La miseria delle povere anime nell’aldilà è ultragrande, perché la loro situazione è sovente insopportabile, perché le circonda una fitta oscurità e non trovano nessuna via d’uscita. Più un’anima soffre, più esiste però la possibilità che entri in sé, rifletta sulla sua colpa e si guardi intorno per avere aiuto, per cui insegue ogni minimo raggio di Luce dal quale si spera salvezza. Soltanto allora può essere guidata alla Luce, quando cerca di sfuggire all’oscurità. Prima non sarebbe in grado di comprendere gli insegnamenti, ma sarebbe ancora così caparbia, che, se venisse istruita, ogni sforzo d’amore per lei sarebbe vano. La volontà di ogni anima può essere riconosciuta dagli esseri di Luce, e rispetto a questa guidano alla Luce queste povere anime che ne hanno già nostalgia, perché queste sono ora nello stato in cui può essere dato loro aiuto, perché sono volonterose di accettare l’aiuto e chiedono pure che siano aiutate. Allora può cominciare l’opera di Salvezza per quelle anime, persino quando provengono dall’abisso. Allora la Grazia e l’Amore di Gesù ha avuto l’ effetto su singole anime anche nell’abisso e portare ora aiuto a loro è un compito oltremodo gratificante, per cui voi uomini potete contribuire in modo indicibile, mediante cosciente intercessione ed insegnamento mentale per coloro che chiedono il vostro aiuto. Le povere anime nell’aldilà sanno che gli uomini sulla Terra sono ancora in possesso di forza vitale che a loro manca totalmente, e per questo stanno intorno a questi uomini, per ricevere forza da loro. Non sanno comunque in quale forma ricevono la forza, ma chiedono appunto l’uomo di ciò che a loro manca, ciò che non hanno, oppure possono realizzare dagli uomini. La loro grande miseria le spinge sempre di nuovo verso gli uomini sulla Terra, benché sovente avessero soltanto dei ricordi deboli del sapere che possedevano sulla Terra. Perciò l’insegnamento per queste anime non è facile, perché si deve tener conto della loro debole capacità mentale e rispetto alla loro colpa, al loro stato di maturità manca ogni conoscenza. Ciononostante languono di spiegazioni e sono degli ascoltatori pazienti quando vengono date loro delle chiarificazioni. Nel Regno dell’aldilà regna una grande miseria, che però può essere lenita da voi uomini, se siete disponibili ad aiutare loro, se avete misericordia di queste anime e la vostra volontà d’aiutare viene stimolata. Perché loro percepiscono già dei pensieri amorevoli come un notevole apporto di forza e perciò non lasceranno mai un uomo che aiuta loro nel modo che pensa a loro amorevolmente e chiede Aiuto da Gesù Cristo per queste povere anime. Il Salvatore divino è sempre pronto ad aiutare le anime a salire dall’abisso, ma la Legge dell’Amore non può essere ingannata e se l’anima stessa non può ancora produrre nessun amore, Egli Si accontenta dell’amorevole intercessione ed Egli l’accetta come esercitata dall’anima stessa, e loro trovano salvezza mediante il Suo Amore e la Sua Misericordia. Gli uomini possono contribuire infinitamente molto per salvare delle anime dall’oscurità. Loro tutti ve ne pregano e come vi pregano, come si includono nei vostri pensieri, sono già arrivate nello stato in cui vogliono aiuto ed ora lo sforzo d’amore da parte degli uomini non è vano. Aiutate loro, salvatele dalla loro miseria, e contribuite alla salvezza di quelle anime che hanno mancato sulla Terra di lavorare al loro perfezionamento e che sono per questo nella massima miseria nell’aldilà, dalla quale può aiutare soltanto l’amore degli uomini.
Amen
TraduttoreDe nood van de arme zielen in het hiernamaals is overgroot, want hun toestand is vaak ondraaglijk omdat dichte duisternis hen omgeeft - en zij geen uitweg vinden. Hoe meer een ziel lijdt, des te eerder is het echter mogelijk dat zij tot zichzelf inkeert, over haar schuld nadenkt en naar hulp omziet. Om welke reden zij dan elk kleinste lichtstraaltje zal volgen waarvan zij redding voor zichzelf verwacht. Want pas dan kan zij tot het licht worden gebracht, als zij de duisternis tracht te ontvluchten. Tevoren zou zij niet in staat zijn onderrichtingen te begrijpen, zij zou dan nog zo verward zijn dat, als zij onderwezen zou worden, elke moeite aan haar besteed, vergeefs zou zijn.
De wil van iedere ziel kan door de lichtwezens worden gezien, en volgens die wil leiden zij de arme zielen die daarnaar verlangen tot het licht. Want die zielen zijn nu in een staat waarin hun hulp geboden kan worden, omdat ze bereid zijn hulp aan te nemen en er ook om smeken dat hun hulp geboden wordt.
Dan kan dus het werk deze zielen te verlossen beginnen, zelfs als zij uit de diepte komen, want dan heeft de genade en liefde van JEZUS ook in de diepte gewerkt op enkele zielen. En deze zielen nu redding te brengen is een uitermate dankbare taak, waartoe u mensen onuitsprekelijk veel kunt bijdragen door bewuste voorspraak en het d.m.v. gedachten onderrichten van hen die bij u om hulp komen.
De arme zielen in het hiernamaals weten dat de mensen op aarde nog in het bezit zijn van levenskracht, die hun geheel ontbreekt. En daarom omringen zij deze mensen om kracht van hen te krijgen. Zij weten weliswaar niet in welke vorm die kracht tot hen komt, doch zij smeken de mensen om dat, wat hun ontbreekt, wat zij niet hebben - maar bij de mensen kunnen waarnemen.
Hun grote nood drijft hen steeds weer naar de mensen op de aarde toe, ofschoon zij vaak maar zwakke herinneringen hebben aan de kennis die zij op de aarde bezaten. Daarom is het onderrichten van deze zielen niet gemakkelijk omdat met hun zwak denkvermogen rekening gehouden moet worden, en hun naar de mate van hun schuld, hun staat van voltooiing, elke inzicht ontbreekt. Maar toch verlangen zij sterk naar opheldering, en ze zijn geduldige toehoorders als hun uitleg gegeven wordt.
Er is een grote nood in het rijk hierna, die echter door u mensen verzacht kan worden als u bereid bent hen te helpen, als deze zielen uw medelijden opwekken en uw wil wordt aangespoord te helpen. Want liefderijke gedachten van u ondervinden zij reeds als een merkbare toevoer van kracht. En zij zullen daarom een mens niet meer verlaten die hen op zo'n manier helpt, dat hij in liefde aan hen denkt en om hulp smeekt bij JEZUS CHRISTUS - voor deze arme zielen.
De goddelijke Verlosser is altijd bereid de zielen te helpen uit de diepte omhoog te komen, maar aan de wet van de liefde kan niet voorbij worden gegaan. En als de ziel zelf nog geen liefde kan opbrengen, neemt HIJ met de liefdevolle voorspraak genoegen en HIJ neemt deze aan als door de zielen zelf gedaan. En zij zullen door Zijn Liefde en Barmhartigheid verlossing vinden.
Oneindig veel kunnen de mensen bijdragen zielen uit de duisternis te redden. Zij smeken u er allen om en zodra zij u vragen, zodra zij zich in uw gedachten invoegen, weet u dat hun hulp ten deel kan vallen. Dat zij reeds in een toestand zijn aangeland waarin zij hulp willen hebben en nu ook de moeite van de kant der mensen niet meer tevergeefs is.
Help hen, red hen uit hun nood en draag zo bij tot verlossing van die zielen die op aarde verzuimd hebben aan hun vervolmaking te werken. Die daarom in het hiernamaals in grote nood zijn, waaruit echter alleen de liefde van de mensen hen kan helpen.
Amen
Traduttore