Nel Regno spirituale l’attività d’amore ha lo stesso effetto come sulla Terra, in aumentato apporto di forza, quindi anche progresso spirituale, perché ogni attività d’amore appiana la via verso Dio, e la Vicinanza di Dio è l’ultima meta di tutto l’essenziale. Perciò pure nel Regno spirituale viene predicato l’amore, cioè gli esseri di Luce fanno notare alle anime non redente, che soltanto l’amore porta loro la liberazione ed offrono loro anche tutte le occasioni, per poter svilupparsi nell’amore. Nessun’anima può svilupparsi diversamente verso l’Alto se non sulla via dell’amore, ma questo è molto più difficile nel Regno spirituale che sulla Terra, finché l’anima è ancora ignara, quindi non sta ancora nella conoscenza, perché allora la tocca soltanto la sua propria sorte, non vede la miseria delle altre anime, perché si trova ancora troppo nell’amor proprio, che ha causato il suo stato ignaro. Questo amor proprio la ostacola nell’attività dell’amore disinteressato, perché l’anima considera poi sé stessa come punto centrale, si sente infelice ingiustamente, perché il suo amor proprio le vela i suoi propri errori, mentre invece riconosce tutti gli errori delle altre e si sente superiore a queste. Quindi non può sentire nessun amore per il suo ambiente sofferente. Lei è dura ed insensibile e non prende parte con le altre anime e fino ad allora sentirà anche amaramente la sua miseria, che diminuisce solamente quando divampa in lei l’amore e la stimola all’attività d’amore. Sovente passa un tempo infinitamente lungo, finché l’anima diventa morbida e per propria spinta è pronta ad aiutare. Non può essere stimolata diversamente all’attività d’amore che tramite l’ammaestramento da parte degli esseri di Luce, perché nella totale libera volontà deve decidersi alla disponibilità d’aiutare, deve retrocedere il suo amore dell’io, non badare alla sua propria miseria e cercare di lenire la miseria delle anime sofferenti, allora il suo stato inerme finora sperimenterà un cambiamento, l’anima sentirà l’apporto di Forza e sarà sempre più capace di aiutare e di agire nell’amore. Ora il suo stato diventa sempre più libero ed ora riconosce, che intorno a lei si fa sempre più chiaro, è capace di vedere delle cose che la rendono felice, il suo sapere aumenta e la sua volontà di giungere a Dio è sempre più forte. Così anche il suo agire nell’amore diventa sempre più fervente, perché riconosce il potere e la forza dell’amore, riconosce la sua meta e tende incontro a questa, cerca di arrivare vicino a Dio e di redimersi tramite l’amore.
Amen
TraduttoreIn het geestelijke rijk heeft het in liefde werkzaam zijn precies dezelfde uitwerking als op aarde: een vergrote toevoer van kracht, dus ook geestelijke vooruitgang, want elk in liefde werkzaam zijn effent de weg naar God en het dicht bij God zijn is het laatste doel van alle wezens. In het geestelijke rijk wordt daarom de liefde eveneens gepreekt, dat wil zeggen de lichtwezens maken de onverloste zielen erop opmerkzaam, dat alleen de liefde hen bevrijding brengt en ze geven hen ook alle gelegenheid, om zich in liefde te kunnen ontplooien. Anders dan op de weg van de liefde kan geen ziel zich positief ontwikkelen, maar dit is in het geestelijke rijk heel wat moeilijker dan op aarde, zolang de ziel nog onwetend is, dus nog geen inzicht heeft. Want dan raakt haar alleen haar eigen lot, ze ziet de nood van andere zielen niet, omdat ze nog te zeer in de eigenliefde vastzit, die de schuld is van haar onwetende toestand.
En deze eigenliefde verhindert haar om onbaatzuchtig in liefde te werken, want de ziel beschouwt dan zichzelf als middelpunt. Ze voelt zich ongelukkig en wel ten onrechte, want haar eigenliefde verhult haar eigen fouten, terwijl ze alle fouten van de andere zielen inziet en zich boven dezen verheven voelt. En dus kan ze geen liefde voelen voor al die zielen om haar heen. Ze is hard en gevoelloos en toont geen belangstelling voor de andere zielen. En zolang zal zij ook haar nood bitter voelen, die alleen maar kleiner wordt, als in haar de liefde ontvlamt en haar aanzet om werkzaam te zijn in liefde. En vaak gaat er een eindeloos lange tijd voorbij, tot de ziel gevoelig wordt en uit eigen aandrang bereid is om te helpen.
En toch kan ze niet anders, dan door onderrichting van de kant van de lichtwezens worden aangespoord om te werken in liefde, want ze moet in volledig vrije wil besluiten hulp te willen bieden. Ze moet haar eigenliefde opzij zetten, haar eigen nood buiten beschouwing laten en proberen de nood van de eveneens lijdende zielen te verzachten. Dan zal haar tot nu toe krachteloze toestand een verandering ondergaan. De ziel zal de toevoer van kracht bemerken en steeds beter in staat zijn te helpen en te werken in liefde. Haar toestand wordt nu steeds vrijer en ze beseft nu, dat het steeds lichter wordt om haar heen. Ze is in staat dingen te zien, die haar gelukkig maken. Haar weten wordt groter en haar wil om bij God te komen steeds sterker. En dus wordt ook haar werkzaam zijn in liefde steeds ijveriger, want ze beseft de macht en de kracht van de liefde. Ze ziet haar doel in en stuurt hier op aan. Ze probeert in de nabijheid van God te geraken en zich door de liefde te verlossen.
Amen
Traduttore