• Indietro

Il voler coscientemente servire Dio

Il cosciente voler servire Dio è una aperta ammissione della sottomissione della volontà a Dio. Chi vuole servire riconosce un Signore al di sopra di sé, al Quale si sottomette volontariamente. E se l’uomo vuole servire Dio, si è liberato dal dominio di colui che combatte contro Dio e con ciò tutto quello che è bene. La volontà per Dio è decisiva e l’uomo desidera evidentemente Dio, quando Gli si offre in servizio. Ma chi aspira a Dio, Egli Stesso gli viene incontro perché Si fa trovare da ognuno che Lo cerca. Egli Si dà ad ognuno che Lo desidera. E con ciò è spezzato l’incantesimo che Dio ha una volta emesso sull’essere, perché Gli è diventato infedele, l’essere diventa libero appena vuole servire. Ha sostenuto la prova della vita terrena, anche se deve ancora combattere finché dimora sulla Terra, ma la lotta non è senza speranza, deve inevitabilmente riportare la vittoria, la totale libertà spirituale al decesso dal mondo terreno. Di conseguenza la volontà di servire significa liberazione, perché quando l’uomo vuole servire Dio, si dichiara pronto ad aiutare il prossimo. Questo è il servizio che Dio esige dagli uomini, che collaborino nella Redenzione dello spirituale immaturo, cioè che cerchino di liberare pure il prossimo dal potere di colui che è colpevole della sua relegazione. Tutto lo spirituale non libero, relegato, sta ancora nella volontà contro Dio e deve cambiare questa volontà. Sovente non lo può con la propria forza, cioè dimentica di chiedere per questo la Forza da Dio. Allora lo deve aiutare il prossimo, mentre cerca di presentargli l’Amore e la Benignità di Dio, di annunciargli la Sua Volontà e cerca di indurlo ad unirsi con Dio e di invocarLo per Forza e Grazia. Allora serve nell’amore il prossimo e serve coscientemente Dio con questa disponibilità di essere attivo in modo salvifico sulla Terra. Ora esegue un lavoro già sulla Terra che gli procura una ricompensa celeste, perché sta nella Grazia di Dio, ma la Grazia di Dio è: Forza in tutto ciò che inizia, perché si trova nella cerchia della Corrente dell’Amore divino che gli trasmette costantemente questa Forza. Con ciò non sarà il ricevente di Forza colui che vuole dominare, ma colui che vuole servire. Colui che si abbassa profondamente dinanzi a Dio verrà provveduto in modo ultraricco. Colui che vuole servire, potrà dominare, perché la Corrente della Forza da Dio lo rende capace per un’attività che gli procura la massima soddisfazione. E’ immensamente ricco nel patrimonio spirituale e lo distribuisce a tutti coloro che languono. Ha dato a Dio la sua volontà ed ora Dio Stesso lo determina all’attività d’insegnante, rende l’uomo saggio e quindi gli dà la Luce. E la Luce domina l’oscurità. Chi dà a Dio la sua volontà ha rinunciato alla sua resistenza di una volta. Ed ora Dio lo può provvedere con il patrimonio spirituale che ha consistenza in tutta l’Eternità.

Amen

Het bewuste God willen dienen

Het bewuste God willen dienen is een openlijke toegeving van de onderwerping van de wil aan God. Wie dienen wil, erkent een meester boven zich, aan wie hij zich vrijwillig onderwerpt. En als de mens God wil dienen, dan heeft hij zich vrij gemaakt van het gezag van degene, die tegen God strijdt en zodoende tegen alles, wat goed is. De wil ten opzichte van God is doorslaggevend en de mens verlangt duidelijk naar God, als hij zich aan Hem ten dienste aanbiedt.

Maar God komt ook diegene tegemoet, die naar God streeft, want Hij laat Zich vinden door iedereen, die Hem zoekt. Hij geeft Zich aan iedereen, die naar Hem verlangt. En hiermee wordt de ban gebroken, die God het wezen eens opgelegd heeft, omdat het afvallig van Hem werd. Het wezen komt vrij, zodra het dienen wil. Het heeft de levensproef op aarde doorstaan, ofschoon het nog strijden moet, zolang het op aarde verblijft. Maar de strijd is niet uitzichtloos. Het moet hem onvermijdelijk de zege opleveren: volledige geestelijke vrijheid bij het verscheiden van de aardse wereld.

Bijgevolg betekent de wil tot dienen verlossing, want zodra de mens God wil dienen, verklaart hij zich bereid om de medemensen te helpen. Dit is de dienst, die God van de mensen verlangt: dat ze meehelpen aan de verlossing van het onrijpe. Dat wil zeggen dat ze de medemensen eveneens proberen vrij te maken uit de macht van degene, die de oorzaak is van hun ban.

De wil van al wat onvrij, gebonden is, is nog tegen God gericht en deze wil moet veranderen. Vaak is het hier niet uit eigen kracht toe in staat. Dat wil zeggen dat het verzuimt om God de kracht daarvoor te vragen. Dan moet de medemens hem hierbij behulpzaam zijn, doordat hij hem de liefde en goedheid van God probeert bekend te maken. Hem Zijn wil bekendmaakt en hem ertoe probeert te brengen om zich met God te verbinden en zich tot Hem te wenden om kracht en genade.

Hij dient de medemensen dan in liefde en hij dient God bewust met deze bereidwilligheid om verlossend werkzaam te zijn op aarde. Hij voert nu al op aarde een werk uit, dat hem hemels loon oplevert, want hij staat in de genade van God. En de genade van God is kracht in alles, wat hij onderneemt, want hij bevindt zich in de stroomkring van de goddelijke liefde, die hem voortdurend deze kracht geeft. Zodoende zal niet degene die wil heersen de ontvanger van kracht zijn, maar degene, die wil dienen.

Wat zich diep vernedert voor God, zal overvloedig bedacht worden. Wie dienen wil, zal mogen heersen, wat de krachtstroom uit God maakt hem bekwaam voor een werkzaamheid, die hem de grootste tevredenheid oplevert. Hij is onmetelijk rijk aan geestelijke goederen en hij deelt alles uit aan degenen die gebrek lijden. Hij gaf zijn wil aan God en nu wijst God hem aan om onderwijzend werkzaam te zijn. Hij maakt de mens wijs en geeft hem dus licht. En het licht heerst over de duisternis. Wie zijn wil aan God overgeeft, die heeft zijn vroegere verzet opgegeven en God kan hem nu met geestelijke goederen bedenken, die voortbestaan tot in alle eeuwigheid.

Amen