Gli uomini che non si adoperano per nessuna umiltà interiore, rimarranno davvero indietro nel loro sviluppo spirituale, perché allora manca loro la Grazia e senza questa la loro volontà per l’Altura è troppo debole, perché allora il loro essere è ancora arrogante e rivolta all’avversario di Dio. Chi manca dell’umiltà interiore, non accetterà mai nemmeno un Insegnamento divino, quando gli viene trasmesso tramite dei prossimi, perché il suo spirito arrogante si ribella contro questo tramite l’influenza dell’avversario. Gli Insegnamenti divini rafforzano la Forza per la resistenza, appena viene accettato volontariamente. Di conseguenza la forza di resistenza di quell’uomo sarà solo scarsa. In lui c’è ancora troppo dello spirito che dev’essere superato, l’uomo ha ancora troppe manchevolezze che contrassegnano la sua imperfezione. Non sarà nemmeno mansueto e paziente, finché non si vuole piegare davanti a Colui, al Quale deve tendere per avvicinarsi, perché Dio non può unirSi con un essere che porta ancora in sé lo spirito arrogante del suo genitore. L’uomo deve condurre una costante lotta con lo spirito arrogante in sé, deve educarsi all’umiltà attraverso il servire, deve fortificare la sua volontà a fare ciò che gli sembra ineseguibile, piegarsi e di servire dove vorrebbe dominare. Deve prendersi un esempio nel suo divino Redentore, la cui Vita era un unico Servire nell’Amore, un Servire nella più profonda Umiltà verso i Suoi prossimo. Se l’uomo si sforza a stare nella successione di Gesù, allora eserciterà anche l’umiltà interiore, combatterà contro ogni arroganza, chiederà per questo ininterrottamente la Grazia di Dio e gli giungerà la Forza per eseguire il suo intento, servirà e con ciò si svilupperà verso l’Alto.
Amen
TraduttoreDe mensen blijven achter in hun geestelijke ontwikkeling, als ze niet naar innerlijke deemoed streven, want het ontbreekt hen dan aan genade en zonder genade is hun wil om opwaarts te gaan, verzwakt. Want dan is hun wezen nog arrogant en de tegenstander van God nog toegedaan. Degene die het aan innerlijke deemoed ontbreekt, zal ook zelden een goddelijke leer accepteren, als deze hem door de medemensen gegeven wordt, want zijn arrogante geest verzet zich hiertegen door de invloed van de tegenstander. En goddelijke leringen doen de kracht om tegenstand te bieden toenemen, zodra deze bereidwillig aanvaard worden.
Bijgevolg is het vermogen om tegenstand te bieden van deze mensen maar gering. Er is nog te veel van de geest, die overwonnen moet worden, in hem. De mens heeft nog te veel gebreken, die zijn onvolmaaktheid kenmerken. Hij zal ook niet zachtaardig en geduldig zijn, zolang hij zich niet wil buigen voor Degene, Wiens toenadering hij na moet streven. Want God kan zich niet verbinden met een wezen, dat nog de arrogante geest van zijn verwekker in zich draagt. De mens moet een voortdurende strijd voeren met deze arrogante geest in zich. Hij moet zich door dienen tot deemoed opvoeden. Hij moet zijn wil sterker maken om dat te doen, wat hem onuitvoerbaar lijkt: zich buigen en dienen, waar hij zou willen heersen.
Hij moet een voorbeeld nemen aan zijn goddelijke Verlosser, Wiens leven enkel een dienen in liefde was. Een dienen in de diepste deemoed tegenover zijn medemensen. Als de mens zijn best doet om Jezus na te volgen, dan zal hij ook de innerlijke deemoed oefenen. Hij zal elke arrogantie bestrijden. Hij zal onophoudelijk hiervoor om de genade van God vragen en de kracht om zijn voornemen uit te voeren, zal hem toegestuurd worden. Hij zal dienen en zich daardoor opwaarts ontwikkelen.
Amen
Traduttore