Una sempre continua trasformazione della forma esteriore ha per conseguenza la maturazione dello spirituale in essa. Allora il cambiamento è voluto da Dio, quando rende possibile questa maturazione, cioè quando dà allo spirituale la possibilità di servire. Ma attraverso la volontà umana può sorgere una forma esteriore che non ha da adempiere nessuno scopo, che è poi semplicemente un cambiamento della forma, ma non dà nessuna possibilità allo spirituale di servire, cosa che per questo significa un arresto del suo sviluppo e perciò è comprensibilmente tormentoso. Tali creazioni serviranno sempre all’uomo soltanto come piacevole da vedere, cioè soddisfanno i suoi sensi e servono solamente ad attizzare la bramosia nel cuore umano e sarà pure d’impedimento per lo sviluppo verso l’Alto dell’uomo. La distruzione di tali forme allo scopo della trasformazione per cose utili è sempre voluta da Dio, perché è la liberazione dello spirituale dalla situazione tormentosa. Ma tali oggetti vengono a volto tenuti lontani da ogni distruzione attraverso la volontà umana, finché l’uomo gioisce del suo possesso. Solo quando disprezza l’oggetto, quindi non sente più nessuna gioia del cuore del suo possesso, l’influenza dannosa sullo spirituale ivi contenuto è inefficace. Allora anche l’uomo non farà nulla per impedire la distruzione, cioè di operare la sua trasformazione per qualcosa di utile. Degli oggetti che non adempiono nessun altro scopo che quello della gioia dei sensi e della carne, sono sorti sotto l’influenza del maligno, perché per costui sono dei mezzi benvenuti per impedire lo sviluppo verso l’Alto dell’uomo. Se contemporaneamente adempiono uno scopo, allora questo significa un minimo vantaggio per lo spirituale che vi si cela. Ogni trasformazione di una forma esteriore in cose che sono utili, fornisce allo spirituale una maggior possibilità di servire, quindi per maturare e perciò corrisponderà sempre alla Volontà divina.
Amen
TraduttoreEen voortdurende omvorming van de uiterlijke vorm heeft een uitrijpen van het geestelijke tot gevolg. De verandering is dus dan door God gewild, wanneer ze dit uitrijpen mogelijk maakt. Dat wil zeggen het geestelijke de gelegenheid geeft om te dienen. Er kan ook door menselijke wil een uiterlijke vorm ontstaan, die geen werkelijk doel te vervullen heeft. Die dan dus enkel en alleen een vormverandering is, maar die het geestelijke niet de mogelijkheid tot dienen geeft, wat voor het geestelijke een stilstand in zijn ontwikkeling betekent en daarom begrijpelijkerwijs kwellend is.
Zulke scheppingen zullen steeds alleen maar de mens tot streling van het oog dienen, dus zijn zintuigen tevredenstellen en er alleen maar geschikt voor zijn om het verlangen in het menselijke hart te ontsteken en zal voor de opwaartse ontwikkeling van de ziel van de mens eveneens hinderlijk zijn. De verwoesting van zulke vormen met als doel de omvorming naar nuttige voorwerpen is steeds door God gewild, want ze is een bevrijding van het geestelijke uit een kwellende toestand.
Maar zulke voorwerpen worden soms door menselijk willen weggehouden van elke verwoesting, zolang de mens zich in zijn bezit verheugt. Pas wanneer hij het voorwerp veracht, dus geen enkele vreugde over zijn bezit in het hart voelt, is de schadelijke invloed van het geestelijke daarin ineffectief. En dan zal de mens er ook geen bezwaar tegen hebben om het te vernietigen. Dat wil zeggen het om te vormen tot iets, wat nuttig is.
Voorwerpen, die geen ander doel hebben dan de zinnelijke en vleselijke lusten, zijn onder invloed van het kwaad ontstaan, omdat ze voor deze een welkom middel zijn om de geestelijke opwaartse ontwikkeling van de mens te verhinderen. Als ze tegelijkertijd een doel hebben, dan betekent dit een klein voordeel voor het zich hierin bevindend geestelijke. Elke omvorming van een uiterlijke vorm tot voorwerpen die nodig zijn, geeft het geestelijke een grotere mogelijkheid tot dienen, dus tot uitrijpen en zal daarom altijd met de goddelijke wil overeenstemmen.
Amen
Traduttore