Confronta annuncio con traduzione

Altre traduzioni:

In Principio era la Parola

In Principio era la Parola e sarà per tutta l’Eternità, perché la Parola Sono Io Stesso, Che Sono senza Inizio e senza Fine, e pronunciai ugualmente la Parola in Principio di tutto ciò che è stato esternato da Me, in cui si espresse la Mia Forza. Per quello che Io creai, risuonò la Mia Parola, cioè percepì in sé il Mio Discorso, esso riconobbe la sua facoltà di pensare, poteva interscambiarsi con simili creati e ciò che divenne vivente in lui come pensiero, era la Mia Parola, la trasmissione della Mia Volontà, del Mio Sapere e del Mio Amore sull’essenziale che ha avuto in Me la sua origine. Io Fui dall’Eternità, per Me non esisteva nessun limite, da Me irradiò della Luce e Forza inimmaginabile, ma la Mia Parola, l’Esternazione della Pienezza dei Miei Pensieri, non ha trovato Eco, perché fuori di Me non esisteva nulla di essenziale che fosse capace di accogliere ciò che defluiva da Me, che costituiva a sua volta la risonanza per la Mia Parola, cosa che viceversa non avrebbe potuto essere diversamente, come Ero Io Stesso, perché altrimenti non avrebbe potuto sopportare il Mio Ardore d’Amore irradiato da Me. Era quindi l’Atto del Creare di un essere a Me simile, un bisogno di un essere ur corrispondente a Me, perché l’Amore, la Quintessenza del Mio Essere, voleva dare, rendere felice, donare la Forza dimorante in Sé. E l’Amore si creò perciò un vaso nel quale poteva fluire. Il Mio Amore creò un essere in simile perfezione, ed ora Io Mi esprimevo, trasferendo la Mia Volontà, il Mio Pensare ed il Mio Amore su questo essere, e ciò che fu trasferito aveva in Me la sua origine, era “la Mia Parola”. Io Stesso andai nell’essere da Me creato, e questo essere ora poteva pensare, volere ed agire simile a Me, perché la Mia Parola l’istruiva, perché il Mio Essere si ritrovava in questo essere da Me creato. In Principio era la Parola. Soltanto mediante la Mia Parola l’essere primo creato si riconobbe e riconobbe anche Me; esso era in grado, in generale mediante la Mia Parola, mediante la Mia esternazione di Me Stesso, a riconoscersi come un essere, era in grado di formare pensieri propri, i quali però vennero di nuovo condotti soltanto da Me Stesso a lui, che erano la Parola espressa da Me in lui, che dimostrava la reciproca appartenenza. Perché Io Ero la Forza creativa, la Quale poteva creare degli esseri secondo la Mia Immagine, Io ero il Centro Ur Che irradiava la Sua Forza nell’Infinito e poteva utilizzarLa secondo la Sua Volontà. Il Principio “donante” in Me quindi richiedeva un essere “accogliente” per poter renderlo felice. Ma questo essere doveva poterMi riconoscere, Io Mi feci riconoscere da lui mediante la Parola – che era uguale come la Mia Irradiazione d’Amore che diede al creato la Vita, che lo rendeva capace di agire in saggezza e potere come libero essenziale esternato – di riconoscere Me Stesso e da questa conoscenza di portare in sé anche la Mia Volontà. Perché la Parola è il Pensiero formato che procede da Me e viene comunicato all’essere e che lo determina nel suo operare. La Parola era in Principio. Soltanto il creato da Me necessitava della Parola, il trasferimento dei Miei Pensieri in una forma accogliente dell’essere, con cui rimase ora in costante contatto con Me ed anche in costante Beatitudine. E dato che quello che è stato da Me chiamato in Vita non poteva più passare in eternità, così non passerà nemmeno la Mia Parola. Sarà sempre l’Esternazione di Me Stesso sulle Mie creature, non verrà mai e poi mai cambiata, passeranno Cielo e Terra, ma la Mia Parola rimarrà fino in tutte le Eternità.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Ingrid Wunderlich

In het begin was het Woord

In het begin was het Woord en het zal er zijn tot in alle eeuwigheid. Want het Woord ben Ik zelf, die zonder begin ben en zonder einde en nochtans in het allereerste begin het woord uitsprak van al datgene wat uit Mij, buiten Mij werd geplaatst, waarin mijn kracht zich openbaarde. Voor dat wat Ik schiep, weerklonk mijn woord. Dat wil zeggen: het vernam in zich mijn aanspreken, het besefte zijn denkvermogen. Het kon van gedachten wisselen met het gelijke geschapene, en dat wat als gedachte in hem levend werd, wat mijn woord, het overbrengen van mijn wil, mijn weten en mijn liefde op het wezenlijke dat in Mij zijn oorsprong had.

Ik bestond sinds eeuwigheid. Voor Mij was er geen begrenzing. Uit Mij straalde onvoorstelbaar licht en kracht. Maar mijn woord, het uitstralen van de rijkdom van mijn gedachten, vond geen weerklank. Want buiten Mij was er niets wezenlijks dat in staat was, dat, wat uit Mij wegstroomde, op te nemen, dat als het ware de respons vormde op mijn woord, maar dat wederom niets anders zou hebben kunnen zijn dan zoals Ik zelf was, omdat het anders mijn, de van Mij uitstralende liefdesgloed, niet zou hebben kunnen verdragen. Daarom was de daad van het scheppen van een aan Mij gelijk wezen een aan mijn oerwezen beantwoordend verlangen. Want de liefde, de essentie van mijn wezen, wilde geven, gelukkig maken, de in haar aanwezige kracht schenken. En de Liefde schiep zich daarom een vat waarin ze kon uitvloeien. Mijn liefde schiep een wezen in dezelfde volmaaktheid en nu gaf Ik Me helemaal weg doordat Ik mijn wil, mijn denken en mijn liefde op dit wezen overdroeg. En het overdragen van datgene wat in Mij zijn oorsprong had, was "mijn woord". Ik nam zelf mijn intrek in het door Mij geschapen wezen. En dit wezen kon nu denken, willen en handelen net als Ik omdat mijn woord het onderrichtte, omdat mijn wezen zich in dit door Mij geschapen wezen terugvond.

In het begin was het Woord. Pas door mijn woord herkende het eerst geboren wezen zich en het herkende ook Mij. Het was eigenlijk door mijn woord, door het uiten van Mij zelf, pas in staat zich als een wezen te onderkennen. Het was in staat eigen gedachten te vormen, die hem echter weer eerst door Mij zelf werden toegevoerd, die het door Mij in hem gesproken woord waren, dat blijk gaf van onze saamhorigheid. Want Ik was de scheppende kracht die wezens kon scheppen naar mijn evenbeeld. Ik was het Oercentrum dat zijn kracht uitstraalde in de oneindigheid en deze kon gebruiken naar Zijn wil.

Het "gevende" principe in Mij verlangde dus naar een "ontvangend" wezen om het gelukkig te kunnen maken. Maar dit wezen moest Mij kunnen herkennen en Ik maakte Me aan hem kenbaar door het woord, dat hetzelfde was als de uitstraling van mijn liefde die het geschapene het leven gaf. Die het in staat stelde als vrij, buiten Mij geplaatst wezenlijks werkzaam te zijn in wijsheid en macht, Mij zelf te herkennen en vanuit dit inzicht ook mijn wil in zich te koesteren. Want het woord is de gevormde gedachte die van Mij uitgaat en aan het wezen wordt overgebracht en die het tot zijn werkzaamheid aanzet.

Het woord was in het begin. Pas het door Mij geschapene had het woord nodig, het overbrengen van mijn gedachten in een door het wezen op te nemen vorm, waardoor het nu in voortdurend contact bleef met Mij en ook in voortdurende gelukzaligheid. En omdat het door Mij in het leven geroepene in eeuwigheid niet meer kan vergaan, zal ook mijn woord niet vergaan. Het zal steeds de uiting van Mij zelf zijn tegenover mijn schepselen. Het zal nooit ofte nimmer veranderd worden. Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woord zal blijven bestaan tot in alle eeuwigheid.

Amen

Traduttore
Tradotto da: Gerard F. Kotte