Gli uomini provocano la Mia Giustizia, perché continuano a peccare. Sono impazienti oltre ogni misura, non hanno nessun amore nel cuore, sono pieni di arroganza, pieni di brame sensuali, sono senza sensibilità per il prossimo, pieni di gelosia ed invidia ed a causa del loro disamore capaci delle peggiori azioni. E così peccano contro il Mio Comandamento dell’amore per il prossimo e contro Me Stesso, Che ho dato loro questo Comandamento. Ma chi infrange il Mio Comandamento dell’amore, perde il Mio Amore, si allontana da Me e s’indurisce sempre di più, finché lo accolgo di nuovo nel Giudizio, cioè finché si svolge nuovamente la nuova relegazione nella materia. Allora alla Mia Giustizia è fatta l’espiazione, ma l’uomo stesso si è giudicato, soltanto la Mia Legge dall’Eternità è alla base di questo procedimento, che con ragione potrebbe essere chiamato un castigo, se non rappresentasse contemporaneamente un efficace mezzo di educazione, quindi non lasciassi irradiare sempre di nuovo il Mio Amore sullo spirituale creato, quindi non è mai da considerare come Ira.
La Giustizia non esclude mai l’Amore, ma la Giustizia pretende anche l’espiazione, affinché il peccato stesso venga indebolito. Perché le Mie creature soffrono sotto il peccato e possono diminuire o sospendere questa sofferenza tramite una giusta espiazione. Un uomo peccatore quindi si trova nel Giudizio, cioè in uno stato legato che è di sofferenza. Deve prestare soddisfazione, viene costretto a fare ciò che non ha fatto liberamente come uomo, egli deve servire. L’uomo serve liberamente, se risveglia in sé l’amore.
I vezzi ed i vizi però respingono l’amore, ed egli cerca di dominare dove dovrebbe servire, ed il suo pensare ed agire è peccaminoso. E se ora non ci si può più attendere un cambiamento nello stato come uomo, viene messo in uno stato dove lo spirituale è costretto ad un’attività di servizio, per raggiungere di nuovo lo stato libero e che possa sostenere la prova della volontà nel servire libero. Questo cammino di sviluppo è soltanto la Mia Giustizia, ma non fondato nell’Ira, ma nell’Amore, e viene sempre determinato dall’uomo stesso nella libera volontà, in modo che egli stesso si precipita nel Giudizio, appena pecca contro il Comandamento dell’amore per Dio ed il prossimo.
Amen
TraduttoreDe mensen dagen Mijn Gerechtigheid uit, want ze zondigen aan een stuk door. Ze zijn buitengewoon onverdraagzaam, ze hebben geen liefde in hun hart, ze zijn zeer hoogmoedig, vervuld van zinnelijke begeerten, ze hebben geen medegevoel voor de naaste, zijn vol afgunst en nijd en door hun liefdeloosheid in staat tot de slechtste handelingen. En dus zondigen ze tegen Mijn gebod van de naastenliefde en tegen MIJ Zelf, DIE hun dit gebod heeft gegeven.
Maar wie tegen Mijn gebod van de liefde zondigt, raakt Mijn Liefde kwijt, hij verwijdert zich van MIJ en wordt steeds en steeds harder, tot IK hem weer onderwerp aan het gericht, d.w.z. zijn hernieuwde kluistering in de materie plaatsvindt. Dan is Mijn Gerechtigheid genoegdoening gegeven, maar de mens heeft over zichzelf recht gesproken, alleen ligt aan deze ontwikkelingsgang Mijn wet van eeuwigheid ten grondslag, die met recht een straf zou kunnen worden genoemd, wanneer ze niet tegelijkertijd een middel om op te voeden betekende, dus steeds weer Mijn Liefde voor het geschapen wezen door liet stralen, dus nooit als toorn is te beschouwen.
Gerechtigheid schakelt nooit de Liefde uit, maar Gerechtigheid eist ook genoegdoening, opdat de zonde zelf krachteloos wordt gemaakt. Want Mijn schepselen lijden onder de zonde en kunnen alleen door een passende boete dit lijden verminderen of opheffen. Een zondig mens bevindt zich dus in het gericht, d.w.z. in een gekluisterde toestand die vol is van lijden. Hij moet genoegdoening verschaffen, hij wordt gedwongen datgene te doen wat hij als mens niet vrijwillig heeft gedaan, hij moet dienen. De mens is vrijwillig dienstbaar als hij de liefde in zich opwekt. Maar zonden en slechte eigenschappen verdringen de liefde en hij tracht te heersen terwijl hij zou moeten dienen, en zijn denken en handelen is zondig.
En als er nu in het stadium als mens geen verandering meer is te verwachten, wordt hij in een toestand overgeplaatst waarin het geestelijke gedwongen is om dienend actief te zijn om weer de vrije toestand te bereiken en het de wilsproef van het dienstbaar zijn in vrijheid nog eens kan afleggen. Deze ontwikkelingsgang is van MIJ uit alleen maar gerechtigheid, evenwel niet op toorn, veeleer op de Liefde gebaseerd, en steeds door de mens zelf in vrije wil bepaald, zodat hij zichzelf in het gericht stort, zodra hij zondigt tegen het gebod van de liefde voor GOD en de naaste.
Amen
Traduttore