Voi siete proceduti dal Regno di Luce ed ora camminate nell’oscurità, e questo per la vostra propria colpa. Dio E’ la Luce dall’Eternità, e così Egli Era l’Origine, e ciò che prendeva da Lui la sua Origine, doveva nuovamente essere Luce, perché la Luce irradia e diffonde la Luce. E ciononostante ciò che è proceduto da Lui è sprofondato nell’oscurità, ha perduto la sua Forza luminosa, perché voleva fuggire alla Luce dall’Eternità, perché non voleva farsi nutrire dall’eterna Fonte dall’Eternità della Luce e perché riconosceva sé stesso come pieno di Luce e credeva di non aver bisogno dell’apporto di Luce, perché si credeva potente di fronte a Dio, quindi si è insuperbito. Non l’ignoranza ha indotto ciò che era colmo di Luce all’arroganza contro Dio, perché possedeva il più sublime sapere, ed appunto questo sapere, perché comprendeva tutto, era il motivo della sua arroganza, e perciò la sua arroganza era un peccato contro Dio della massima importanza, perché le creature cercavano di sminuire Dio il loro Creatore, l’Essere più sublime e più perfetto, perché non Lo riconoscevano più. Sono diventati peccatori e cadevano nell’oscurità, cioè in uno stato senza Luce, dove hanno perduto ogni conoscenza, ogni sapere. Dio ha ritirato la Sua Forza d’Amore dal creato, che voleva sfuggirGli, se gli ha tolto ciò che aveva causato il suo pensare arrogante, il sapere e con ciò la conoscenza di ciò che era e di ciò che doveva essere. Ma gli ha anche dato la possibilità di giungere di nuovo alla conoscenza e di ritornare nel suo stato Ur, perché non corrisponde al Suo Amore ed alla Sua Sapienza, di essere separato eternamente da ciò che è stato creato da Lui. Si può liberare dal grande peccato della caduta da Dio e con ciò di nuovo ritornare nello stato di Luce, ma deve rinunciare ad ogni arroganza, deve aspirare alla Vicinanza di Dio, deve di nuovo entrare nella Cerchia della Sua Luce e del Suo Amore e lasciarsi irradiare. Deve voler sfuggire all’oscurità e desiderare la Luce. Ma voi uomini che incorporate ciò che è caduto da Dio, camminate ancora nell’oscurità più profonda, perché la vostra volontà non aspira a Dio, e perciò non entrate nemmeno nella Sua Cerchia di Luce, e siete ancora molto lontani da Dio. Temete la Luce, e rimanete senza sapere, senza alcuna conoscenza. E ciononostante siete in grado di sospendere in breve tempo la lontananza da Dio, di superare il crepaccio, che voi stessi vi siete creato, perché Dio vi assiste in ogni modo con il Suo Amore e la Sua Grazia, per ricondurvi allo stato Ur, che avete volontariamente abbandonato. Ma dovete anche cercare di raggiungerlo di nuovo liberamente, non vi può essere restituito contro la vostra volontà, altrimenti rimarreste imperfetti per tutta l’Eternità. Ma se avete la volontà, di ritornare all’Origine della Luce, se tendete voi stessi alla Luce, allora vi sarà anche data, allora entrate nello stato della conoscenza, diventate sapienti, cioè riconquistate il sapere perduto, ed ora rinunciate ad ogni arroganza, vi avvicinate a Dio nell’amore umile, ed il Suo infinito Amore, che Egli non vi ha mai sottratto, vi accoglie di nuovo e vi guida verso la vostra destinazione d’un tempo, potete agire nella Pienezza di Luce e di Forza e diventerete inimmaginabilmente beati. Voi uomini sulla Terra, sfuggite all’oscurità, cercate la Luce, e dove splende un debole bagliore di Luce, là rivolgetevi ed entrate in questo bagliore e questo diventerà sempre più forte, finché siete irradiati dalla Luce più sublime. Prendete sul serio quest’Esclamazione, perché non vi sentirete mai bene nell’oscurità, perché dopo il vostro decesso la percepirete come indicibile tormento, e soltanto la Luce vi preparerà la beatitudine, ma allora sarà molto più difficile per voi di raggiungere la Luce. Perciò sfruttate il tempo terreno, aspirate alla conoscenza, tendete verso Dio, l’eterna Luce, e lasciatevi di nuovo trasportare da Lui nello stato della conoscenza, avvicinatevi di nuovo al Creatore e Padre dall’Eternità nell’amore nell’umiltà, ed Egli vi accoglierà e vi aiuterà alla beatitudine, che trovate soltanto nell’unificazione con la Luce dall’Eternità, dalla Quale una volta siete proceduti.
Amen
TraduttoreU bent voortgekomen uit het lichtrijk en wandelt nu in de duisternis, en dat door eigen schuld. God is het Licht van eeuwigheid en dus was Hij de Oorsprong. En wat van Hem afkomstig was moest weer licht zijn, want het licht straalt uit en verspreidt licht. En toch is wat van Hem afkomstig was in de duisternis gezonken. Het verloor zijn stralingskracht, omdat dit het oer-licht wilde ontvluchten, omdat het zich niet wilde laten spijzigen door de eeuwige Oerbron van licht en omdat het zichzelf zag als vol van licht en geen toevoer van licht nodig meende te hebben, omdat het zich tegenover God machtig waande, dus aanmatigend was.
Niet de onwetendheid gaf aanleiding aan het vol van licht zijnde om aanmatigend tegen God te zijn, want het had het hoogste weten, maar juist dit weten was, daar het alles omvattend was, aanleiding voor zijn aanmatiging. En daarom was zijn aanmatiging een zonde tegen God van de grootste betekenis, want de schepselen Gods trachtten hun Schepper, het hoogste en volmaaktste Wezen te kleineren. Want ze erkenden Hem niet meer. Ze werden zondig en vielen in de duisternis, dat wil zeggen in een toestand zonder licht waar hun elk inzicht, elk weten verloren ging.
God trok Zijn liefdeskracht terug van het geschapene dat Hem wilde ontvluchten. Hij ontnam het wat de reden was van zijn aanmatigend denken: het weten, en bijgevolg het inzicht wat het was en wat het moest zijn. Maar Hij gaf het ook de mogelijkheid weer tot inzicht te komen en in zijn oertoestand terug te keren, omdat het niet overeenstemt met Zijn liefde en wijsheid, van het door Hem geschapene voor eeuwig gescheiden te zijn. Het kan zich vrij maken van de grote zonde van de afval van God en daardoor ook weer terugkeren in de toestand van licht, maar dan moet het elke aanmatiging opgeven. Het moet de nabijheid van God nastreven. Het moet weer Zijn kring van licht en liefde binnengaan en zich laten doorstralen. Het moet de duisternis willen ontvluchten en licht begeren.
Maar u mensen die het van God afgevallene belichaamt, u gaat nog voort in de diepste duisternis. Want uw wil stuurt niet op God aan en daarom gaat u ook niet Zijn kring van licht binnen en u bent nog ver van God verwijderd. U schuwt het licht en u blijft zonder weten, zonder enig inzicht. En toch bent u in staat de afstand tot God in korte tijd op te heffen, een kloof te overbruggen die u zich zelf hebt geschapen, want God staat u op elke wijze bij met Zijn liefde en genade om u naar de oertoestand te leiden die u vrijwillig hebt verlaten. Maar u zult deze ook vrijwillig weer moeten trachten te bereiken. Hij kan u niet tegen uw wil worden teruggegeven, daar u anders onvolmaakt zou blijven tot in alle eeuwigheid.
Hebt u echter de wil om naar de Oorsprong van het licht terug te keren, streeft u zelf naar het licht, dan zult u daar ook in slagen. Dan bereikt u de toestand van het inzicht. U wordt wetend, dat wil zeggen: u verkrijgt het verloren weten terug en u geeft nu elke aanmatiging op. U komt dichter bij God in deemoedige liefde en Zijn oneindige liefde - die Hij u nooit heeft onthouden - neemt u weer aan en leidt u naar uw bestemming van weleer. U zult mogen werken in volheid van licht en kracht en u zult onvoorstelbaar gelukzalig zijn.
U mensen op aarde, ontvlucht de duisternis. Zoek het licht. Wend u naar waar een zwak lichtschijnsel is en stap in dat schijnsel, en het zal steeds sterker worden, tot u omstraald bent door het sterkste licht. Neem deze aanmoediging serieus, want nooit zult u zich in de duisternis goed voelen. Want na uw overlijden zult u ze als onuitsprekelijke kwelling voelen en alleen het licht zal u gelukzaligheid bereiden, maar dan zal het voor u heel wat moeilijker zijn het licht te bereiken.
Benut daarom de tijd op aarde. Streef naar inzicht, stuur op God aan, het eeuwige Licht, en laat u door Hem weer in de toestand van inzicht plaatsen. Nader in liefde en deemoed weer de Schepper en Vader van eeuwigheid, en Hij zal u aannemen en u helpen de gelukzaligheid te bereiken, die u alleen vindt in de vereniging met het Oer-licht waar u eens uit voortgekomen bent.
Amen
Traduttore