Gli uomini sentiranno le Benedizioni di una profonda fede, quando sono in grande miseria. Quando sono senza aiuto terrenamente e si rivolgono nella fiducia alla Divinità, allora la loro fede soltanto è l’àncora, che significa la più sicura salvezza, e l’uomo non sa fin dove lui stesso è motivo che gli vengono esaudite le richieste d’aiuto, perché la mancanza di fede mette a rischio l’esaudimento della sua preghiera, mentre una ferma fede irremovibile è in sé stessa già l’esaudimento, perché coloro che credono nel Signore, sono i Suoi veri figli, ai quali il Padre non nega nulla e con ciò dà Ascolto alle loro richieste corporee e spirituali. Un credente figlio terreno non porrà mai avanti la sua propria volontà, ma si sottometterà in tutte le richieste e suppliche alla Volontà divina ed accetterà tutto rassegnato dalla Mano del Padre. Ed il Signore ricompensa la loro fede e non li abbandona inermi nella miseria e nel bisogno. E d’ora l’uomo è anche in grado di misurare che appunto l’assenza di fede procura la miseria terrena in modo sempre più percettibile, comprenderà che l’apparente durezza e disamore della Divinità, che è quindi anche motivo che l’uomo sovente rifiuta in genere la Divinità, è stata congiurata dall’umanità stessa, che il Dio dell’Amore non più esaudire la preghiera di coloro, che non chiedono profondamente credenti, ma esigono solo come tentativo, che venga tenuto conto dei loro desideri. Questo sarebbe un pericolo per l’uomo, perché promuoverebbe sempre soltanto l’arroganza, l’assenza di fede ed il pensare puramente materiale, invece di diminuirlo, e nel rapporto spirituale agirebbe solo da rovina; e se l’uomo non riconosce la Forza della fede e non la sente su sé stesso, allora gli rimane anche irrisolta la questione spirituale, perché comprende solo quando crede. I risultati spirituali non sono documentabili terrenamente, e soltanto la profonda fede può colmare le lacune, che l’intelletto umano lascia aperte, e nella profonda fede si trova unicamente anche il potere, di diventare saggio al di là del sapere umano. Ogni pensiero, di cui è alla base la profonda fede, è il patrimonio spirituale accolto e come tale l’indiscussa Verità, e se l’uomo porta quindi la fede anche a quel vigore, che non può essere scosso da nulla, gli giungono continuamente i pensieri, che non sono altro che Forza spirituale trasmessa a lui, che nel figlio terreno porta allo sviluppo straordinarie facoltà e quindi la fede è l’unica causa, quando l’uomo supera i più impensabili ostacoli e li può dominare, perché sostiene la lotta con l’aiuto della Forza spirituale, che il Padre nel Cielo fa giungere al Suo figlio terreno, perché costui crede pienamente fidente in Lui. E quindi ogni preghiera che proviene dal più profondo del cuore e viene mandata al Padre senza dubbio, è immensamente benefica, perché appunto allora l’uomo sta nella profondissima fede e riceve le Benedizioni in misura illimitata per una tale fede.
Amen
TraduttoreDe zegeningen van een diep geloof zullen de mensen gewaarworden als ze in grote nood verkeren. Wanneer ze aards zonder hulp zijn en zich in vertrouwen tot de goddelijkheid wenden, dan is alleen hun geloof het anker, die het betrouwbaarst redding belooft. En zo weet de mens niet in hoeverre hij er vaak zelf de reden van is, dat zijn verzoek om hulp ingewilligd wordt. Want het ontbrekende geloof brengt de vervulling van zijn gebed in gevaar. Terwijl een vast en onwrikbaar geloof al de vervulling in zichzelf is. Want degenen, die in de Heer geloven, zijn Zijn ware kinderen, die de Vader niets onthoudt en dus lichamelijk en geestelijk aan hun verzoeken gehoor schenkt.
Een gelovig mensenkind zal ook nooit zijn eigen wil voorop zetten, maar zich bij alle verzoeken en smeken aan de goddelijke wil onderwerpen en dankbaar en gelaten alles uit de hand van de Vader in ontvangst nemen. En de Heer beloont hen om hun geloof en laat hen in de nood en ellende niet verlaten en hulpeloos achter.
En nu is de mens ook in staat om te begrijpen, dat juist het ongeloof steeds meer waarneembaar leidt tot de aardse nood. Hij zal begrijpen, dat de schijnbare hardvochtigheid en liefdeloosheid van de Godheid, die er dus ook de aanleiding van zijn, dat de mens de Godheid vaak helemaal afwijst, door de mensen zelf veroorzaakt is. Dat de God van de liefde het gebed van degene, die niet diep gelovig bidt, maar slechts bij wijze van proef vraagt, dat met zijn wensen rekening gehouden wordt, niet verhoren kan. Dit zou een gevaar voor de mens zijn, want het zou steeds slechts de verwaandheid, het ongeloof en het zuiver materialistische denken bevorderen, in plaats van te verminderen en in geestelijk opzicht slechts een bedervende uitwerking hebben. En als de mens de kracht van het geloof niet beseft en bij zichzelf gewaarwordt, blijven de geestelijke vragen voor hem onopgelost, want hij begrijpt het pas als hij gelooft.
De geestelijke resultaten zijn aards niet te bewijzen en alleen het diepe geloof kan de leemte opvullen, die het menselijke verstand open laat. En alleen in diep geloof ligt ook de kracht om voorbij de menselijke kennis wijs te worden. Elke gedachte, die aan het diepe geloof te gronde ligt, is opgenomen geestelijk goed en als zodanig onloochenbare waarheid. En als het geloof de mens tot die sterkte brengt, dat hij door niets aan het wankelen gebracht kan worden, komen hem onophoudelijk gedachten toe, die niets anders zijn dan aan hem overgedragen geestelijke kracht, die in het dus gelovige mensenkind buitengewone bekwaamheden tot ontplooiing laat komen. En is dus alleen het geloof er de oorzaak van, als de mens de meeste ondenkbare hindernissen overwint en ze dus meester kan worden, want hij doorstaat de strijd met hulp van de geestelijke kracht, die de Vader in de hemel aan Zijn mensenkind laat toekomen, omdat het Hem in volledig geloof vertrouwt.
En dus is elk gebed, dat uit het diepste van het hart komt en zonder twijfel naar de Vader omhoog gestuurd wordt, buitengewoon zegenrijk, omdat de mens juist dan in het diepste geloof staat en de zegeningen van zo’n geloof hem in onbeperkte mate ten deel vallen.
Amen
Traduttore