조물들을 돌보고 깊은 곳에서 높은 곳으로 되돌아가는 길을 열어주었다. 나는 모든 피조물들을 그의 권세로부터 빼앗아 창조물 안으로 묶었다. 그러나 나는 그가 인간에게는 영향을 미치도록 허용해야만 한다. 왜냐면 나를 위할지 또는 내 대적자를 위할지 자유롭게 결정해야 하고 자유의지로 그에게 머무는 존재는 그에게 속하기 때문이다.
첫 번째 존재도 또한 내 사랑에서 나왔고 나는 그를 자유로운 존재로서 내 형상으로 형성했다. 나는 절대로 이런 존재의 권리에 이의를 제기하지 않을 것이다. 그러나 나는 또한 나에 의해 동일한 온전함으로 생성 된 존재가 자유롭게 결정할 권리를 절대로 막지 않을 것이다.
그러므로 내가 영적인 존재가 자유의지로 결정을 할 수 있게 될 때까지 내 대적자의 영향력을 벗어나게 해야만 했고 내가 창조물들이 생성되게 했고 나는 동시에 타락한 영적인 존재들을 변화시켰다. 왜냐면 영적인 존재들이 원래 초기의 사명을 성취시키지 못했기 때문이다. 그러므로 나는 존재를 창조하기 위해 한때 발산 된 힘이 죽은 것처럼 보이지만 생명을 증거하는 창조물 안에서 다른 방식으로 나타나게 했다. 존재가 힘을 다시 모으고 점차적으로 나에게서 나온 존재가 되기까지 내 대적자의 의지가 이제 완전히 제거 된 내 뜻대로 존재가 이제 자신의 사명을 성취시켜야만 했다. 그러므로 이런 존재는 이제 완전한 의지의 자유를 다시 가져야만 한다. 그러므로 또한 마찬가지로 내 영향력뿐만 아니라 내 대적자의 영향력에 노출돼야만 하고 자유의지로 자신의 목표를 향해 나아가야만 한다. 그러므로 내 대적자가 이제 그의 세계에서 다시 지배한다. 왜냐면 존재가 자발적으로 내 대적자를 떠나 나를 추구할 때까지 아직 내 대적자에게 속해 있기 때문이다.
첫 번째로 창조 된 존재와 나 사이의 대적하는 관계가 존재가 나에게서 멀어졌을 때부터 존재했고 존재가 자신의 추종자를 가지고 있는 동안에는 대적하는 관계가 계속될 것이다. 그의 추종자들이 한때 내 대적자가 자신 안에 지배하려는 욕망을 갖게 했다. 내 대적자가 나에게 돌아오기 전에 즉 그가 더 이상 나를 적으로 대하지 않게 되기까지 이런 추종자들이 먼저 구원을 받아야만 한다. 왜냐면 내 대적자가 귀환하려는 결정을 하면, 모든 영적인 존재의 귀환이 보장될 것이기 때문이다. 왜냐면 자유의지 단계에 있는 존재들이 더 이상 대적자의 영향력에 노출되지 않고 묶임을 받은 상태에서 도달한 성숙한 정도가 또한 나를 계속해서 추구하는 일을 보장하기 때문이다. 그러나 존재를 신적인 존재로 만드는 일은 단지 자유의지로 행하는 일이 이룰 수 있고 신적인 존재로 만드는 일은 자유의지로 저항을 극복하는 일을 전제로 한다. 내 대적자는 가장 강력하게 이런 저항을 하고 그는 아직 끝 없이 긴 기간 동안 나에게 저항할 것이다. 그런 동안에는 또한 세상적인 창조물들이 있게 될 것이고 한 구원시대가 다른 시대를 대체하게 될 것이다. 왜냐면 그의 타락이 아주 깊어 그가 그의 추종자들과 함께 높은 곳에 도달하기 위해 영원한 시간이 필요하기 때문이다.
그러나 창조물은 타락한 영적인 존재를 향한 은혜의 역사였고 긍휼의 역사였다. 첫 번째로 타락한 영이 자신의 의지를 포기하고 동시에 내가 그를 높은 곳으로 이끌게 했다면, 그는 은혜의 역사를 받아들일 수 있었다. 그러나 나는 그의 의지를 묶지 않았다. 왜냐면 그가 자유로웠고 내 형상으로 생성되었기 때문이다. 나는 그에게 이런 자유를 주었다. 반면에 그의 의지와 내 힘에 의해 생성 된 존재들은 내 도움이 필요했다. 왜냐면 내 대적자가 이미 나를 대적하는 의지를 이런 존재들 안에 넣어주었기 때문이다. 그러므로 존재가 다시 성숙해져 전적으로 자유롭게 결정할 수 있게 될 때까지 묶임을 받아야만 했다.
최초로 창조 된 존재와 우리 둘의 사랑의 의지가 생성한 존재 사이에 차이가 있었다. 그러므로 나에게 귀환하는 역사도 서로 다르다. 내 대적자의 귀환은 그가 자신의 권세와 힘을 완전히 빼앗기고 전적으로 힘과 권세가 없이 무기력하고 연약하게 바닥에 쓰려져 내 사랑을 향한 갈망으로 그가 한때 거부했던 나에 대한 모든 저항을 포기할 때 비로소 이뤄질 것이다. 그러나 그가 자원하여 나에게 항복하면, 내 사랑이 같은 크기로 그에게 다시 흘러 갈 것이다.
한때 타락한 존재의 구속역사는 영원한 질서의 법칙에 따라 끝 없이 오랜 기간에 걸쳐 이뤄진다. 그러나 구속역사는 언젠가 반드시 끝나게 될 것이다. 왜냐면 내가 처음으로 창조 된 존재를 신적인 존재로 만드는 일을 추구하고 또한 확실하게 도달하기 때문이다. 그러나 집나간 탕자가 아버지의 집으로 돌아 가기까지 아직 영원한 기간이 흘러가게 될 것이고 빛과 어두움의 싸움은 아직 영원에 영원한 기간동안 계속될 것이다. 그러나 빛이 어두움을 극복하고 언젠가 모든 힘으로 빛나게 될 것이다.
아멘
TranslatorDe wereld met al haar scheppingen draagt het geestelijke in zich, dat in verschillende graden van ontwikkeling staat, die nu ook de geaardheid van de verschillende scheppingen bepaalt. Het geheel rijpe geestelijke, dat in het licht staat, heeft geen materiële scheppingen meer nodig, terwijl het onrijpe geestelijke materiële scheppingen nodig heeft als zijn verblijfplaats, om daarin tot volle ontwikkeling te komen. En zo zou je wel kunnen zeggen, dat de zichtbare scheppingen het rijk van Mijn tegenstander zijn, omdat ze juist dat geestelijke bevatten, dat hem nog naar hun wil toebehoort. Toch kan hij het niet overreden, naar zijn wil werkzaam te zijn, omdat de macht over het in de scheppingen gebonden geestelijke hem is onttrokken.
En daarom is het ook mogelijk, dat in de scheppingswerken een positieve ontwikkeling van het geestelijke plaats vindt, zonder door Mijn tegenstander te kunnen worden gehinderd, en dat eens voor het geestelijke het tijdstip komt, waarin het weer in het bezit van de vrije wil kan beslissen, wie het wil toebehoren: Mij of Mijn tegenstander, wat echter nooit mogelijk geweest zou zijn, wanneer deze tevoren onbeperkte invloed zou hebben op het geestelijke in de staat van de gebonden wil. En zo volgt daaruit, dat de macht van Mijn tegenstander al gebroken is en alleen op de mensen betrekking heeft, dus eigenlijk alleen de mens bezit is van de tegenstander, wanneer hij zich niet zal laten helpen door Mij. De schepping was pas het gevolg van de gezindheid van het eerstgeschapen wezen. Ze was het gevolg van het misbruiken van zijn wil. Want Ik ontfermde Me over alle door hem verleide schepselen en baande een weg, die uit de diepte terugvoerde naar omhoog. Ik onttrok hen aan zijn macht en kluisterde ze in de scheppingen, maar de invloed op de mensen moest Ik hem laten, omdat het om een vrije beslissing gaat voor Mij of Mijn tegenstander en omdat hem toebehoort, wat in vrije wil bij hem verblijft.
Bovendien was het eerste wezen uit Mijn Liefde voortgekomen. Ik heb het als Mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst als vrij wezen en Ik zal nooit dit wezen zijn recht betwisten. Maar Ik zal ook nooit de in dezelfde volmaaktheid uit Mij voortgekomen wezens hetzelfde recht ontzeggen, vrij te beslissen. En daarom moest Ik het aan zijn invloed onttrekken, zolang, tot het zelf in staat is de vrije wilsbeslissing te nemen. En daarom liet Ik de schepping ontstaan.
Ik vormde als het ware het gevallen geestelijke om. Daar het zijn aanvankelijke bestemming niet nakwam, liet Ik de eens uitgestroomde Kracht voor het scheppen van de wezens op een andere wijze werkzaam worden in schijnbaar dode en in van leven getuigende scheppingen, die nu hun bestemming moesten nakomen naar Mijn Wil. Nu was de wil van Mijn tegenstander dus volledig uitgeschakeld, tot de Kracht weer bijeenkwam en geleidelijk weer tot het wezen werd, dat eens van Mij was uitgegaan. Maar dit wezen moet nu weer de volledige vrijheid om te beslissen hebben en daarom ook aan de invloed van Mijn tegenstander zijn blootgesteld, evenzo als aan de Mijne, en in vrije wil op zijn doel afgaan. Nu dus regeert Mijn tegenstander weer in zijn wereld, want het wezen behoort hem nog zolang toe, tot het zich vrijwillig van hem afkeert en op Mij aanstuurt.
De vijandschap tussen Mij en het eerstgeschapen wezen bestaat sinds zijn afval van Mij en zal zolang blijven bestaan als het nog zijn aanhang heeft, die in hem eens de begeerte om te heersen liet bovenkomen. Eerst moet deze aanhang verlost zijn, voordat ook Mijn tegenstander naar Mij terugkeert, dus hij niet meer als vijand tegenover Mij staat. Want zou Mijn tegenstander besluiten terug te keren, dan zou ook de terugkeer van al het geestelijke gewaarborgd zijn, omdat het dan in het stadium van de vrije wil niet meer aan de invloed van Mijn tegenstander zou zijn blootgesteld en de in “je moet” toestand bereikte graad van rijpheid ook een verder aansturen op Mij zou garanderen.
Maar een vergoddelijking van de wezens kan alleen een vrije wilsdaad tot stand brengen. De vergoddelijking stelt een weerstand voorop, die in vrije wil wordt overwonnen. En deze weerstand biedt in sterkste mate Mijn tegenstander en hij zal hem Mij nog eindeloze tijden bieden. En zolang zullen er ook aardse scheppingen bestaan. Zolang zal de ene verlossingsperiode de andere opvolgen, want zijn val in de diepte was zo eindeloos, dat hij eeuwige tijden nodig heeft om samen met zijn aanhang omhoog te komen.
Maar het scheppingswerk was een daad van genade en erbarming aan het gevallen geestelijke, waaraan ook de eerstgevallen geest zich zou hebben kunnen onderwerpen, wanneer hij zijn wil zou hebben opgegeven en zich eveneens door Mij omhoog hebben laten trekken. Doch zijn wil bond Ik niet in, want hij was vrij en als Mijn evenbeeld buiten Mij geplaatst. En deze vrijheid liet Ik hem, terwijl het uit zijn wil en Mijn Kracht voortgekomen wezenlijke Mijn hulp nodig had, omdat Mijn tegenstander in deze wezens al de van Mij afgekeerde wil had gelegd, die daarom zolang moest worden gekluisterd, tot het wezen weer een graad van rijpheid had, dat het geheel vrij kon kiezen. Want er was een verschil tussen het eerstgeschapen wezen en diegenen, die onze beider liefdewil liet ontstaan.
Daarom is ook de daad van de terugkeer naar Mij verschillend en van de zijde van Mijn tegenstander zal de terugkeer pas volgen, wanneer hij - totaal beroofd van zijn kracht en macht - hulpeloos en zwak op de grond ligt en hij dan elke weerstand tegen Mij zal opgeven, in het verlangen naar Mijn Liefde, Die hij eens afwees, Die hem echter in dezelfde mate weer zal toestromen, als hij zich vrijwillig aan Mij overgeeft.
De daad van verlossing van het eens gevallene speelt zich af in eindeloos lange tijd volgens de wet van eeuwige ordening. Hij zal met zekerheid eens ten einde zijn gebracht, want de vergoddelijking van de geschapen wezens is en blijft Mijn doel, dat Ik nastreef en ook zeker bereik. Doch eeuwigheden zullen nog voorbij gaan, tot de verloren Zoon terugkeert in zijn Vaderhuis. Eeuwigheden nog zal de strijd tussen licht en duisternis woeden, maar het licht zal de duisternis overwinnen en zal eens stralen in algeheel volle kracht.
Amen
Translator